Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De heksensabbat.

I.

Een opmerkenswaardig verschijnsel is het dat het bijgeloof onder zekere vormen en gedaanten langer en hardnekkiger stand houdt in die streken, waar een onvruchtbare bodem slechts weinige voordeelen aan den bewoner oplevert, dan in andere waar een weelderige plantengroei hem meer rijkdom van voortbrengselen verschaft. De oorzaak hiervan te vinden ware wellicht niet moeilijk, wanneer wij er naar wilden zoeken, maar dewijl het hier daarvoor de plaats niet is, bepalen wij ons liever bij de bloote aanduiding van het feit.

Ook in mijne geboorteplaats - een klein dorp in de nabijheid van een onzer provinciale hoofdsteden - kon ik deze waarneming doen. Op ons dorp was nog vóór eenige jaren het geloof aan toovenaars en heksen in volle leven; niet alleen dat men sprak van vroegere heksen, welke voor zooveel en zooveel eeuwen hare macht hadden uitgestrekt over de geheele streek, maar men wees er nog dagelijks meer dan eene oude vrouw aan die, zooals de boeren zegden, heksen kon. Men was er zoo zeker van zijne zaak, dat men zelfs de plaats en den tijd wist aan te geven waar en wanneer de heksen vergaderden, om ter eere van Belzebub, den vorst der duivelen, sabbat te vieren.

Die plaats heb ik meermalen in mijne jeugd - het spreekt van zelf op klaar lichten dag - bezocht en waarlijk ik moet bekennen dat uren in den omtrek geene plaats geschikter kon gevonden worden. Het is eene zandige, kale vlakte, waar niets hoegenaamd - zelfs geen heidestruikje - wilde groeien; zij is van alle zijden door even dorre zandheuvels ingesloten. Van oudsher droeg die vlakte den naam van den heksenkamp omdat, volgens de verzekering der dorpbewoners, die geheimzinnige wezens in den nacht van den eersten Donderdag op Vrijdag der maand op bezemstokken door de lucht daar heên reden. Geen boer van het dorp was er te vinden welke na den ondergang der zon het zou gewaagd hebben een voet op den heksenkamp te zetten of er bij maneschijn zelfs maar van de omliggende heuvels een blik op te werpen.

Zoo ging het ook mij in mijne jeugd. Ik had zooveel hooren fluisteren over de macht der heksen, wat men, uit vrees van hare vijandschap en wraakzucht gaande te maken, niet luide durfde verhalen; zooveel, zoo ontzettende tooneelen van boosheid en helsche wraak had ik hooren beschrijven bij het halfduister van de avondschemering en op mompelenden toon, dat ik, zooals allen op het dorp, de zekere overtuiging koesterde dat er niet alleen personen geweest waren, welke met den vijand van het menschdom een schriftelijk verbond hadden gesloten, maar dat zelfs bepaalde personen, welke men mij meermalen had aangewezen, ten gevolge van zulk verbond over eene meer dan menschelijke macht konden beschikken.

Verdere opvoeding evenwel, gepaard aan den voortgang mijner jaren, verzwakte langzamerhand die soort van overtuiging, welke dan ook ten laatste geheel moest plaats maken voor betere, en zeker meer menschlievende begrippen. Eens van het vooroordeel genezen wilde ik ook anderen in diezelfde weldaad doen deelen en daarom beproefde ik alles wat in mijne macht was om bij hen die dwaze gedachte uit te roeien. Ik wierp mij dus op als bestrijder van het bijgeloof, doch werd door de boeren begroet als voorvechter der dwaling, en het ging zoover dat ik met den vinger werd nagewezen als een gevaarlijk mensch, waarvoor men zich moest wachten.

Het baatte mij niet dat ik de hekserij voorstelde als een oud overblijfsel van het heidendom dat vóór de prediking der Christenleer alom in ons vaderland heerschende was. Herhaaldelijk had ik het gezegd dat de heidenen ten tijde der volle maan 's nachts hunne woningen verlieten om door dans en zang de godheid te vereeren welke zij zich in de maan voorstelden, waartoe zij de eenzaamste plaatsen op de kruinen der bergen, op de uitgestrekte heidevlakten of in het diepe van het woud uitkozen; dat deze gebruiken niet alleen in stand waren gebleven, niettegenstaande de invoering van het Christendom en alle wetten en capitulariën van koningen en keizers, maar dat zij zelfs van lieverlede nog in kracht hadden gewonnen dewijl de bedorven hartstochten van den mensch hoe langer zoo meer in het spel waren gekomen.

Maar niets mocht mij helpen. De boeren wisten te goed dat Belzebub, de vorst der duivelen, zijn vertrouwelingen samenriep door een teeken aan de lucht, voor ieder onzichtbaar die geen ingewijde was; dat zij, nu eens op een bezemsteel, dan weêr op een bok door de lucht reden en daarbij zekere tooverwoorden uitspraken; dat zij eindelijk, na hunne hulde aan hun heer en meester bewezen en van hem in ruil daarvoor zekere zalven en tooverkruiden ontvangen te hebben, zich aan zedelooze danspartijen, goddelooze parodieën van den christelijken eeredienst enz. overgaven, om daarna aan te zitten aan een gastmaal waarvan de voornaamste gerechten bestonden uit padden en slangen, uit het bloed van ter dood veroordeelden en van kinderen, die zonder doopsel gestorven waren.

Zoo was de heksenkamp voor onze boeren eene merkwaardige, maar tevens afschrikwekkende plaats geworden, waaraan zij tal van verhalen hadden vastgeknoopt, welke hen ongelukkigerwijze stijfden in hun bijgeloof. Een toeval versterkte hen nog meer in hunne valsche overtuiging terwijl het mij een sprookje leerde dat tot dien tijd voor mij verborgen was gebleven. Ik zal beiden verhalen.

[pagina 183]
[p. 183]

II.

Eens dat ik mij wederom veel moeite had gegeven om eenige dorpelingen te genezen van hetgeen ik hunne dwaasheid noemde, sprak een van hen mij met een uittartenden lach aan:

‘Wat gij daar zegt is alles goed en wel, maar overmorgen is het Vrijdag; durft gij dan in den nacht van Donderdag op Vrijdag tusschen middernacht en één uur op den heksenkamp te gaan?’

Een paar boeren lachten bij deze uitnoodiging om van mijn moed en tevens van mijn onwrikbaar vertrouwen op de waarheid mijner bewering blijk te geven; de meesten echter gaven de duidelijkste bewijzen van afkeuring.

‘Dat is niet goed, Caspar,’ zegden zij, ‘want hij zou in staat zijn er heen te gaan en zoo zoudt gij de oorzaak worden van....’

De uitdaging had intusschen op mij hare uitwerking reeds gemaakt; zij bracht mijne eigenliefde in het spel en riep terzelfder tijd al mijne oude herinneringen uit den jeugdigen leeftijd in mijn geheugen terug; ik was niet bang en wilde dat toonen, zoodat ik terstond toesloeg.

Dit bracht eene geheel andere uitwerking te weeg dan ik verwacht had. Om strijd bad en smeekte men mij van mijn voornemen af te zien; allen waren eenstemmig om mij te verzekeren dat mij kwaad zou overkomen zoo ik niet aanstonds mijn woord terug wilde nemen, en dat ik mocht ik bij toeval aan dit eerste gevaar ontkomen, zeer zeker latere rampen niet zou ontgaan. Tal van voorbeelden, het een al afschrikwekkender dan het andere, werden aangehaald, de namen van vele personen werden mij genoemd om mij te overtuigen dat ik het lot niet zou ontgaan dat hen eens getroffen had. Maar nu was ik op mijne beurt niet over te halen; ik verwijderde mij dus met het vaste voornemen om op het gestelde uur naar den heksenkamp te gaan.

Ik zal hier al de drangredenen, nog door zoovelen aangewend om mij van mijn roekeloos voornemen te doen afzien, niet vermelden; zij konden mij niet doen wankelen. Een bede echter verwonderde mij omdat zij voortkwam van eene oude arme vrouw, welke voor eene heks doorging en waaraan ik uit medelijden somtijds een aalmoes had gegeven. Zij ook, zij bezwoer mij met tranen in de oogen niet naar den heksenkamp te gaan, ‘omdat mij een ongeluk treffen zou.’

Ik geloofde hare woorden niet en bleef bij mijn voornemen volharden. Om echter aan die eindelooze reeks van vreesachtigen te ontkomen, die mij met hunne smeekingen lastig vielen, verwijderde ik mij in den namiddag van Donderdag en ging ik naar een naburig gehucht bij een vriend den dag verder doorbrengen. Daarom was ik de heide dwars over gegaan en had ik over menige half drooge sloot moeten springen. Tegen den avond kwam ik terug en sprong niet verre van den heksenkamp weder over eene niet zeer breede gracht. Ik verstuikte mijn voet en zag mij in de onmogelijkheid alleen mijne woning te bereiken; ik moest dus afwachten dat deze of gene voorbijganger mij wilde helpen.

Hierin ten minste was ik niet geheel en al ongelukkig, want weldra kwam een boer langs die plaats en toonde zich bereid om mij aanstonds zijn hulp te verleenen. Op zijn arm leunend hinkte ik naar huis en kwam nog juist vroeg genoeg op het dorp aan om door velen gezien te worden.

Nu eerst las ik op de gezichten der dorpsbewoners welke gevolgen dit in alle deelen zoo natuurlijk ongeval moest hebben. Zij beschouwden mij met schrik, maar zwijgend. Weldra evenwel kon ik hooren hoe men elkander toeriep, dat ik nu reeds de straf voor mijne vermetelheid moest dragen. Ik dacht onwillekeurig aan de woorden der oude vrouw, welke ik nog voor weinige uren in den wind had geslagen, en kon mijn wrevel niet verbergen over den noodlottigen samenloop van omstandigheden.

Een der eerste bezoekers welke zich na mijn ongeval bij mij aanmeldden was de dorpsgeneesheer; hij was het ware beeld van die oude plattelands doktoors, die een diepe minachting gevoelden voor de hedendaagsche boeken der geneeskunde en met die boeken voor alle geneesmiddelen welke zij zelf niet als geheel en al doeltreffend hadden leeren kennen. Toch wist onze doktoor nog dikwijls raad waar jongere en meer bestudeerde geneesheeren te kort schoten. Maar waar hij bovenal meester was, op het gebied van verhalen en legenden kon niemand hem evenaren. Als onvermoeid verteller wist hij alles wat er uren in den omtrek merkwaardigs was voorgevallen of wat er sinds eeuwen verhaald werd van allerhande wonderbare sagen en vertellingen.

De doktoor bewees mij eerst zijne diensten en bleef toen bij mij tot laat in den nacht. Daar ik gaarne zijn gevoelen over de zoogenaamde hekserij wilde weten sprak ik hem aldus aan:

‘Ziedaar nu, doktoor, een louter toeval dat aan de menschen stof zal geven om te praten.... Ik wilde zoo gaarne een dwaas vooroordeel uitroeien, en nu werk ik zelf mede om het kracht bij te zetten.’

De oude doktoor haalde de schouders op en nam een snuifje. Eenigen tijd bleef hij zwijgend, en ik wachtte mij wel om het stilzwijgen verder te verbreken, want ik begreep wel waarop hij wilde neêrkomen. Eindelijk begon hij:

‘Zie, vriend, hierin zijt gij niet redelijk; laat toe dat ik u zulks verklaar. Meent gij niet met mij dat, als alles te gelooven een teeken is van een zwakken geest, niets te gelooven een kenmerk is van een geest die niets krachtiger is? Het is gemakkelijk om iets aan het bloote toeval te wijten, maar dat toeval juist bewijst dat ons verstand te kort schiet. Gij weet, niet waar, dat ik niet bijgeloovig ben?’

Deze laatste vraag was wat men een oratorischen slag - om - den - arm zou noemen; de doktoor maakte daar altijd gebruik van als hij ging spreken van iets waaraan hij geneigd was geloof te slaan.

‘Neen,’ zoo ging hij voort, ‘ik ben niet bijgeloovig, God dank! Maar als ik duidelijke, tastbare bewijzen heb dan moet ik toch wel gelooven. Zoo, bij voorbeeld, heb ik er anderen gekend welke het geheim der heksen op haren sabbat wilden achterhalen en juist aan hen gebeurde steeds een ongeluk waardoor zij in het volvoeren van hun voornemen verhinderd werden. Het is zonderling maar niet minder zeker en zoo ik u daarvan spreek is het uit volle overtuiging en met kennis van zaken als een man die vele gevallen van dien aard heeft onderzocht. Zoo was het ook het geval met Jan Hendriksen en Peter Thomassen.... Maar deze hadden hunnen spotlust te veel botgevierd en het was dan ook niet een eenvoudige les welke zij kregen, maar de duivel had voor hen wat ergers bewaard.’

‘En wat?’

‘Gij kent het kruis bij den moeraspoel, niet ver van den heksenkamp?’

‘Ja, daar werd een man in het moeras verstikt gevonden. Maar de zaak is mij toch niet in hare bijzonderheden bekend.’

‘Het is een lang verhaal hetwelk ik u later wel eens zal vertellen.

Het is zeer wonderbaar en boeiend.’

‘O, vertel het mij dan nu?’

‘Neen, het is te akelig; gij zoudt er van droomen en boven alles hebt gij rust noodig.’

De grijsaard bleef halstarrig weigeren; hetgeen mij verwondering baarde want het was zeker de eerste keer dat hij zich moeilijk toonde waar het er op aankwam om te vertellen. Ik herinnerde mij echter dat het dorpsbijgeloof zegde dat het gevaarlijk is in den nacht van Vrijdag te droomen van heksen en toovenaars.

Ik drong dus niet meer aan, want nu wist ik dat alle moeite vergeefsch zou zijn.

Den volgenden dag deed mij de doktoor in de schaduw van een kastanjeboom en voor de deur mijner woning het volgende verhaal, waaraan niets ontbrak dan het halfduister der avondschemering om het al zijn geheimzinnige kleur te geven.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken