Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een feest in de oranjerie.

In de XVIe eeuw bestond er in verscheidene deelen van Europa veel liefhebberij voor de bloementeelt, waarvoor men zich dikwijls vele opofferingen getroostte. Van dat tijdstip dagteekent het meer veelvuldig ontstaan van botanische tuinen, bestemd om de plantenstudie te vergemakkelijken. Er bestonden er wel is waar reeds in de oudheid; maar zij waren toch uiterst zeldzaam. Zoo leest men van den aanleg van zulken tuin door Théophrastus te Athene, door Mithridates, koning van Pontus, 135 jaren vóór Christus en door Attalus III te Pergamus; verder maken Plinius en Dioscorides nog melding van een botanischen tuin, die toebehoorde aan een zekeren geneesheer Castor, onder de eerste romeinsche keizers; in de middeleeuwen werden zij wel eenigszins menigvuldiger, maar toen behoorden zij meer aan particuliere inrichtingen, als aan kloosters en ook aan eenige collegie's voor leeken, zooals onder anderen aan dat van Salerno; maar in de XVIe eeuw werden zij meer algemeen aangelegd en bestemd tot het onderwijs in de plantenkunde. Zoo begiftigde een geleerd natuurkundige van Marbourg, Enricius Cordus genaamd, zijne geboorteplaats in 1530 met een tuin, in welken de jongelieden, die zich toelegden op de genees- en kruidkunde, hunne lessen ontvingen. Allengskens zag men ze meer algemeen worden en eenige jaren later vond men er te Ferrara, te Florence, in de universiteit van Padua, en reeds in 1548 trof men er te Rome en Bologna. Dit nam met zulke snelheid toe, dat er in 1560 in Italië alléén over de 50 geteld werden. In Leiden vestigde zich met der woon in 1587 een zeker beroemd plantenkundige, Karel l'Ecluse, geboortig van Atrecht, die aldaar den rijksten en best bebouwden botanischen tuin aanlegde, die er in geheel Europa te vinden was. Hij noemde zich Clusius, naar het gebruik van dien tijd zijn naam latiniseerend, en heeft zich onder dien naam in de geleerde wereld beroemd gemaakt; terwijl hij in zijn tijd den bijnaam had van ‘vader der bloemen.’

[pagina 412]
[p. 412]

Verscheiden vreemde planten en bloemen die in zulke botanische tuinen onmisbaar waren, konden, gewoon aan een warmer klimaat, de koude niet verdragen en men kon ze dus onmogelijk, blootgesteld aan het minder warme luchtgestel, in het leven houden. Vandaar gebruikte men broeikassen, wier eigenlijk ontstaan reeds dagteekent van vóór den meer algemeenen aanleg van botanische tuinen, namelijk van de XVe eeuw. Deze broeikassen waren met doorschijnende wanden en van aanzienlijke hoogte en uitgestrektheid. In deze kon men de teêrste bloempjes aankweeken, die er dan ook welig bloeiden, en vonden de planten van de warmste streken zelfs onder het koudste klimaat nagenoeg dezelfde luchtgesteltenis als in het land, waar ze te huis behoorden.



illustratie
EEN FEEST IN DE ORANJERIE.


In zulken botanischen tuin en meer bepaaldelijk in een uitgestrekte oranjerie wordt het vorstelijk feest gevierd, dat nevensgaande teekening ons voorstelt. De keurige bewerking zoo van het geheel als van al de onderdeelen van het idee zijn bewonderenswaardig en men mag gerust zeggen dat in die teekening de natuur ter zijde is gestreefd.

[pagina 413]
[p. 413]


illustratie
DE PRINSES VAN WALLES.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken