Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van het oorlogsveld.

Alle correspondentiën uit de door de Pruisen veroverde fransche gewesten stemmen er in overeen, dat de toestand in die streken allerjammerlijkst is en dat er bij de inwoners een afkeer van de overwinnaars bestaat, die niet door den alles slijtenden tijd, noch door de mildste blijken van duitsche sympathie schijnt te kunnen vernietigd worden. Merkwaardig is onder dit opzicht het schrijven van een engelsch correspondent uit Straatsburg.

‘Straatsburg,’ zoo zegt hij, ‘is thans van geheel de wereld afgesneden; er zijn geen dagbladen, geen amusementen, geen vreemdelingen. De straten zijn verlaten en bijna alle winkels gesloten. De sneeuw lag hoog op den grond toen ik en een Americaan Kehl verlieten om ons te begeven naar de geruïneerde stad. Wij passeerden zonder moeite een slaperigen schildwacht, die aan de duitsche zijde der rivier op wacht stond en, nadat wij een schipbrug waren overgegaan, bevonden wij ons in Frankrijk. We hielden eenige oogenblikken stil om de spoorwegbrug in oogenschouw te nemen, die men in de eerste dagen van den oorlog in de lucht had doen springen. Zij was op eene knoeierige wijze hersteld. Een paar ijzeren balken zijn over de opening gelegd en daarop de rails bevestigd. Toen ik de brug gezien had, was ik volstrekt niet verwonderd, dat de machinisten liever te Kehl stoppen dan door te stoomen tot Straatsburg. Voortwandelende bereikten wij eene kleine herberg, die door de kogels zeer geleden had. In de muren waren de gaten met stroo dichtgestopt; ofschoon 't pas acht ure was geslagen, was de herberg gesloten. Er was geen spoor van licht te bekennen. Wij vervolgden den weg, die eenmaal aan ééne zijde met boomen was beplant geweest; hier en daar zag men nu nog slechts afgeknotte stammen en ook deze zullen spoedig als brandhout gebezigd zijn. Allerwege zagen wij sporen van het bombardement, en de grond was als bezaaid met ruwe houten kruizen, die getuigden van de velen die er begraven lagen. Mijlen in het rond ontwaarde ons oog slechts sneeuwvelden; geen boom, geen heg was er te zien, daarentegen waren er raven in overvloed, die onophoudelijk hun akelig gekras deden hooren. Het tooneel was indrukwekkend, doch treurig.

‘Na een flink uur te hebben doorgestapt, kwamen wij aan de poort der stad, waar het stedelijk belastingkantoor gevestigd was. Te rekenen naar het aantal geweren dat op een rij stond, bevonden zich een dozijn soldaten in het bureau. Een schildwacht, in een lange jas gehuld en met een lange pijp in den mond, hield ons staande en vroeg ons, of wij ook wat te declareeren hadden. Mijn compagnon antwoordde: ‘niets anders dan dat 't vrij koud is.’ De man dacht een oogenblik na, knikte met het hoofd en liet ons passeeren.

Ofschoon het vroeg in den avond was, waren de straten geheel verlaten, Straatsburg scheen de doodenstad te zijn. Ik verlangde te zeer om een onderkomen te vinden, dan dat ik veel aandacht kon schenken aan de ruïnen die mij omringden. De voorgevel van mijn hôtel maakte op mij den indruk, dat ik mij voor een hôtel eerste klasse bevond; van binnen was echter alles in eene ruïne herschapen. Eenige pruisische soldaten gebruikten hun souper in een klein vertrek door een paar kaarsen verlicht. De eigenaar van het hotel keek mij treurig aan, toen ik om een kamer vroeg, hij beloofde mij te zullen zien of 't hem mogelijk was. ‘'t Is een slechte tijd,’ voegde hij er in 't Engelsch bij, ‘een verschrikkelijk slechte tijd; de oorlog heeft mij geruïneerd.’ Ik vroeg hem of er ook reizigers in het hôtel waren. ‘Neen,’ antwoordde hij, ‘er zijn geen vreemdelingen behalve die...’ daarbij op de officieren wijzende.

‘Een kellner verzekerde mij dat hij nog eene kamer wist waarin ik veilig den nacht kon doorbrengen. Voordat wij dit vertrek bereikten, passeerden we er menigeen dat vernield was.

‘Den volgenden ochtend liep ik de stad door, nimmer hadden mijne oogen zulk een tooneel van verwoesting en ellende aanschouwd. Ik heb nauwkeurige inlichtingen ingewonnen en ben daardoor tot de conclusie gekomen, dat Straatsburg zelfs na eene eeuw nog geen duitsche stad zal zijn. De Pruisen zijn gehaat door de inwoners, die door de Duitschers als soldaten worden behandeld.’

[pagina 208]
[p. 208]

Op de hoogte van Champigny, waar de vruchtbare wijnbergen met de onafgeplukte, bedorven druiven zich in het dal der Marne slingeren, vond een correspondent acht dagen na het gevecht bij die plaats meer dan 1000 lijken onbegraven opeengehoopt. Op eene enkele plek, niet grooter dan de plaats, welke een middelmatig groot huis inneemt, vond hij 108 lijken in dichte rijen bij elkaar. Een jongeling van een schoon uiterlijk hield nog zijn rozenkrans in de hand, aan welken hij in den doodstrijd gebeden had met een glimlach op het gelaat en de oogen ten Hemel gericht. Onder de bij hem gevonden papieren was een brief, hem door zijne moeder den dag vóór het gevecht gezonden, en waarin zij met al hare moederlijke teederheid de hoop op een spoedige terugkomst uitsprak. Arme jongeling, zoo jong, zoo schoon, - en nu niet eens een graf, waar de moeder haar innig geliefd kind kan beweenen!

Het kasteel van St. Cloud.



illustratie
HET KASTEEL VAN ST. CLOUD.


Het paleis van St. Cloud, waarvan thans nog slechts de ruïnen overig zijn, in nevenstaande gravure voorgesteld, was een wereldberoemd monument, zoowel op gebied der geschiedenis als der kunst.

Ongeveer vijf honderd jaren geleden werd St. Cloud voor de eerste maal door de Engelschen geheel verwoest en in de asch gelegd. 't Was hier ook dat Hendrik III den len Augustus 1559 door de moordenaarshand van Jacques Clément werd om 't leven gebracht.

Het paleis werd door Magnan gebouwd en op smaakvolle wijze verfraaid en vergroot door de hertogen van Orleans, in wier bezit het bleef tot het in de handen van Marie-Antoinette overging. In 1793 werd het kasteel en het park eigendom der natie. 't Was daar dat de coup d'état van den 18 Brumaire plaats had en Napoleon I behield ook, na dat hij keizer was geworden, eene bijzondere voorliefde voor dit bekoorlijk verblijf.

In 1814 werd het kasteel door den generalen staf van het oostenrijksche leger bezet, in het volgend jaar betrok het de pruisische veldmaarschalk Blucher. In Juli 1830 was 't paleis het laatste verblijf van Karel X, vóór hij in ballingschap moest vertrekken. Eindelijk Napoleon III beschouwde het als zijne meest gelief koosde residentie en nam er de voorbereidende maatregelen tot den coup d'état van den 2 December 1851.

De grootste aantrekkelijkheid van St. Cloud was het park met zijne heerlijke alleeën en watervallen, welke in sierlijkheid en kunstigen aanleg met die van Versailles wedijverden en door Delille in een gedicht zijn bezongen.

In 't inwendige van 't paleis waren vooral de galerie en de zaal van Diana, de galerie van Apollo, de zaal van Lodewijk XIV door de geschiedkundige monumenten en meesterstukken van kunst, welke er zich in bevonden, wereldberoemd. De zaal van Diana was met het prachtigste tapijtwerk der Gobelins bekleed, de zaal van Mars sierden de kostbaarste schilderijen van Mignard en de beschilderde zolderingen der galerie golden als de voornaamste kunstwerken van dien meester.

Van het prachtige kasteel van St. Cloud is niets staande gebleven dan eenige brokstukken van zuilen en puinhoopen; door de bezetting van Parijs zelve werd deze verwoesting aangericht, wellicht om aan de Pruisen de gelegenheid te benemen dit kasteel tot eene schuilplaats hunner batterijen te doen strekken, wellicht ook om het geliefkoosde verblijf van den gehaten ex-keizer te vernietigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken