Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van het oorlogsveld.

Te midden der gruweltooneelen des oorlogs ontbreken ook de voorbeelden van godsdienst en trouw niet.

Velen welke in de dagen der weelde hun geloof en godsdienst vergaten, stelden er hunne eenige vreugd en troost in op hun lijdenssponde tot God terug te keeren en stervende het kruisbeeld des aalmoezeniers aan hunne lippen te drukken.

‘Indien iemand twijfelde aan het gewicht der diensten, welke de priester aan de gekwetsten bewijst,’ zegt een aalmoezenier van het fransche leger te Sédan, zou ik hem vragen de gewonden zelf als rechters te nemen; op meer dan 500, wien ik mijne bediening aanbood, heb ik er slechts zes gevonden welke ze geweigerd hebben. En ik spreek niet alleen van hen, aan wie het naderen van den dood alle andere hoop ontnam; ook een groot aantal van hen, welke slechts lichtere wonden bekomen hadden, namen ijverig de gelegenheid te baat om zich met God te verzoenen, en de glimlach van 't ongeloof verdween van hunne lippen, wanneer ik ze in aanraking bracht met het beeld des Verlossers.

‘Iederen avond, bij de terugkomst in een dorp waarvan ik de huizen had bezocht, Vereenigde ik in de kapel der broeders, de gewonden mijner ambulans, ik sprak hun over God, godsdienst en vaderland. Daarna deden wij te zamen het avondgebed en ik gaf hun den zegen met het H. Sacrament. Reeds den eersten avond vroegen mij velen om te mogen biechten en een hunner zeide weenend: “Ach! mijnheer, uwe woorden van zoo even zijn tot het diepste mijns harten gedrongen.” - Neen vriend, antwoordde ik, 't zijn mijne woorden niet, 't is God, die tot uw hart binnen dringt; Hij verwachtte u hier, die wonde was er noodig om u den weg des hemels te doen vinden.’

Zoo brengt de oorlog velen vergiffenis bij de rechtbank der barmhartigheid en leert hen beseffen, dat hij, welke weet te bidden, ook weet te sterven en dat bidden overwinnen is.

 

Toch zijn soms ook zij, welke al weldoende rondgaan om den troost en de genademiddelen van den godsdienst uit te deelen, aan de grootste gevaren en vervolgingen bloot gesteld.

Zoo werd te Bazeille een priester door de Pruisen gefusilleerd, alleen dewijl iemand de onrechtvaardige beschuldiging had opgeworpen, dat men uit de kerk op de soldaten zou geschoten hebben.

De eerbiedwaardige pastoor van Balen werd eveneens in de nabijheid van Sédan gevangen genomen. Men sleept den ouden herder naar den krijgsraad; het waait en regent geweldig, met ontbloot hoofd staat de onschuldige grijsaard voor zijne rechters.

‘Gij hebt op de duitsche troepen geschoten!’ voegt men hem barsch toe. ‘Nooit, mijne heeren,’ antwoordt hij ‘tenzij met de pijlen der christelijke liefde, om uwe gewonden en stervenden, even als mijne landgenooten, bij te staan.’

‘Gij hebt ten minste aan de verdediging van het dorp deelgenomen?’

‘Ach!’ herneemt de geestelijke met waardigheid, ‘indien daartoe voldoende is onze dappere zee-soldaten en onze gewonden te hebben gehuisvest, ja dan heb ik aan de verdediging deelgenomen. Waarom zou ik er over moeten blozen?’

Des anderen daags sprak de pruisische krijgsraad het doodvonnis uit over den pastoor, welke echter door de voorspraak van een der generaals genade erlangde.

‘Ik dank u’ voegde de pastoor den generaal toe, ‘dat gij door mij het leven te sparen, mij weder de gelegenheid geeft mijn leven voor de zielen ten offer te brengen. Want gelijk eene bruid haren echtgenoot bemint, zoo ook bemint de goede herder de zielen.’

 

Een uitstekend voorbeeld van edele en getrouwe huwelijksliefde gaf intusschen eene fransche dame, mevrouw Renouard.

Onder het getal der dooden te Gravelotte behoorde kapitein Renouard, schoonzoon van generaal Thouvenin.

De echtgenoote des kapiteins was haren man gevolgd schier tot onder den kogelregen van den vijand. Zij was te Metz, tijdens het gevecht te Gravelotte. Het 97e regement kwam uit het verschrikkelijk gevecht terug. Mevrouw Renouard zocht haren man, doch vond hem niet.

Moedig snelt zij voort, houdt iederen trein met gekwetsten tegen, ondervraagt de overlevenden en komt op het slagveld, waar het 97e regement gestreden heeft en gevallen is. ‘Daar,’ zegde men, ‘daar zijn ze allen gevallen.’

Nu zoekt zij haren echtgenoot, wentelt de dooden om, ondervraagt de gekwetsten, plast door het bloed, bukt over alles wat daar in den eeuwigen slaap ligt of nog kermt.

Dat opzoeken duurt zes uren; 't is nacht; de sterren flikkeren aan den hemel.

Eensklaps, in een hoek van het slagveld verheft zich eene bloedige gestalte, 't is een gekwetst soldaat, die den ganschen dag naast den ka-

[pagina 48]
[p. 48]

pitein gevochten had. Hij zegde haar dat de kapitein door de ambulans was weggehaald; een houwitser had hem den schouder verbrijzeld.

De heldhaftige vrouw keert terug naar Metz, neemt den gekwetsten soldaat meê in haar rijtuig, dat op een afstand haar wachtte, vindt haren man, zet zich neêr aan zijn bed, en drie dagen daarna sterft hij in hare armen.

Het gepantserde stoomschip Rochambeau.

Volgens het budget van 1868 bestond de fransche marine uit 62 gepantserde stoomschepen met 612 stukken geschut; 247 niet gepantserde schepen met 1562 stukken, 71 raderstoombooten met 226 kanonnen en 124 zeilschepen met 223 kanonnen.



illustratie
HET GEPANTSERDE STOOMSCHIP ROCHAMBEAU.


De oorlogsvloot werd intusschen belangrijk uitgebreid en vooral werd eene bijzondere zorg aan de gepantserde schepen besteed, zoodat deze tot een hoogen graad van volmaaktheid schijnen gebracht te zijn.

Men heeft met het oog op de nieuwe verwoestende werktuigen der artillerie, de noodzakelijkheid ingezien eenige stoomschepen te doen bouwen van buitengewone kracht, die op de noodzakelijkste plaatsen gepantserd zijn en tevens aan alle eischen der scheepvaart-kunst voldoen.

Zoodanig een stoomschip is de Rochambeau, het voornaamste oorlogsvaartuig, dat in de americaansche arsenalen vervaardigd en door de fransche regeering is aangekocht. Het wordt door eene machine van duizend paardenkrachten in beweging gesteld, draagt 14 kanonnen, 4 van 27 centimeters en 10 van 24 centimeters en is zoodanig gepantserd, dat geen der tot nog toe bekende projectielen er eenige schade aan kan toebrengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken