Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Nummer 18]

Kapitein Parry bij de Eskimo's.

Nevenstaande gravure herinnert den lezer aan de gevaarlijke tochten, door een aantal moedige zeereizigers ondernomen om een weg te vinden langs het Noorden van Europa of America naar Indiën. Algemeen voorzeker zijn bekend de lotgevallen van den koenen Hollander Heemskerk, die zijn bekend de lotgevallen van den koenen Hollander Heemskerk, die met eenige mannen de reis door het rijk van ijs en sneeuw maakte. Ofschoon door haar het doel niet bereikt werd, staat die reis met gulden letteren in de geschiedboeken opgeteekend om de nakomelingschap te herinneren aan de onverschrokkenheid en den ondernemingsgeest van vroegere helden. Vele zeereizigers hebben het spoor van Heemskerk gevolgd, doch niemand is geslaagd, en eindelijk heeft men de poging opgegeven, daar, al gelukte zij ooit, de handel nimmer van den weg door de noordelijke IJszee zou kunnen gebruik maken, om de gevaren en groote kosten, die er aan verbonden zijn. Wanneer men tegenwoordig, eigenlijk sinds de laatste vijftig jaren, reizen doet naar het Noorden, dan is het alleen ter bevordering der wetenschap.

Behalve in vele andere opzichten hebben die reizen ook groot nut gesticht met betrekking tot de land- en volkenkunde. Men heeft de volken leeren kennen, die het Noorden van Europa, Azië en America bewonen, met hen, als het kon, handels-relatiën aangeknoopt, en daardoor eenige beschaving aangebracht daar, waar ruwheid en barbaarschheid hunne zetels hadden gevestigd.

Aan de reis van kapitein Parry, die in het jaar 1823 op het eiland Winter ten N. van N ord-America overwinterde, had men de eerste kennis te danken omtrent de Eskimos, die verscheidene streken in het Noorden van genoemd werelddeel bevolken. Aan zijn reisjournaal ont- leenen wij de volgende bijzonderheden, ‘Nauwelijks,’ schreef hij, ‘zat ons schip in de nabijheid van het eiland als tusschen ontzettende ijsmuren vastgemetseld, of wij hoorden van het strand een groot geschreeuw opgaan, waarvan wij natuurlijk geen woord konden verstaan. Wij zagen een aantal menschen op eene hoogte en ontdekten een weinig verder iets dat op hutten geleek. Spoedig verlieten wij ons schip, en stapten over het ijs naar het land, waar wij door de Eskimo's met groote welwillendheid ontvangen en naar hunne woningen geleid werden. Het was eene troep van ongeveer 25 mannen, vrouwen en kinderen. De jonge vrouwen hadden schoon mogen heeten, zoo haar daartoe het eerste vereischte niet hadde ontbroken, namelijk de zindelijkheid. Zij waren over het algemeen sterk gekleurd en hadden schitterende en zeer sprekende oogen. Geen ander versiersel droegen zij dan een beenen of ivoren armband, en de spiegeltjes, knoopen en andere snuisterijen, welke wij haar aanboden, werden met zulk eene levendige vreugde ontvangen, dat het ons duidelijk was, dat de zucht naar weelde ook den kinderen van het barre Noorden eigen is.



illustratie
HET SCHIP VAN KAPITEIN PARRY IN HET IJS BESLOTEN.


‘Bij gebrek aan voorwerpen van weelde, maakten zij gebruik van het tatouëeren, waardoor zij aangezicht, knieën en borst versierden. Sommigen schenen wandelende schilderijen te zijn. Ik was nieuwsgierig om te weten op welke wijze zij die teekeningen vervaardigden en gaf mij daarom aan de behandeling over van eene vrouw, welke men Nakkakkhiou scheen te noemen, lk gaf haar een naald; aanstonds hield zij de hand boven een pot, met, smeer gevuld, welke boven hare brandende lamp hing, nam er met de andere hand eenige druppels uit, vermengde ze in de linkerhand met olie en speeksel en wreef met dat mengsel mijn arm in. Daarop begon zij met de naald er in te pikken en vervaardigde eenige teekeningen, daarbij haar eigen arm tot voorbeeld nemende en wrocht

[pagina 138]
[p. 138]

waarschijnlijk een kunststuk van komischen aard, want alle aanwezige Eskimo's begonnen luidkeels te lachen. De steken werden ras maar diep gedaan en veroorzaakten niet geringe pijn; toen zij mij ongeveer 40 malen geprikt had, brak hare naald, en ik gaf haar door gebaren te kennen, dat mijne nieuwsgierigheid voldaan was. Nu wreef zij nogmaals mijn arm met olie, om het bloed weg te nemen, hetwelk zich vertoonde. Er volgde spoedig eene ontsteking, welke eerst na eenige dagen volkomen genezen was. De teekening bleef altijd zichtbaar.

‘Om haar te beloonen liet ik haar en hare stamgenooten aan onzen maaltijd deelnemen, welken ik in een der hutten had laten bereiden. Zij deden alle eer aan de spijzen; den wijn versmaadden zij; een glas traan was hun oneindig aangenamer.’

Niet minder merkwaardig zijn de bijzonderheden, welke de kapitein ver haalt omtrent de wijze, waarop de Eskimo's hunne schatting am den dood betalen.

‘Een Eskimo,’ zegt hij, ‘had zich aan den arm gewond; het gebrek aan rust en zindelijkheid en waarschijnlijk de nabijheid van een ader deden de wond dagelijks pijnlijker worden, en de weinige geneesmiddelen, welke de doktoor had overgehouden na de verpleging onzer vele zieken, konden geen lafenis aanbrengen. De Eskimo versmaadde ook weldra de europeesche geneeskunde, en de doktoor moest plaats maken voor eene waarzegster. Een oude tooverkol werd bij den zieke geroepen; zij begon met een dikken band om zijn hoofd te binden; daarop hief zij het hoofd op, maar het te zwaar vindende, verklaarde zij dat de patient sterven moest. Overtuigd van de onfeilbaarheid van het orakel besloot deze door den honger een spoedig einde aan zijn le en te maken; zijne vrouw wees met verontwaardiging een kop bouillon af, welke de doktoor hem aanbood.

‘Ik kan niet verzekeren, ofschoon ik het wel geloof, dat hij volhard zou hebben, want drie dagen later kwam des avonds een hoop vrouwen mijne hut binnen onder den uitroep: ‘hij sterft, hij sterft!’ Ik begaf mij met den doktoor haastig tot hem en was getuige van een tooneel, dat ik slechts zeer onvolmaakt beschrijven kan.

‘De zieke zat op zijn bed van dierenvellen en ondersteunde met de hand zijn arm, waaruit een stroom van bloed vloeide. Niemand bood hem de minste hulp, alle aanwezigen beijverden zich alles wat zich in de hut bevond, naar buiten te werpen, alsof er brand was. De mannen wierpen zich beurtelings op den zieke, onder het slaken van de afgrijselijkste kreten. Het geklaag der vrouwen, de tranen en het geschreeuw der kinderen deden mij hooren en zien vergaan en maakten zulk een indruk op mij, dat ik nog altijd huiver als ik er aan denk.

‘Als een Eskimo in zoodanigen toestand is, dat aan zijne genezing wordt gewanhoopt, maakt men reeds de toebereidselen tot zijne begrafenis. Daarom kwam de vrouw van den stervende hem gedurig vragen: ‘hoort gij, verstaat gij mij?’ Daar hij bevestigend antwoordde, drong zij bij hem aan om te vernemen of hij liever in den sneeuw wilde begraven worden dan in de zee, en voegde er bij, dat, daar het ijs began te breken, men er met geen slede op kon komen. ‘Dan zal men mij in een boot vervoeren,’ antwoordde hij met zwakke stem.

‘Het was zichtbaar dat de tijd aan de vrouw lang begon te vallen. Ofschoon de zieke zijne tegenwoordigheid van geest behield en alles begreep wat rondom hem plaats had, ja zelfs den zin van elk woord verstond, dat gesproken werd, begon zijne vrouw niet minder de toebereidse'en en gebood een meisje de huid van den muur af te nemen, waarin het lijk haars mans moest gewikkeld worden. Dit bevel werd met eene verschrikkelijke koelbloedigheid uitgevoerd zoowel als gegeven. Met niet minder kalmte volgde de zieke de handelingen der aanwezigen; in overwegingen verdiept of door bloedverlies uitgeput, deed hij geen enkel teeken van vrees of angst en liet zich zijne beste kleederen aantrekken, zonder er zich tegen te verzetten.

‘Reeds had men het vel op den grond uitgespreid met het zichtbare doel hem er levend in te wikkelen; reeds had men het luik geopend, waardoor volgens het gebruik, het lijk naar buiten moest gebracht worden, toen de lijder, de spraak terugkrijgende, verzocht dat men nog eenig geduld zou hebben, daar hij zich aanmerkelijk beter gevoelde. Hij riep den doktoor, betuigde hem zijn dank voor de zorgen die hij aan hem had besteed, liet zijne wond verbinden en toonde na eenige oogenblikken zooveel beterschap, dat zijne familie de toebereidselen weder kon wegnemen.

‘Eenige dagen later was hij volkomen buitengevaar. Het was de schuld zijner familie niet dat hij niet levend begraven was geworden.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken