Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van het oorlogsveld.

De eigenaar van het dorp Chambertin, hetwelk beroemd is om zijn uitmuntenden wijn, ontving in zijn lusthof bezoek van vier officieren der pruisische landweer, in burgerkleeren, waarvan er een, na zich en zijne makkers met naam en toenaam bekend te hebben gemaakt, den eigenaar aldus toesprak: ‘Mijnheer, wij weten dat de wijn van Chambertin beroemd is, doch wij kunnen er met geene overtuiging van spreken, aangezien de kooplieden welke hem ons gewoonlijk verkoopen, geen geweten hebben. Wil dus, mijnheer, de goedheid hebben ons te laten zien dat de Chambertinwijn, welken men ons in Pruisen verkoopt, wezenlijk Chambertinwijn is. 't Is niet als vijandelijk officier dat ik tot u spreek en u

[pagina 168]
[p. 168]

dit vraag, ik zou zelfs kunnen zeggen: ik ben een uwer toekomende klanten, indien uwe vrijschutters misschien in hun snaphaan geene logenstraffing mijner woorden gereed hielden. Gelief ons dus, mijnheer, eene flesch van uwen besten wijn op te halen; wij zullen hem u overigens betalen tegen den prijs, welken gij er voor zult vragen.’

Op eene zoo vriendelijke vraag kon men met geene weigering antwoorden. De flesch werd gebracht, eene flesch van achter 't vat! De lekkerbekken vonden den burgerwijn uitmuntend, zij vroegen eene tweede flesch, daarna eene derde. Onder den invloed van dezen krachtigen wijn werden zij welhaast welsprekend en van welsprekend teêrgevoelig. De huismeester dit ziende en, om hen hun hart eens te laten uitboezemen, haalde eene vierde en eene vijfde flesch op, klonk met zijn gasten en sprak met hen over de afgrijselijkheden en gruwelen van den oorlog, totdat, toen de vijfde flesch geledigd was, de vier Pruisen en de Franschman elkander weenend omhelsden.

 

Een engelsch correspondent vond onder de pruisische krijgsgevangenen na het gevecht van Bretoncelles bij de rookende puinen in het dorpje van dien naam twee knapen, in fransche marine-uniformen, bitter weenende. Op zijne vraag, hoe oud zij waren, vernam hij dat de eene 15 en de andere 16 jaren telde. Zij waren denzelfden morgen van het gevecht met 800 man rechtstreeks van Cherbourg aangekomen en stonden reeds ten 10 ure in het vuur; een van hen sprak op treurigen toon: ‘Ik werd soldaat gemaakt tegen mijn wil; ik werd hier gebracht tegen mijn wil; ik heb mede moeten vechten tegen mijn wil, en ik werd krijgsgevangen gemaakt tegen mijn wil; het eenige, wat ik niet tegen mijn wil heb moeten doen, was het afbranden van een patroon; want, kijk in mijn patroontasch en tel de patronen; daar zijn ze allen, 84; en bezie mijn geweer, ik heb nooit in mijn leven op een vijand geschoten.’ Hij voegde er bij, dat al zijne kameraden jongens waren zooals hij. De correspondent herinnerde zich, die jeugdige soldaten moedig te hebben zien voortrukken naar het midden van een veld, waar zij op den buik gingen liggen en gedurende eenigen tijd met grootere vastberadenheid vuurden, dan menigeen hunner oudere wapenbroeders.

 

Onuitsprekelijk is de onmenschelijkheid, welke dezen oorlog heeft gekenmerkt; vooral waar de mobiele garden en duitsche landweer zich in den strijd mengden was de verbittering van weêrszijden allervreeselijkst. Dan geven de pruisische soldaten volstrekt geen pardon, hunne verbittering kent nauwelijks eenig medelijden, als zij fransche boeren in het gevecht zien, of hen troepsgewijs in hunne blauwe kielen, met de galons der mobielen aan de broek, ontdekken. Zij weten dat zij het zijn welke dagelijks hunne kameraden uit duizenden hinderlagen neêrschieten, en maken dan ook kort spel met hen.

Hartverscheurend is de aanblik der vertwijfelende gezichten van de gevangenen als zij met honderden getransporteerd worden, terwijl de vrouwen handenwringend op de dorpels der deuren staan, of naar de kerken ijlen, om voor de verlossing der gevangenen te bidden; men moet het zien, om al de ellende in de dorpen te beoordeelen welke door den hardnekkigen weêrstand nog steeds wordt verergerd.

Zijn de fransche boeren aan de gevangenschap gelukkig ontkomen, dan grijpen zij weer naar het geweer met de wanhoop der vertwijfeling.

‘In verscheidene dorpen heb ik reeds de jammerlijkste tooneelen gezien,’ zegt een duitsch correspondent. ‘De vader, de zonen zijn door de Beieren en Pruisen als mobiele garden weggevoerd; de huizen zijn verwoest, de haard heeft in geen acht dagen vuur gezien, koude asch ligt onder den schoorsteen, geen brood is er in gansch het dorp te vinden.

De brug bij Lagny.



illustratie
DE BRUG BIJ LAGNY.


Het overschoone Lagny, hetwelk even als Champigny, Montmorency, Enghien en andere bekoorlijke en in den omtrek van Parijs gelegen oorden, den rijken bewoner der fransche hoofdstad weleer gedurende de zoele zomermaanden tot een verlokkend buitenverblijf strekte, is door de verwoestingen des oorlogs schier niet meer te herkennen. De witte huizen en villa's, welke overal uit de groene tuinen en heerlijke bosschaadjes te voorschijn blikten, zijn in puin en asch gekeerd of door de pruisische soldaten als kazernen en stallen gebezigd en geheel van hun voormalige, wereldberoemde ‘élegance’ beroofd.

De oevers der het stadje doorstroomende rivier de Marne boden vooral het beeld der verwoesting. De twee bruggen, welke hier over de rivier voerden, liet het fransche geniecorps den 19 September na de overhaaste vlucht der fransche troepen en inwoners, in de lucht springen. De pruisische pionniers waren echter terstond met hunne pontons bij de hand, zoodat koning Wilhelm nog denzelfden avond de rivier met al zijne wagens en bagage overtrok. Aan de beide oevers stonden fakkeldragers en hunne roodkleurige lichten bestraalden in den donkeren nacht op hoogst effectvolle wijze den overtocht met de omliggende huizen en de stil ruischende golven der Marne.

Van eene der bruggen zag men links en rechts niets overig dan vervaarlijke steenhoopen; de pijlers zelf waren in de lucht gesprongen en beschadigden op verren afstand de muren der huizen, sloegen de daken in en vernielden ruiten en vensters. ‘De verwoesting was allerindrukwekkendst,’ zegt een ooggetuige, ‘vooral wanneer men bedenkt, hoe een elegante wereld zich weleer op deze brug aan 't gezicht op de Marne vermeidde.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken