Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Verschillende aanslagen op Napoleon III.

Dat keizer Napoleon, weinige dagen vóór hij tegen Pruisen ten strijde trok, de Pauselijke Staten aan de bescherming van Italië overgaf, terwijl hij aan dit land eene nieuwe concessie verleende, werd door velen beschouwd als de prijs van het bondgenootschap, dat de fransche regeering met de italiaansche had aangegaan. Maar ook waren er anderen, welke geloofden dat Napoleon tot de ontruiming van den Kerkdijken Staat had besloten, om zich de vriendschap te verwerven der revolutionaire partij in Frankrijk. Hij zou daartoe gekomen zijn door de ontdekking, dat de heethoofden, welke in April 1870 een oproer te Parijs trachtten te bewerken, tevens een aanslag op zijn leven in den zin hadden gehad. Uit het proces, dat te Blois in Frankrijk gevoerd werd en met eene veroordeeling van de meeste beschuldigden eindigde, was zulks niet onduidelijk gebleken.

In hoeverre het laatste gevoelen als het juiste moet beschouwd worden, laten wij in het midden; zeker is het evenwel dat de moordaanslagen, waaraan Napoleon in den loop zijner regeering heeft blootgestaan, een merkwaardigen invloed op zijne verhouding tegenover Italië gehad hebben, en dit land er steeds de vruchten van heeft geplukt, terwijl de aanleggers zelven op het schavot voor hunne gruwelijke daad moesten boeten.

Hem, die met het ware karakter der geheime genootschappen bekend is, komen deze moordaanslagen volstrekt niet onnatuurlijk voor; integendeel hij weet dat zij tot de ‘zedelijke middelen’ behooren, waarmede het ééne Italië tot stand gebracht is. Napoleon had zich in zijne jeugd verbonden de Carbonari bij te staan in het bewerken der italiaansche eenheid en zich daarbij overgegeven aan hunne wraak, zoo hij zijne beloften niet hield. Toen de revolutie van 1848 Frankrijk voor hem opende, was het oogenblik voor hem gekomen om zijne beloften te vervullen, en vele republikeinen geloofden dat hij de fransche republiek steunen en de italiaansche in het leven roepen zou. Mazzini was evenwel van een geheel ander gevoelen, hij kende Napoleon. In 1840 had hij hem de hulp der republikeinen aangeboden bij zijn aanslag op Boulogne, op voorwaarde dat Napoleon na den val van Louis Philippe de republiek herstellen zou; hij mocht dan daarvan de president worden. Maar Napoleon bedroog Mazzini; hij deed keizerlijke proclamatiën drukken, welke onder zijne manschappen zouden worden uitgedeeld, Zoodra zij den voet op franschen bodem zouden gezet hebben. Zulk eene proclamatie viel in Mazzini's handen; woedend begaf hij zich tot Napoleon en verklaarde hem, terwijl hij hem met de zweep dreigde (sommige beweren dat hij verder ging), dat geen enkel republikein hem naar Boulogne volgen zou. Mazzini hield woord, en de aanslag mislukte.

Toen Napoleon in 1849, als president der fransche republiek, de romeinsche republiek vernietigde en den H. Vader uit zijne ballingschap verloste, ontstak Mazzini in de bitterste woede en besloot hij Napoleon op eene waarlijk duivelachtige wijze te herinneren aan de belofte, welke hij eenmaal aan de Carbonari gedaan had. Het was niet van Mazzini's wil maar van de omstandigheden afhankelijk dat zijn plan eerst in 1852 werd uitgevoerd.

Veel is er over den aanslag van 1852 geschreven, maar het ware van de zaak is nimmer volledig bekend geworden. Het volgende werd in hoofdzaak in dien tijd door de voornaamste bladen verhaald. Graaf Walewski, fransch gezant te Londen, zond het bericht naar Parijs, dat zekere officier, Kelsch geheeten, door Mazzini overgehaald was tot een aanslag op het leven van Napoleon. Kelsch zou zich binnen weinige dagen naar Parijs begeven, om zijn plan ten uitvoer te brengen. De prefect van politie Pietri geraakte in de grootste ontsteltenis en arbeidde dag en nacht met zijne agenten maar zoo geheim, dat het publiek volslagen onbekend met de zaak bleef. Het schijnt dat de prefect een hoogen prijs uitloofde voor het vangen van den moordenaar. De prijs werd behaald door een gewezen luitenant, welke Kelsch in een koffiehuis gevangen nam. Wat er met den ongelukkige verder plaats had, is nooit bekend geworden; sommigen zeggen dat hij naar Cayenne gevoerd, anderen dat hij in het geheim ter dood gebracht is.

Mazzini, de aarts-samenzweerder, gaf echter den moed niet op, en op den 20 April 1855 volgde een tweede moordaanslag. Het was een heerlijke lentedag, waarvan de keizer gebruik maakte om met twee officieren een rijtoertje door het bosch van Boulogne te doen. Toen hij langs de Elyzeesche Velden terugkeerde, schoot een persoon, zonder juist op hem aan te leggen, een pistool op de kleine groep af. Hij werd onmiddellijk gevangen genomen en voor den rechter van instructie gebracht, maar zijn hardnekkig stilzwijgen maakte het onderzoek uiterst moeielijk. Eindelijk vernam men dat de moordenaar een Italiaan was, Pianori geheeten. Hij werd ter dood veroordeeld en stierf den 13 Mei van genoemd jaar op het schavot. Zijne laatste woorden waren: ‘leve de republiek! weg met de tyrannen!’

De moordaanslag van Bellamara volgde dien van Pianori op den voet. Deze vuurde op eene koets, waarin hij meende dat de keizer zich bevond. Hij vergiste zich, want in de koets zat een oud edelman met twee dames, behoorende tot het gevolg der keizerin. Gelukkig werd niemand getroffen. Uit de verklaringen van Bellamara vermoedde men dat hij lid was eener wijd vertakte samenzwering, welke het op het leven des keizers had gemunt. Men ontdekte evenwel geen spoor van eene samenzwering, en Bellamara werd in een krankzinnigengesticht opgesloten.

Een derde aanslag in hetzelfde jaar werd op touw gezet maar niet voltrokken. Ditmaal was de schuldige een keizerlijke lijfwacht. Van deze zaak is evenwel weinig bekend geworden, en velen hebben haar beschouwd als een manoeuver der regeering ter bereiking van politieke doeleinden.

In den Zomer van 1857 had de veel besproken zaak van Tibaldi plaats. De held van dit bedrijf, een instrumentmaker van beroep, woonde sedert geruimen tijd te Merilmontant en stond daar in geen zeer goeden reuk. In Juli 1857 onderschepte de politie verscheiden brieven van Mazzini, waaronder een, welke aan Tibaldi gericht was. De inhoud dezer brieven deed denken aan eene groote samenzwering, waarom Pietri zijne maatregelen nam. Aanstonds liet hij Tibaldi in zijne woning gevangen nemen en daarop eene huiszoeking doen, welke verscheidene wapenen en brieven te voorschijn bracht, welke het vermoeden der politie schenen te rechtvaardigen. Twee vrienden van Tibaldi, Bartolotti en Grilli, werden eveneens gevat, en voor den rechter van instructie verklaarde de laatste, een man van een zeer zwak karakter, alles wat men wilde. Daardoor vernam men dat er een uitgebreid komplot ontstond, hetwelk ten doel had den keizer te vermoorden. Grilli noemde als de hoofden van het komplot Mazzini, Ledru-Rollin, Massarenti en Campanella. Het proces, hetwelk tegen hen aangevangen werd, leidde tot hunne veroordeeling tot deportatie naar Cayenne, waaraan Ledru-Rollin door eene haastige vlucht naar Londen wist te ontkomen. Tibaldi werd gedeporteerd en de straf der anderen door den keizer in gevangenisstraf veranderd. De amnestie, welke Napoleon in den aanvang van het vorige jaar verleende, gaf Ledru-Rollin gelegenheid om naar Parijs terug te keeren, hij vertoefde hier slechts kort en

[pagina 243]
[p. 243]

vertrok weder naar Londen, een paar dagen vóór het oproer in April uitbrak, hetgeen tot allerlei aan- en opmerkingen, welke voor Ledru-Rollin niet gunstig waren, aanleiding gaf.

Wij komen nu tot den vreeselijken moordaanslag van 14 Januari 1858, waaraan Napoleon en zijne gemalin als door een wonder ontkwamen. Slechts de aanslag van Fieschi met diens helsche machine tegen Lodewijk Philips kan daarmede gelijk gesteld worden.

Op den avond van genoemden dag begaven zich de keizer en de keizerin in een rijtuig, met twee paarden bespannen, gezeten, naar de opera. Het rijtuig, slechts door een kleine afdeeling lanciers geëscorteerd, verliet ten 8 uur 10 min. de Tuileriën. Nauwelijks was de voorrijder op het plein voor het operagebouw gekomen, of men hoorde eene vreeselijke ontploffing. De hofkoets kraakte, een dichte rookwolk vervulde de straten; uit de rijen der nieuwsgierigen ging een hartverscheurend gekerm op. Op denzelfden oogenblik schier volgden een tweede en derde losbarsting, alsof het ontzettende donderslagen waren. Alles beefde, sidderde en poogde zich door de vlucht te redden. Een verschrikkelijk gedrang volgde, en de straat was met dooden en gewonden overdekt. Den keizer was een granaatsplinter door den hoed gegaan, en een stuk glas had hem het aangezicht gewond. Een der paarden was dood, het andere stervende. Napoleon en Eugenie, met het bloed hunner dienaren bespat, waren radeloos. Eene nieuwe ontploffing kon ook hun den dood brengen. De keizer wilde omkeeren, doch de keizerin riep op luiden toon en met vaste stem: ‘Toonen wij dat wij meer moed hebben dan de moordenaars!’ Zij greep den keizer bij den arm en geleidde hem met rasse schreden naar de hofloge, waar het publiek hem met luid gejuich ontving. Hier eerst ontdekte Eugenie, dat haar kleed gescheurd en met bloed bedekt was; doch daarop weinig lettende, zond zij boden uit, om naar den toestand der ongelukkige gewonden te vernemen.

De aanleggers van dit gruwelijk bedrijf waren buitenlanders. Het opperhoofd van het komplot, Orsini geheeten, was een Italiaan en geheel vervuld met het denkbeeld der italiaansche eenheid. Hij had gehoopt dat Napoleon, getrouw aan zijn eed, die tot stand zou brengen; maar ziende dat de keizer zijne belofte geheel scheen vergeten te hebben, vormde hij met Mazzini het afgrijselijke plan, hetwelk hem op het schavot brengen zou. Hij was slechts 39 jaar oud en sedert vele jaren in allerlei revolutionaire komplotten gewikkeld. Hij wist zijn plan zoo sluw uit te werken, dat zelfs de argusoogen der parijsche politie niets ontdekten, ofschoon hij vijf weken lang in een der meest bewoonde wijken van Parijs vertoefde, en daarenboven de regeering door haar gezantschap te Londen gewaarschuwd was.

Een engelsch ingenieur had op bestelling van Orsini's vriend, zekeren Pieri, welke in het geheim ingewijd was, de bommen vervaardigd. Met de twee genoemden zouden Gomez, een bediende van Orsini, en Rudio den aanslag volvoeren.

In den namiddag van 14 Januari ontving Orsini de bommen. Tegen acht uur des avonds begaf hij zich met zijne drie medeplichtigen naar de rue Lepelletier. Ieder droeg een bom en een revolver onder den mantel. De gang van Pieri wekte wantrouwen op bij een politieagent; deze trad op hem toe en stootte hem als bij toeval tegen het lijf. Daardoor ontdekte hij het pistool en nam Pieri onmiddellijk gevangen. Ongelukkig verhinderde deze arrestatie den aanslag niet, want alvorens Pieri de gevangenis had bereikt, was het feit reeds volvoerd. De politieagent was nog niet verdwenen uit de oogen der overige samenzweerders toen men de nadering van het hofrijtuig vernam. Gomez slingerde het eerst zijn bom naar het rijtuig; hem volgde Orsini, en Rudio voltooide het gruwelstuk.

In de onbeschrijfelijke verwarring, welke op de ontploffingen volgde, was het den misdadiger gemakkelijk te ontkomen. Orsini was zelf door een granaatsplinter gewond, en hij begaf zich naar een hôtel om zijn wond te laten verbinden. Ook Rudio was naar zijne woning gesneld. Doch Gomez, welke wellicht niet geheel bedorven was, geraakte in doodelijken angst bij het zien der tallooze stervenden en gewonden, en begaf zich naar eene nabijzijnde herberg, waar hij zich, aan vertwijfeling ter prooi, nederzette en de achterdocht des kasteleins opwekte. Deze waarschuwde de politie en weinige oogenblikken later bevond Gomez zich in de gevangenis. Daar hij onmiddellijk zijne makkers verried, werden ook Orsini en Rudio in den kerker geworpen. Voor de rechtbank verscheen Orsini met al de onbeschaamdheid van een hardnekkigen samenzweerder en noemde Gomez een laffen verrader. Jules Favre, nam de verdediging der misdadigers voor de rechtbank op zich; hij trachtte de rechters te overtuigen dat de beschuldigden alleen gedreven waren geweest door hunne onverzettelijke liefde voor Italië en hoopte op dezen en andere fraaie gronden hunne onschuld te betoogen. De rechtbank meende dat liefde voor Italië niets gemeen had met koningsmoord en veroordeelde Orsini, Rudio en Pieri ter dood, den laatste, ofschoon hij de daad niet had volbracht. Ten opzichte van Gomez werden verzachtende omstandigheden aangenomen en hij daarom tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. De keizer veranderde de straf van Rudio in deportatie naar Cayenne; Orsini en Pieri werden geëxecuteerd.

Het getal der dooden en gewonden, door de ontploffing der bommen veroorzaakt, bedroeg bijna 150.

De gevolgen van dezen aanslag waren zeer gunstig voor de italiaansche eenheid. Orsini had uit zijne gevangenis een brief aan den keizer geschreven, waarin hij hem bedreigde dat hij onverbiddelijk ter dood gebracht en de rust van Europa op het spel zou gezet worden, indien hij zich de belofte niet herinnerde, welke hij eenmaal aan de Carbonari gedaan had en Italië niet aan Oostenrijk, de Bourbons en den Paus ontrukte. Sommige beweren dat Napoleon met Orsini in den kerker een onderhoud heeft gehad, wat evenwel tamelijk onwaarschijnlijk is; even weinig grond is er voor het gevoelen van hen, welke volhouden dat Orsini de persoon is, in wiens hand Napoleon eenmaal zijn eed als Carbonari aflegde. Wat hiervan zij, de keizer scheen voor de bedreiging, hem in ieder geval door de bommen gedaan, terug te schrikken, en nam in 1859 de zaak van Italië ter hand, wslke hij op de bekende wijze ten einde bracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken