Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Mgr. Lubienski.

Reeds eenmaal hebben wij op bladzijde 414 van den vorigen jaargang gesproken over Mgr. Lubienski, bisschop van Augustowo of Sejny, wiens ballingschap en dood een brandmerk te meer zijn geweest voor het russisch despotisme in zijne wreedaardige vervolging tegenover de Kerk van Polen. Door een hooggeacht vriend werd ons eene levensschets, van den grootmoedigen martelaar ter hand gesteld, uit de pen van een zijner naaste bloedverwanten gevloeid, naar aanleiding van persoonlijke ondervinding in den omgang met den hoogwaardigen bisschop. Hierdoor zien wij ons in staat gesteld om nogmaals en uitvoeriger op het leven en den marteldood van den doorluchtigen kerkvoogd terug te komen. Met oprechten dank voor de welwillende toezending, laten wij hier deze levensbeschrijving volgen die zooveel licht werpt op eene gebeurtenis welke door hare uitvoerders bestemd was om in den eeuwigen nacht der vergetelheid begraven te blijven.

Graaf Constantinus Ireneus Lubienski werd den 19en Februari 1825 te Warschau geboren. Na den dood zijner moeder, die hij reeds in zijn 10e jaar verloor, werd zijne eerste opvoeding aan een huisonderwijzer toevertrouwd, tot dat hij zijne latijnsche studiën onder de leiding der Paters Jezuïeten te Friburg in Zwitserland ging beginnen. Na de voltooiing dezer voorbereidende studiën gevoelde hij nog geene neiging tot den geestelijken staat; hij begaf zich dus naar de Universiteit van Berlijn, en knoopte daar innige vriendschap aan met den jeugdigen Kosmian, later Mgr. Kosmian, bisschop van Posen.

Aan een vurige inborst, aan een levendigen en schranderen geest, aan een gevoelvol en edelmoedig hart paarde de jeugdige Constantijn eene werkdadigheid, welke geheel en al overeenkwam met de grootsche, veel omvattende plannen, die hij durfde vormen en ook uitvoeren. Voeg bij deze hoedanigheden eene wijze voorzichtigheid met een beminnelijken eenvoud vereenigd, en gij kunt u een juist denkbeeld vormen van het karakter des jongelings, voor wien eene zoo verheven, maar ook zoo bezwaarlijke toekomst was weggelegd. Voor den opmerkzamen waarnenemer ontkiemden toen reeds in hem die schitterende hoedanigheden, die hem eenmaal, en dat wel op 37jarigen leeftijd, zouden bekwaam doen zijn om in het moeilijkste tijdvak, dat Polen ooit beleefde, aan het hoofd eener vervolgde kerk geplaatst te worden. In zijn vaderland weergekeerd was hij het voorwerp der achting en vereering van allen, zoowel van hen met wie hij in de hoogste kringen van den poolschen adel verkeerde, als van zijne minderen in rang en stand.

Spoedig nogtans verliet hij Polen weêr daar zijn vader hem naar de omstreken van Maagdeburg zond om de landbouwkunde te gaan bestudeeren. Hier, te midden van andersdenkenden, te midden en in gestadigen omgang met eene luthersche bevolking, leerde hij beter dan ooit het onschatbare geluk waardeeren een kind der Katholieke Kerk te zijn, en hier ook was het dat zich in hem de eerste neiging tot den geestelijken staat openbaarde. Hij besloot dan onder de geestelijke leiding van den E.P. Beckx, thans generaal der Societeit van Jezus, zich aan den geestelijken stand toe te wijden, en dit deed hij met al den ijver, al de wilskracht en standvastigheid, waartoe hij in staat was.

Tegen het jaar 1845 keerde hij naar Warschau terug om weldra zijne theologische studiën te gaan beginnen; eerst volgde hij de lessen der theologie in het Seminarie van Kielce, later in dat van Warschau. In het jaar 1849 werd hij priester gewijd en spoedig tot kapelaan benoemd te Witkiski. Hier kon de jeugdige priester alle tijdelijke voorrechten genieten, waarnaar de mensch gemeenlijk zoo zeer verlangt. Witkiski is een dorp op korten afstand van Warschau en de bakermat der Lubienski's; als kapelaan was de jeugdige priester slechts afhankelijk van zijn oom Mgr. Thaddeus Lubienski, daarenboven had hij eene prachtige kerk, een uitgestrekten tuin en een schoon huis. Maar niets van dat alles kon zijn hart bekoren; hij wilde zielen winnen, in de overtuiging dat hij niet voor zich zelven, maar voor het heil van zijnen evennaaste, priester was gewijd.

Eenige maanden slechts was hij te Witkiski werkzaam; want toen reeds maakte hij gretig gebruik van eene gelegenheid, die wel zijn ouderlievend hart pijnlijk moest treffen, maar die tevens voor zijn blakenden ijver om zielen zalig te maken welkom was. Zijn vader, dien hij met teedere liefde beminde, werd naar Koursk, in het binnenland van Rusland verbannen, en dit was de gelegenheid hem door de Voorzienigheid voorbehouden om zijne apostolische loopbaan in te treden. Door dit dubbel prijzenswaardig doel, de liefde jegens zijn vervolgden vader en de zucht om zielen te winnen, geleid, kwam hij kort na zijn vader in gezelschap van een getrouwen dienstbode te Koursk aan, waar zijn eerste werk was eene kapel te openen om er de heilige diensten te verrichten voor de gebannen Polen, die zich daar bevonden en voor de Schismatieken, die hij hoopte te bekeeren. In korten tijd zag hij rondom zich eene kleine gemeente vergaderd van ballingen en bekeerlingen, voor welke hij langs geheimen weg van Rome eene menigte geestelijke voorrechten en gunsten wist te bekomen. Sedert ongeveer een jaar was de jeugdige priester te Koursk toen hij door eenige familiezaken, wier regeling zijne tegenwoordigheid vorderde, gedwongen werd zijne kerk voor eenigen tijd te verlaten.

Te Warschau was de cholera uitgebroken en zij begon daar met eene ijzingwekkende snelheid hare verwoestingen aan te richten. Geen oogenblik aarzelde Lubienski in het opvatten en volvoeren van een plan, dat van de verheven bedoelingen en de grenzenlooze liefde van den priester, getuigt. Door zijn woord en voorbeeld aangetrokken vereenigen zich eenige liefderijke personen, en weldra zijn er hospitalen ingericht waarin de ongelukkige slachtoffers der ziekte verpleegd worden, en huizen geopend, waarheen de verlaten weduwen en weezen hunne schreden kunnen richten om onderstand in voedsel en kleeding te vinden. Niet eerder verlaat hij zijn gevaarlijken post dan nadat de laatste sporen van de vreeselijke ramp verdwenen zijn, en dan nog kiest hij zich tot rustplaats en ontspanningsoord, na zijne tallooze vermoeinissen, zijn geliefkoosd Koursk, in het hartje van Rusland, waar een siberisch klimaat hem wacht. Intusschen had zijn ijver, zijne werkzaamheid de aandacht van den aartsbisschop van Petersburg op hem gevestigd en weldra ontving hij bevel zich naar dien kerkvoogd te begeven, terwijl hij tevens door den aartsbisschop van Warschau tot kanunnik van zijne metropolitaankerk benoemd werd.

Mgr. Holowinski vertrouwde hem, den 28jarigen priester, de geestelijke leiding van zijn groot seminarie. Kort daarna stierf de bisschop en nu smeekte de jeugdige priester, die van ijver voor de bekeering der Schismatieken blaakte, zijnen opvolger om hem van zijn nieuwen post te ontslaan, en hem tot nieuwe bekeeringen zijne toestemming te geven. Het goede dat te Petersburg een priester kan uitwerken bestaat echter niet alleen in de bekeering der Schismatieken, maar ook daarin dat hij de talrijke fransche, duitsche en vooral poolsche Katholieken in het ware geloof en de goede zeden beware. Voor deze zware taak was Lubienski ten volle berekend. Hij werd eerst aan de St. Catharina-kerk en later aan de kapel der Ridders van Malta verbonden. Meermalen zag men hem op één dag den preekstoel beklimmen om nu eens in het poolsch, dan weêr in het russisch, in het fransch en in het duitsch, welke talen hij allen sprak, te prediken; hij onderwees de jeugd in de Christelijke Leering, hij doopte, hoorde biecht, in één woord hij stelde alle krachten van zijn ijver en zijne voorzichtigheid te werk, om zijne geloofsgenooten uit vreemde landen in hun geloof te versterken en een groot getal Schismatieken te bekeeren. Spoedig was hij met de grooten des rijks en met menig persoon, die aan het hof eene betrekking bekleedde, in aanraking. Door hen werd hij ook weldra bij den Czaar bekend, waartoe echter ook veel de talrijke en schitterende bekeeringen, die hij wist uit te werken, bijdroegen.

Maar zijn ijver bepaalde zich bij dit alles nog niet. Zijn hart leed geweldig bij het zien dat in deze hoofdstad zoovele arme kinderen aan

[pagina 307]
[p. 307]

hun lot werden overgelaten, die zonder eenig onderricht of leering geheel hun leven aan de diepste onwetendheid en aan ellenden zonder tal waren prijsgegeven. Hij vormde het schoone plan om eene vereeniging op te richten, niet van religieusen, hetgeen in de hoofdstad van Rusland niet geoorloofd is, maar van vrome vrouwen, die zich met de opvoeding dier verlaten kleinen wilden belasten. De Voorzienigheid zegende zijn werk en nog in onze dagen bloeit zijne vereeniging in vele steden van Rusland. Behalve dit verheven werk besloot hij bijna ter zelfder tijd tot een ander, niet minder grootsch en heilzaam. Zooals alle groote steden, waar het zedenbederf tot eene ijselijke hoogte gestegen is, bevat Petersburg een groot getal weezen en te vondeling gelegde kinderen; elders heeft men voor die ongelukkigen een toevluchtsoord, te Petersburg ontbrak dit. Zonder meerdere hulpmiddelen hoegenaamd dan die welke hem door zijn ijver werden aan de hand gegeven, en alleen op God vertrouwend aarzelde hij niet ook dit te ondernemen. Hij richtte een weeshuis op, welks bestuur hij aan zijne Vereeniging toevertrouwde. lederen nacht zond hij die godvruchtige vrouwen om de verlaten kinderen te verzamelen, en op welk uur van den nacht eene van haar, met een kostbaren last beladen, te huis kwam, altijd vond zij den ijverigen priester gereed om haren schat te ontvangen, te doopen en te doen verzorgen. Het was zijn grootste genot om, na het opdragen der H. Offerande, zijn sober ontbijt in het Weeshuis, te midden zijner kinderen te gaan gebruiken. Voor al deze werken van liefde had hij over geene andere hulpmiddelen te beschikken dan over die welke hem door de Voorzienigheid werden gezonden, die hem in zijne tante, mevrouw Nareszken, eene bijzondere helpster had gegeven.

Zooveel arbeid en vooral zooveel bekeeringen van personen van rang en aanzien konden slechts de wrok opwekken van het gouvernement en den jeugdigen apostel der liefde den haat van vele personen aan het hof berokkenen. Een voorval kwam zijne vijanden eene welkome gelegenheid aanbieden om hem uit de hoofdstad te verwijderen, waar hij, - het zijn de eigen woorden van den Tsaar, die wij later nogmaals zullen terug vinden - ‘de gevaarlijkste en misschien de bekwaamste man’ was, die te veel licht rondom zich wist te verspreiden, die te veel harten wist te winnen, te veel bekeeringen wist uit te werken. Het gouvernement, waarschijnlijk met het doel om eene gestrengere policie in te voeren, wilde daaraan het goddelijk gezag, dat de priester in de Biecht uitoefent, dienstbaar maken en beval aan Mgr. Zylinski, opvolger van Mgr. Holowinski, het verbod uit te vaardigen, dat voortaan geen priester aan iemand de Absolutie zou geven, wiens paspoort te voren niet onderzocht en in orde bevonden zou zijn. Lubienski, die dezen maatregel van den despoot terecht afkeurde, smeekte den bisschop dit verbod niet uit te vaardigen en gaf zelfs een geschrift tegen dien maatregel in het licht. Toen de keizer dit vernam veroordeelde hij hem zonder eenigen vorm van proces tot de overbrenging naar Siberië. Gelukkig voor den priester dat hij zelfs aan het hof machtige voorsprekers bezat die evenwel niet dan met de uiterste moeite er in gelukten om het vonnis in eene ballingschap naar Charkow in het Zuiden van Rusland te doen veranderen.

Nauwlijks in zijn ballingsoord aangekomen begon de ijverige priester wederom zijne bedieningen uit te oefenen; hij richtte eene kamer zijner woning tot huiskapel in en verzamelde rondom zich eene kleine gemeente van geloovigen, die hij onderrichtte en aan wie hij de HH. Sacramenten toediende. Maar zijn verblijf te Charkow was van korten duur. Op aandrang van zijne tante Nareszken werd hij naar Petersburg terug geroepen, om den Graaf Joannes Potocki, een ijverig Katholiek en een vriend des keizers, in zijne laatste ziekte bij te staan; te midden van een sterk geleide soldaten kwam hij te Petersburg aan, maar te laat voor den dienst dien men van hem verlangde. Potocki was overleden en Lubienski werd naar Revel, aan de Baltische zee, vervoerd.

Hier was, zooals te Koursk, Petersburg, Charkow, zijne eerste bezigheid eene bedeplaats in te richten, de geloovigen rondom zich te vergaderen en zooveel Schismatieken als mogelijk was te bekeeren. Gedachtig aan de grondstelling van den H. Paulus: ‘ik ben alles voor allen geworden, om allen voor Jezus Christus te winnen,’ weerde hij allen afkeer jegens zijne vervolgers uit zijn hart, en zag hij in de Russen, die hem bewaakten, niets dan verdwaalde broeders met wie men medelijden moet hebben, maar die men niet mag haten of minachten. Zoo ging hij zijne opwachting maken bij den gouverneur van Revel, aan wien hij zoo zeer behaagde dat reeds aanstonds zijne geheele welwillendheid door hem verworven was, ja dat zelfs spoedig innige vriendschapsbetrekkingen tusschen hen gevormd werden. Eens dat Lubienski in tegenwoordigheid van den gouverneur door droefheid neêrgedrukt scheen, vroeg deze de reden daarvan. ‘Zoo even,’ antwoordde de priester, ‘heb ik een brief van mijne tante Nareszken ontvangen, die te Carlsbad door eene doodelijke ziekte is aangetast en mij verlangt te spreken vóór haren dood. Ik kan er mij niet heen begeven omdat ik geen paspoort kan krijgen.’ Niet alleen kreeg hij terstond hetgeen hij vroeg, maar werd zelfs aangezocht om met den gouverneur de reis over Stokholm te doen, aangezien de tocht korter en voor beiden aangenamer zou zijn.

Van Carlsbad begaf hij zich naar Rome ter overbrenging van eenige belangrijke papieren aan zijne zorg toevertrouwd. Het was de eerste en zou ook de laatste maal zijn dat hij een bezoek bracht aan de eeuwige stad, waar hij evenwel reeds bekend was. Met open armen werd hij door den Paus en kardinaal Antonelli ontvangen; de laatste verkoos hem terstond tot raadsman en middelaar in de moeilijke zaken, die tusschen de hoven van Rome en Petersburg hangende waren. En zeker had nooit de beroemde kardinaal een betere keuze kunnen doen, want niemand misschien was meer met den toestand der Kerk in Polen en Rusland bekend dan Lubienski, die er sedert een tiental jaren eene ernstige studie in verschillende steden van had gemaakt. Een der belangrijkste punten der onderhandelingen liep over het vestigen eener nunciature te Petersburg, welke door het dubbelzinnige russische gouvernement eerst nadrukkelijk was aangevraagd, en daarna langs allerhande omwegen weêr werd van de hand gewezen. Na veertien dagen van onafgebroken arbeid te Rome vertrok Lubienski naar Petersburg als gevolgmachtigde van den Paus; hem was het toevertrouwd van den Tsaar te verkrijgen dat het aartsbisdom van Warschau en eenige andere bisdommen, welke van hunne herders beroofd waren, mochten bezet worden. Even behendig diplomaat als heilig priester wist hij de taak te vervullen die voor ieder ander misschien te zwaar ware geweest. Zoo wel wist hij de belangen der beide partijen te vereenigen, dat de Tsaar hem de vrijheid het der keuze van den zetel in Polen, dien hij voor zich wilde. De nederige priester bedankte den keizer voor zijne welwillendheid en vroeg als eenige gunst dat hij naar Revel mocht weder keeren. Te vergeefs werden alle pogingen in het werk gesteld, om hem den zetel van Warschau op te dringen; met eene onverzetbare hardnekkigheid bleef hij weigeren en hij wist het zoo ver te brengen dat hij de keuze van den keizer wist te bepalen op Mgr. Felinski, die ook werkelijk gekozen werd. Na nog de gevraagde inlichtingen aangaande de door den Tsaar voor de openstaande bisdommen voorgestelde personen aan Rome gegeven te hebben, keerde Lubienski naar Revel terug, maar mocht daar niet lang de gewenschte rust smaken.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken