Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van het oorlogsveld.

Een correspondent uit het duitsche hoofdkwartier te Vaux nabij Metz getuigde het volgende treffende voorval.

Wij hadden, zoo zegt hij, juist het middagmaal gebruikt toen men kwam berichten dat een oud fransch krijgsman den kommandant, den luitenant-kolonel von Henning, verlangde te spreken.

Er trad een lang eerbiedwaardig grijsaard binnen, een weinig gebogen onder den last der jaren, eenvoudig gekleed, met het kruis van 't legioen van eer op de borst; zijn edel, hoog voorhoofd, fonkelende oogen en sneeuwwit haar maakten zulk een diepen indruk dat al de aanwezigen bij zijn verschijnen, onwillekeurig opstonden en eene buiging maakten.

‘Mijnheer de kommandant en mijne heeren officieren,’ zegde hij, ‘vergun mij een oogenblik een verzoek tot u te richten. lk ben een oud soldaat, gelijk ge ziet. Sinds jaren leef ik eenzaam in een vreedzaam dorp, echter dicht genoeg bij Metz om elken morgen en elken avond de reveille en de retraite van uit Metz te kunnen hooren. Mijn arm land is in uwe macht, ik ben te zeer soldaat, om de krijgsbevelen niet te eerbiedigen. Aan al de inwoners van Vaux is last gegeven hunne wapenen in te leveren. Mijne wapenen bestaan uit een oud jachtgeweer en een hartsvanger. Om dien hartsvanger kom ik u thans lastig vallen. Gij weet, mijne Heeren, hoe een oud soldaat prijs stelt op sommige overblijfselen van vervlogen roem en doorgestane gevaren. Mijn vader ontving dien hartsvanger uit de hand van Napoleon I op het bloedige slagveld van Austerlitz. In menigen veldtocht droeg ik het wapen aan mijne zijde, thans mis ik mijn ouden kameraad aan den spijker der wapenkast, waaraan ik hem placht te hangen. Geef aan een oud soldaat die gedachtenis weder, welke voor u van geen nut is en hem herinnert aan menig gesneuvelden wapenbroeder, aan menigen harden worstelstrijd, aan menig eenzaam nachtwaken. Indien ik te veel gevraagd heb, vergeef mij dan mijne vrijheid, doch zoo 't mogelijk is, dat ge mijn verzoek toestaat, ontvang dan de oprechte en innigste dankbetuiging van een oud soldaat, welke, gelijk gij allen, voor zijn vaderland gestreden en gebloed heeft.’

De kommandant gaf aanstonds bevel om den hartsvanger te halen. De oude militair rookte eene sigaar en dronk met de pruisische officieren een glas wijn. En toen zijn wapen hem door den kolonel werd ter hand gesteld, blonk een traan van vreugde in 't oog van den grijsaard. ‘God zegene u mijne heeren,’ sprak de oude man diep geroerd bij 't afscheid. ‘Hij vergelde u de weldaad bewezen aan kapitein Lamoricière, gewezen officier in het fransche leger.’

 

‘t Was op den 27n Augustus. Stroomen bloeds had de woedende oorlog reeds doen vloeien en duizenden harten betreurden het gemis van een dierbaar pand, op het slagveld gevallen onder het vijandelijke vuur, en tien duizenden leefden in angstige spanning in hoop en vrees of de doodenlijsten hun de namen zouden melden hunner dierbaren, of zij in een lazareth gewond ter neder lagen ofwel elk oogenblik nog hun leven bedreigd werd. Vóór de stad Sédan waren de vijandelijke legers slaags en bloedig was het gevecht hetgeen werd geleverd. Onder de strijders bevindt zich in het fransche leger een jongeling in den bloei des levens. Bij het weêrgalmen der krijgskreeten had hij zich losgerukt uit de armen eener oude moeder, welke dreigde van droefheid te bezwijken. Zijn vader een afgeleefd man drukte hem weemoedig de hand en zegde het onbewimpeld: ‘Jongen, het is ten laatst vaarwel.’ En hij toog ten strijde, den rouw in het hart om het lot zijner bejaarde ouders, in wier bekrompen geldelijke aangelegenheden zijn handenarbeid zoo ijverig en liefdevol was te gemoet gekomen. Ach die brave ouders, zij hadden betere jaren beleefd en de tegenspoed, in hunne oude dagen verergerd door het leed om zijn vertrek, folterde dat jeugdige hart, hetwelk overigens van krijgsmoed blaakte, getuige de dag van den 27n waarop reeds vele onverpoosde strijduren zijne vaderlandslievende dapperheid hadden ten dienste gestaan. Daar flikkert het uit 's vijands drommen en bijna gelijktijdig stort de held; zijn mond stamelt den kreet van ‘vader’ en ‘moeder,’ en hij wentelt zich in het stof. Met meer anderen draagt men hem ter zijde. Daar ligt hij stervend ter neêr. Wild staart hij in 't rond en zijn dwalende blik stuit op een dier engelen van liefdadigheid, welke als een contrast op het slagveld genezing en leven brengen waar het vijandelijke geschut dood en verminking zaait. Zij nadert hem, de liefdezuster, knielt bij hem neêr, onderzoekt zijne wonden, legt verband, staart hem weêmoedig aan en een gil ontsnapt gelijktijdig aan beider borst. ‘Eleonore’ gilt de stervende en met dien kreet ontsnapt hem de jongste snik; ‘François’ krijt de verpleegster, en stort, door een ander schot getroffen, stervend op het lijk haars broeders.

 

Een engelsch correspondent, welke het slagveld van Sédan daags na 't gevecht bezocht, deelt o.a. de volgende schets mede van hetgeen hij met eigen oogen aanschouwde.

‘Nooit heeft een menschelijk oog’ zegt hij, ‘iets afschuwelijkers gezien

[pagina 120]
[p. 120]

dan de oorlogstafereelen rondom Sédan. Verbeeld u geheele hoopen van stukken gekleurd laken, door bloed en verbrijzelde hersens aan elkander gekleefd, met menschelijke beenderen vervuld; rompen zonder hoofd, beenen zonder lichaam, ingewanden overal verspreid, lijken in alle richtingen liggend, ingeslagen hersenpannen, hoofden zonder aangezicht, menschenvleesch, beenderen, kleêren alles dooreen gemengd, alsof zij in een vijzel gestampt waren, en dat over een uitgestrektheid van verscheidene mijlen, dikwijls zonder tusschenruimte, naast elkander verspreid, en men kan zich ondanks al de inspanning der verbeeldingskracht nog slechts een flauw denkbeeld maken van het vreeselijk schouwspel, dat de werkelijkheid aanbiedt.

‘Meer dan eens is 't mij gebeurd, dat ik twee paarden naast elkander zag uitgestrekt, nog geheel opgetuigd en door het springen van dezelfde granaat gedood. Vaak heb ik vier, vijf, zes mannen, met evenveel paarden gezien, door de stukken van hetzelfde projectiel omgekomen. Naast hen lagen minstens acht fransche soldaten uitgestrekt door de ontploffing van een granaat, welke in hunne compagnie was gevallen. Allen lagen in de rondte met de voeten in een kring uitgestrekt, het hoofd op de borst, getroffen door een splinter van een granaat. Een zonderling en onverklaarbaar verschijnsel was de zwarte gelaatskleur van al die dooden. Ontbinding liet zich nog niet bespeuren, want de dood had pas den vorigen dag plaats gehad.

Een andere omstandigheid welke mij trof, was de uitdrukking van angst welke op meer dan een gelaat stond geteekend. De dood door de bajonet veroorzaakt, is akelig; zij welke door het staal sterven, met strakke oogen, open mond, waaruit de tong steekt, vertoonen in hunne trekken de uitdrukking der hoogste smart. Een geweerkogel daarentegen schijnt, daar hij plotseling het leven afsnijdt, geen groote pijn te veroorzaken. De trekken behouden een kalme uitdrukking, vertoonen soms zelfs een glimlach. Intusschen was de meest algemeene uitdrukking op het slagveld onder de niet verminkte dooden die van ontzetting en een onbeschrijfelijken doodstrijd.’



illustratie
BRES BIJ DE PORTA PIA. (Zie bl. 113.)


 

Bij de verschillende proeven van onverschrokkenheid waardoor zich de duitsche cavalerie heeft onderscheiden, verdient de stoutmoedige wijze genoemd te worden, waarop een badensch dragonder zich van een telegraaf-toestel meester maakte. Hij had namelijk last gekregen, om met nog twee dragonders van zijn regement, uit Schirmeck, westelijk van Straatsburg gelegen, een paar uur in het vijandelijk land ter verkenning te rijden; de drie dragonders drongen echter wel tien uur ver door en kwamen eindelijk in het fransche stadje Raon l'Etappe. De bewoners der plaats, welke aan geen duitsche troepen dachten en ze veel minder nog gezien hadden, snelden hunne huizen uit onder het roepen van: ‘de Pruisen komen,’ zoodat spoedig de gansche stad op de been was. De drie waaghalzen galoppeerden, hun sigaar rookende, naar het stadhuis en vroegen naar den maire, welke dan ook spoedig verscheen. De aanvoerder van het troepje liet zich naar het telegraaf-kantoor brengen, gaat er binnen, snijdt de draden af, schroeft den toestel los en pakt hem in tegenwoordigheid van den maire en den eveneens verbluften gemeenteraad, welke inmiddels toegesneld was, op de paarden. Dit was spoedig gedaan, en voort galoppeerden de drie koene ruiters de stad uit. - Nauwelijks hadden zij de stad verlaten of de kommandant van de gendarmerie aldaar beroofde zich zelf van 't leven, dewijl hij, naar zijn zeggen, de schande niet kon verdragen, dat in eene stad van 8000 zielen, 3 soldaten zich van den telegraaf hadden meester gemaakt. De aanvoerder der dragonders kwam met zijne twee kameraden na twee dagen weêr in 't duitsche leger en ontving als belooning voor zijn onverschrokken daad het telegraaftoestel ten geschenke, hetwelk hij op zoo stoutmoedige wijze had weten buit te maken.

 

Onder de monumenten, die door 't vernielende oorlogsvuur verwoest zijn, behoort het paleis van St. Cloud. Een fransche granaat stak 't gebouw in brand, en weinig meer dan de muren zijn overig om te toonen wat het eenmaal was. De aard van het terrein bracht mede dat het, bij het beleg van Parijs, hetzij dan van de zijde der belegeraars, hetzij van die der belegerden, dat lot moest treffen. Hoe menige diplomatieke ontmoeting, hoe menige hofintrigue is door die puinhoopen aanschouwd! Staatslieden reden naar St. Cloud om hun keizerlijken meester te raadplegen; vreemde vorsten kwamen derwaarts om het park en de tuinen te zien, of tot kleiner, uitgezochter kring dan die der Tuileriën te worden toegelaten. In één woord, het was hel paleis dat het nauwst verbonden was aan de persoonlijke geschiedenis van het tweede keizerrijk, en even als dat keizerrijk, ligt het in puin.

Door fransche bommen zelf werd die roem van het tweede keizerrijk vernield. De vlammen stegen hoog boven het dak uit; verwijderde voorposten der Pruisen Oost- en Zuidwaarts, zagen den rook en vroegen verbaasd welk gebouw het kon zijn dat zoo fel brandde. De dichter bijgelegen voorposten deden hun best om het fraaie meubilair er uit te brengen en te redden. Er was geen oogenblik te verliezen, want de vlammen likten de vloeren en paneelen met vreeselijke begeerlijkheid. Schilderijen trokken in een oogenblik samen, spiegels sprongen door de gloeiende hitte. De staatsievertrekken, het boudoir der keizerin, al de pracht en grootheid van 't paleis, verdween in rook.

St. Cloud werd een vormlooze puinhoop. De bevallige stad, welke er achter ligt, vertoont geen spoor van beschadiging. Maar de voorgrond der schilderij voor de schildwachten, welke achter de boomen in het park rondkruipen, is het in de asch gelegde paleis.

Tot de geredde voorwerpen behooren o.a. de beroemde marmeren buste van Napoleon I uit den tijd van het consulaat, een verzameling van prachtige vazen, het gouden crucifix uit de kapel en een groot gedeelte van de keizerlijke bibliotheek. Vele van deze voorwerpen heeft de kroonprins, in zijn kwartier laten brengen om zeker te zijn, dat zij niet beschadigd zullen worden.

Een der eerste schilderijen, welke vuur vatte bij den brand, was die welke voorstelt de ontvangst van koningin Victoria door den keizer en de keizerin. De brand deelde zich al spoedig mede aan de Salon de Mars, dien Lodewijk XIV met verschillende allegorische voorstellingen van Mignard liet versieren, en bereikte daarop de Galerie d'Apollon, zonder twijfel de merkwaardigste zaal van het paleis, welke het tooneel geweest is van een aantal merkwaardige gebeurtenissen uit de nieuwere geschiedenis van frankrijk. Hier werd de coup d'état beraamd van den 18n en 19n Brumaire (9 en 10 November 1799), de opheffing van den Raad der vijfhonderd door generaal Bonaparte; nier werd den 18n Mei 1804 aan het volk de verheffing van Bonaparte tot keizer bekend gemaakt; hier ontving den 7n November 1852 de president der Republiek het senatusconsult, waarbij hem de kroon van het tweede keizerrijk werd opgedragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken