Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De kleine bedelaar.

Gelijk een razende, die woest de ijzeren traliën schudt zijner gevangenis, gierde een snijdende, koude Decemwind over de daken en woningen der stad Leipzig en snijdend joeg de sneeuw door de verlaten straten. Het was diep in den nacht.

Bij het bleeke licht van een lantaarn tegenover het café Felsche, aan den hoek der markt, zat een knaap van ongeveer 12 à 13 jaren. De teringachtige en bleeke wezenstrekken schenen in tegenspraak met de engelachtige onschuld en hemelsche vergenoegdheid van het arme, slapende kind. Hoe ongelukkig en verlaten ook, hij had een zoeten droom, de arme jongen. Ver boven de sterre zag hij zijn overleden vader weêr; frisch en gezond zat daar zijne moeder, die hij 's avonds had verlaten om haar op haar ziekbed eenig voedsel te kunnen verschaffen; twee knapen als hij droegen hem op hunne vleugelen; zij schitterden van diamanten en spraken zoo vriendelijke woorden tot hem als hij van de rijke menschen nooit had vernomen en God zelf op zijn troon zegende den korf met brood, dien hij voor zijne stervende moeder had gebedeld.

Koesterend als in de stralen der lentezon baadde zich de arme jongen in deze hemelsche vreugde, en voelde de snerpende koude niet, die zijn uitgehongerd lichaam doorsneed, noch de lijdenssmarten zijner stervende moeder. Tusschen de vleugelen der engelen voelde hij zich beschermd tegen de koude verwijten der menschen en de straffen en bedreigingen der onmenschelijke instellingen, die, wreeder dan de woeste natuur, de om een weinig broods bedelende armoede vervolgen en zoo dikwijls tot misdrijf vervoeren. De arme jongen droomde te zoet, om de ruwe hand des policiedienaars te voelen, die hem onder vloeken en schelden trachtte wakker te schudden.

‘Straatbengel, wie geeft u 't recht hier te liggen? Weet ge niet, dat er geen landloopers en armen mogen zijn?’ waren de meedoogenlooze woorden, waarmede de woestaard den armen jongen herhaaldelijk te ver-

[pagina 268]
[p. 268]

geefs uit zijnen slaap trachtte te wekken. Doch de knaap hoorde zijne ruwe verwijten evenmin, als de weelderige tonen der dartele muziek, die uit de naburige koffiehuizen den spot met zijn armoede schenen te drijven. Eindelijk scheen de onschuldige lach op zijn gelaat zelfs voor een oogenblik het hart van den nachtwacht tot medelijden te stemmen.

‘Ougelukkig; dier!’ zegde hij op minzamer doch steeds ruwen toon, ‘Ga naar je vader en moeder!’



illustratie
DE KRUISDRAGING VAN RAPHAEL.


Het woord ‘moeder’ deed den armen kleine ontwaken. Het zou zijne laatste beproeving zijn.

‘Moeder’ lispelde de kleine zacht, terwijl hij de oogen ten hemel sloeg, ‘moeder is daar boven, ziet gij ze niets?’

‘Kom geen malle kuren! Ik zie niets als sneeuw en ik wou, dát ik jou ook niet gezien had. Er valt toch niets aan je te verdienen. - Maar wat gestolen waar draagt gij daar in dien korf?’

‘Niets! - Als ik gestolen had, zou ik niet bij moeder komen. - Ik nam het korfje mede, om brood voor mijne moeder te verdienen. Ik vroeg in gindsch koffiehuis, of ik eens voor een cent mocht dansen.

[pagina 269]
[p. 269]


illustratie
DE KLEINE BEDELAAR.


[pagina 270]
[p. 270]

Doch er was een hond, die kunsten maakte. Zij gaven het dier brood en vleesch te eten, wierpen mij de deur uit en zeiden, dat ik maar later moest komen dansen. Doch ik ga er niet heen, want daar boven is het ook feest, en moeder heeft gezegd, dat wij het daar goed zullen hebben. Ziet! hoe ze mij roept, mijne goede moeder!’

Bij deze woorden sloot de knaap weder het onschuldige oog en verviel roerloos in zijne vorige zoete sluimering.

‘Kleine gek, verbeeld u niet, dat ik u de eer zal aandoen u van nacht in zoo 'n duivelsweêr naar de gevangenis te dragen, daar is het morgen ook nog tijd voor’, zeide de nachtwacht spottend en vervolgde onbarmhartig zijn weg.

Den volgenden morgen werd op 't bureau van policie aangifte gedaan dat er 's nachts op een zolderkamertje in de Peterstrasze no. 17 eene zieke vrouw van honger en gebrek was omgekomen, terwijl men 's morgens haar kind verkleumd van koude levenloos op de bank, tegenover het café Felsche had gevonden. De droom van den armen knaap was werkelijkheid geweest.

Armen en verlatenen! Wat bleef u over op de wereld, zoo uwe hoop op een beter leven geen wezenlijkheid was!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken