Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van het oorlogsveld.

Vaderlandsliefde en edelmoedigheid.

Ook de oorlog heeft zijne licht- en schaduwzijde en terwijl de gruwelen van verwoesting en menschenslachting overtuigend het bewijs leveren, dat de aarde op lange na geen paradijs is, wordt tevens het hart getroffen door de heerlijkste voorbeelden van vaderlandsliefde en edelmoedigheid.

[pagina 23]
[p. 23]

Eene arme vrouw komt te Parijs aan het bureel van hulpbetoon voor de slachtoffers van den oorlog. Zij draagt het kleed van lijden en armoede. Onder haren arm draagt zij een pakje; zoodra men haar de plaats heeft aangetoond waar men de hulpmiddelen voor de gewonde soldaten in ontvangst neemt, geeft zij het pakje zwijgend over en wil heêngaan.

‘Goede vrouw, wat brengt gij ons daar?’

‘Bijna niets, mijn goede mijnheer.’

En terwijl zij dit zegt ontrolt zij haar geschenk, het zijn een paar beddelakens.

‘Maar,’ merkt een beambte getroffen aan, ‘gij zijt misschien niet rijk, en.....’

‘In waarheid neen,’ herneemt de vrouw, ‘ik ben niet rijk. Maar ik heb twee paar beddelakens; ik geef er een paar af voor onze arme soldaten. Het is ongelukkig alles wat ik kan doen.

En de goede oude vrouw sluipt stil en bijna beschaamd weg toen zij de levendige ontroering opmerkt die deze hare goede daad inboezemt.

 

Eene andere vrouw brengt insgelijks haar offer aan het bureel van hulpbetoon. Zij ontplooit langzaam een gevouwen papier waaruit men een kruis van het legioen van eer ziet te voorschijn komen.

‘Mijne heeren,’ zegt zij, ‘ik heb geen geld, maar mijn vader is op het slagveld met een eereteeken begiftigd geworden, en ik breng dit zijn eerekruis opdat men het verkoope ten voordeele van het leger.’

Men kan zich ter nauwernood de ontroering voorstellen die deze woorden te weeg brachten. Men beproefde haar te overtuigen dat hare bedoeling bewonderenswaardig was, maar dat zij dit vaderlijk aandenken moest bewaren. Zij bleef er evenwel op aandringen.

Een vreemdeling nadert, doet het kruis schatten, hetwelk 7 fr. 50 waarde heeft, en na deze kleine som gestort te hebben, zegt hij:

‘Het zij mij vergund, mejufvrouw, u dit geschenk aan te bieden dat gij met zooveel liefde aan het vaderland gewijd hebt.’

Schreiend van dankbaarheid verwijderde zich de edele vrouw, doch eensklaps keert zij terug, werpt het kruis op 't bureel en loopt, alsof zij eene schanddaad bedreven had, weg.

Het comité van hulpbetoon weigerde niet langer den penning der arme te ontvangen, overtuigd dat de geneesmiddelen, die men voor 't met zooveel edelmoedigheid gegeven geschenk zou koopen, gewis de ongeneeslijkste wonden zou heelen.

 

De vaderlandsliefde offert goed en bloed. Om de plichten, die zij voorschrijft te vervullen, offert de moeder haar kind, de man zijne echtgenoote, de vriend den trouwen kameraad dien hij in lief en leed meer dan zich zelf had leeren beminnen.

In de portefeuille van een bij Weissenburg gesneuveld pruisisch soldaat vond men een brief zijner moeder. Eenige dagen vóór het gevecht had de brave jongeling door bemiddeling van een priester zijn zilveren horologie aan de arme vrouw gezonden, om in haar onderhoud te voorzien, wier eenige steun en broodwinner hij vóór den oorlog geweest was. De moeder dankt haar kind voor de gezonden weldaad, ‘doch mijn zoon,’ voegt zij er bij, ‘wees niet om mijn lot bekommerd, ik dank God en ben gelukkig, omdat ik een zoon heb, die tot de wacht van den Rijn behoort.’

 
Gij kunt vol betrouwen, mijn vaderland, zijn,
 
Want sterk en getrouw staat de wacht aan den Rijn!

Gedurende het bombardement van Straatsburg staat een kapitein der artillerie als post op de wacht in de nabijheid der hoofdkerk.

Plotseling ziet hij een bom op een huis vallen, die het van boven tot beneden doordringt en het in de asch legt. Dit huis is de woning waarin hij zijn vrouw en zijn kind heeft achtergelaten. Een oogenblik staat hij in beraad of hij zijn dierbare panden zal ter hulp snellen. Doch neen, zijn plicht gebiedt hem op zijn post en nog drie uren omtrent het lot der zijnen in onzekerheid te blijven. ‘Spaar hen, o God! ik moet mijn plicht doen!’ roept hij beslissend uit en ofschoon zijn hart in de verwoeste woning bij de zijnen is, wendt hij den blik in eene andere richting, slechts naar die punten, die hij in last heeft te observeeren. De hemel beloonde de zelfverloochenende plichtsbetrachting van den krijgsman, want eenige oogenblikken voor dat de bom in 't huis viel, waren vrouw en kind er uit vertrokken, om elders een veiliger schuilplaats te zoeken.

 

In 't gevecht bij Woerth dreigden eenige pruisische batterijen het fransche leger met de vreeselijkste verwoesting.

Mac-Mahon nadert den kolonel der kurassiers, dien hij sinds jaren en jaren meer dan een broeder beminde.

‘Doe een charge met uw regement op die batterijen, kolonel!’ - ‘Dat is de dood voor ons allen, maarschalk’ - ‘Er is geen ander redmiddel, val aan, mijn vriend, en omhels mij.’

De kolonel wendt zich tot de soldaten en commandeert voorwaarts. Het regement stort zich zonder aarzelen in 't vijandelijk vuur.

Mac-Mahon kon zijne tranen niet bedwingen toen hij die dapperen zich zag opofferen. 't Was van hen, dat hij later toen men naar de kurassiers vroeg, zeide:

‘Kurassiers?! er zijn geen kurassiers meer!’

 

Bij een opeengestapelden hoop lijken vindt men daags na het bloedbad van Sédan het lijk van een fransch officier der zouaven, wiens hoofd letterlijk van den romp is afgeslagen. In de vast gesloten vingers der saâmgetrokken rechterhand is een stuk papier, een brief. ‘Dierbre vrouw en kinderen’, zoo staat er in te lezen, ‘mijn laatste snik was voor u en mijn vaderland. Bemint Frankrijk gelijk ik u bemind heb!’

Aanval der Pruisische infanterie.

Het geschut der pruisische rijdende artillerie begint gewoonlijk den aanval der pruisische legers.

De infanterie mengt zich eerst in 't heete van 't gevecht onder de strijders.

Troepen tirailleurs maken de voorhoede er van uit; keurbenden van koelbloedigheid en onversaagdheid schieten zij niet zoo snel als de fransche tirailleurs maar zijn zeker van hun schot.

Achter hen rukken de bataljons in den stormpas voorwaarts, dien zij nog van den ouden Frits hebben geleerd; het eerste gelid vuurt zoolang als het geene zware verliezen heeft ondergaan; wordt de rij te zeer gedund, dan trekken zij ter rechter en linkerzijde af, om zich als achterste gelid weder volkomen te herstellen. Het tweede gelid treedt nu van zelf in de plaats van het eerste en stormt voorwaarts. Op dezelfde wijze nemen de overige gelederen deel aan 't gevecht en treedt de pruisische infanterie voortdurend met versche en vernieuwde kracht op.

Met de grootste nauwgezetheid let de pruisische infanterist ook in 't hevigste van den aanval op de militaire orde en wijkt noch voor-, noch achterwaarts een voet uit het gelid.

‘Zij behouden dien ordegeest,’ zegt een fransch berichtgever, ‘tot zelfs in den dood en meer dan eene ontbranding der mitrailleusen vormde een bataljon gesneuvelden, zoo regelmatig in 't gelid, alsof zij eene revue moesten ondergaan.’

Het ijzeren kruis.

Het was in het jaar 1807. De slag bij Friedland was gestreden. Het diep verslagen Duitschland lag vernederd onder de ruwe hand van den zegevierenden veroveraar. De koning van Pruisen, Frederik Willem III, onderhandelde te vergeefs met Napoleon over den vrede. Maagdenburg en Dantzig stonden op het spel; slechts een twijfelachtig middel bleef overig om ten minste Maagdenburg voor Duitschland te behouden. Koningin Louise moest - op raad van keizer Alexander - den zoon der revolutie te gemoet gaan, en door hare roerende bede het beproeven, hem tot meer toegevendheid te bewegen.

Voorzeker schier bovenmenschelijk was het offer, hetwelk van de pruisische koningin gevorderd werd. Immers met den onedelen strijd tegen haar had Napoleon nog vóór 1806 den krijgstocht tegen Pruisen begonnen. In zijne bulletins had hij haar als eene oorlogs-furie afgeschilderd, die even als eene Helena over de Trojanen de grootste onheilen over Pruisen had doen nederdalen.

Louise van Pruisen was eene brave en dappere vrouw. Zij beminde haar land, haar volk, haren echtgenoot, hare kinderen meer dan zich zelve, daarom vergat zij den haar aangedanen smaad en verklaarde zich tot het offer bereid.

Omtrent den avond van den 4n Juli kwam de koningin in het dorp Puktupöhnen, in de nabijheid van Tilsitt, waar haar gemaal gedurende de vredesonderhandelingen verbleef. Den volgenden dag had de ontmoeting tusschen Napoleon en de koningin te Tilsitt plaats.

De trotsche en minachtende bejegening des keizers beantwoordde de koningin met zulk eene waardigheid dat de tot dusverre onoverwonnen despoot er zelf door verrast en verlegen werd, en zij, gelijk hij later zelf bekende, de meesteres van het onderhoud bleef. Op elk zijner dikwijls hoogst onbeleefde vragen was zij met een gepast antwoord gereed; toen hij minachtend haren gemaal de onbeschaamde opmerking maakte: ‘Maar, hoe durfdet gij het te wagen den oorlog met mij te beginnen?’ gaf zij aanstonds de volgende beroemde woorden, door Talleyrand medegedeeld, tot antwoord: ‘Sire, aan den roem van Frederik den Groote zij het veroorloofd, ons omtrent onze krachten te vergissen, indien wij ons ten minste vergist hebben.’

Nooit vergat de trotsche overwinnaar de vernedering hem door deze vaderlandslievende woorden der pruisische koningin aangedaan en de vrede van Tilsitt, dien hij Pruisen liet onderteekenen, toonde, hoe diep zijn

[pagina 24]
[p. 24]

hoogmoed er door gekrenkt was geworden. Maagdenburg en Dantzig waren verloren.

Doch het offer der koningin en de haar aangedane smaad waren niet verloren maar ontvlamden alle duitsche gemoederen in een toenemenden haat tegen den overmoedigen dwingeland, en toen koningin Louise later den 19 Juli 1810 stierf, bleef zij toch voortleven in de harten van haar geheele volk. ‘Uit hoogere sfeeren,’ zegt Fouqué, ‘bezielt zij nog immer de krijgers van haren koninklijken gemaal met eene tweevoudige geestdrift voor overwinning en dood.’ Zij werd de ridderlijke vrouw van den vrijheidsoorlog, wier voorbede in de ure des gevaars door het duitsche volk met zooveel geestdrift werd ingeroepen. ‘Bid, Louise, voor uw land en echtgenoot!’

Frederik Willem eerde hare nagedachtenis door op den verjaardag zijner overledene gemalin, namelijk den 10 Maart 1813, de orde van het ijzeren kruis in te stellen, waaraan hij vervolgens een jaar later op zijn eigen geboortedag, den 3 Augustus 1814, de Louise-orde toevoegde; een zwart geëmailleerd gouden eerekruis voor ‘vrouwen en meisjes, wier opoffering’ - even als eenmaal die der koningin te Memel en Koningsberg - ‘in het verplegen der zieken voor allen als een voorbeeld schitterde.’

Op den eersten verjaardag van de stichting der orde, den 10 Maart 1814, werd de tegenwoordige koning van Pruisen door zijn vader met het ijzeren kruis IIe klasse gedecoreerd. In den slag van Bar sur Aube, den 27 Februari had namelijk de jonge prins met zulk eene koelbloedigheid onder het hevigste geweervuur een bevel zijns vaders volvoerd, dat hem deze hooge onderscheiding ten deel mocht vallen.

Aan dit eereteeken hecht koning Willem nog immer bijzondere waarde, en bovenaan en voor alle andere ordeteekenen siert het steeds zijne borst.

Het was dan ook een zijner eerste handelingen, - nadat hij op den 19 Juli jl., den sterfdag zijner moeder, den rijksdag geopend en, zooals ieder jaar op haar graf gebeden had, - de stichting van het ijzeren kruis voor den aanstaanden oorlog te vernieuwen.

‘In het vooruitzicht van den ernstigen toestand des vaderlands,’ zoo drukt hij zich in zijn besluit van den 19 Juli uit, ‘en tot dankbare herinnering aan de heldendaden onzer voorvaderen in de roemvolle jaren van den bevrijdingsoorlog, wil ik deze door mijn overleden vader opgerichte orde van het ijzeren kruis in zijne gansche beteekenis weêr doen herleven.’

Het wordt, even als in de jaren 1813-15, zonder onderscheid van rang of stand verleend voor verdiensten op het slagveld of buiten het oorlogstooneel verworven door daden van zelfopoffering die met de eer en de zelfstandigheid van Duitschland in betrekking staan. Het ordeteeken even als het lint zijn onveranderd gebleven, behalve dat op de bovenzijde een W. met de kroon en daaronder 1870 in plaats van F.W. en 1813 staan. Het zwarte lint met witten rand toont aan, dat het kruis verworven is op het slagveld zelf, terwijl het aan een wit lint met zwarten rand gedragen wordt, wanneer het aan verdiensten, buiten het gevecht verkregen, wordt toegekend.



illustratie
HET IJZEREN KRUIS.


De orde bevat twee klassen en een grootkruis, welk laatste uitsluitend voor een gewonnen beslissenden slag, voor de inneming van eene belangrijke vesting, of voor de langdurige en dappere verdediging eener vesting wordt verleend.

Het is opmerkenswaardig, dat, behalve Koning Willem, eene reeks van grijze ridders van het ijzeren kruis van 1813-15 voor de tweede maal in den strijd voor Duitschlands eer en verdediging zijn opgetreden.

Vogel von Falkenstein, die het als 17jarige officier bij Montmirail heeft verdiend, en Generaal von Steinmetz, die het even zoo jong voor zijne uitstekende daden in de veldslagen van Laon en Parijs verwierf, behoorden ook thans onder de strijders der pruisische legercorpsen.

De koning van Pruisen had voorzeker geen treffender symbool voor den kampstrijd, dien Duitschland was ingegaan, kunnen kiezen; want terwijl het op den ijzeren tijd van beproeving en volharding der duitsche wapenen zinspeelt, herinnert het tevens aan die edele koningin wier hart zoo warm voor Duitschland's roem klopte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken