Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 3 (1870-1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.90 MB)

Scans (1593.18 MB)

ebook (38.82 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 3

(1870-1871)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Nummer 37]

Uit den Fransch-Pruisischen oorlog.



illustratie
AANKOMST DER FRANSCHEN OP BELGISCH GRONDGEBIED


't Was een indrukwekkend schouwspel dat zich den len en 2n Sept. aan de vreedzame bewoners der fransch-belgische grenzen voordeed. Drie volle dagen achtereen had reeds op de vreeselijkste wijze voortdurend het geknetter der mitrailleusen en het gebulder uit duizenden vuurmonden de lucht doen dreunen. De grond davert er van; in de verte rijst en verdwijnt op verschillende plaatsen een vuurgloed; alles verkondigt, dat een vreeselijke slag in de nabijheid plaats heeft. Aan den zoom van een bosch zitten eenige honderden soldaten in groepjes naast hunne in rotten gestelde geweren met elkaâr te praten; op enkele punten staan sommigen op post of vergezellen de officieren, welke met verrekijkers van de hoogten de verwijderde tooneelen trachten gade te slaan. Het zijn belgische militairen, die daar eene zending vervullen, welke niet zonder roem noch gevaar is, wier taak het namelijk is te beletten, dat de onzijdigheid van het belgisch grondgebied door een der strijdvoerenden in 't minst wordt geschonden. Eensklaps nadert het krijgsalarm meer en meer, het gekletter der wapenen, het getrappel der paarden komt nabij, geheele afdeelingen vreemde soldaten van allerlei wapenen, velen met bloed en stof bedekt, sommigen door hunne makkers met moeite voortgesleept, naderen in de grootste verwarring; het

[pagina 290]
[p. 290]

zijn de vluchtende deelgenooten der bloedige nederlaag van het fransche leger bij Sédan. Een officier van het belgische detachement, vergezeld van twee man, treedt de vluchtelingen te gemoet en heft het belgische vaandel in de hoogte. Bij het zien van het vaandel ontblooten de fransche officieren het hoofd, ‘vive la Belgique!’ is de luide, algemeene kreet, en dezelfde strijders, die wellicht vóór eenige oogenblikken nog den dood trotseerden om hunne standaarden en wapens te behouden, doen thans van beiden met kalmte en overgeving afstand, om op 't onzijdig grondgebied de rechten der gastvrijheid en vriendschap te deelen.

Door waakzaamheid en hulpbetoon toonde België, bij het bloedige drama, dat aan de grenzen van zijn grondgebied werd opgevoerd, zich zijner zelfstandigheid waardig, en geïnterneerde vluchtelingen der beide oorlogvoerende volken zijn eenstemmig in dankbaren lof voor het gastvrij onthaal, dat hun in den vreeselijken toestand, na de groote worsteling bij Sédan, ten deel viel.

En hoe allerverschrikkelijkst de toestand aldaar was, zulks laat zich, volgens de eenparige getuigenis der verschillende correspondenten, door geen pen beschrijven. ‘Na de overgave der stad,’ zegt o.a. een hunner, ‘waaide reeds op grooten afstand de doodlucht u tegen, bij het naderen der vestingwerken zag men allerwege doode paarden half tot ontbinding overgegaan; in de drooge grachten om den stadsmuur waren de paarden van den honger naar beneden gestort; op verschillende plaatsen lagen hoopen menschen-lijken als het aas van ratten en ongedierte.’

Men besluite hieruit welke schrikkelijke tooneelen plaats hadden op het beslissende oogenblik van den slag zelf. Toen de stad ingesloten was worstelden de fransche soldaten in de vreeselijkste verwarring en bij een vlucht zonder orde onderling tegen hun eigen landgenooten, om aan 't verderf te ontkomen; de cavalerie wierp zich met paard en al in de diepe vestinggrachten; in galop snelden de zware kanonnen voort om zich een weg door de vluchtende menigte te banen; te midden dier onzinnige, rade- en redelooze massa regende het verpletterende stortbuien van houwitsers, bommen en granaten uit de pruisische batterijen en was het alsof het fransche leger in den krater van een vuurspuwenden berg was gevallen. ‘Onbeschrijfelijk is hetgeen ik met eigen oogen gezien heb,’ zegt de correspondent van een engelsch blad. ‘Welke verschrikking en ellende! Op een kleine plek in de stad zag ik meer dan vijftig menschen, soldaten, burgers, vrouwen en zelfs een klein kindje naast elkander gedood. Hier zag ik een knaap buiten zich zelf van angst om hulp smeeken, op eenige schreden van mij werden een vrouw de beide beenen afgeschoten, een doktor snelt toe en tracht de vrouw naar de ambulance te brengen, doch twee stappen verder wordt zij door een kogel in zijn armen gedood. Woedend van honger en vooral van dorst renden losse paarden als dol door de straten, ieder vertredende, brieschende en snakkende naar water. Overal krioelde het van lijken letterlijk vaneen gereten door de ontploffende houwitsers. ‘De aanblik van zoovele gruwelen’ zegt de correspondent ten slotte, ‘ontdeed mij van alle persoonlijke vrees en maakte mij schier gevoelloos. Doodsbleek en ontzet zag ik den dood en de verwoesting in al hunne verschrikkelijkheid, en gaarne had ik mijn leven gegeven om aan Frankrijk en de geheele menschheid dien diep vernederenden dag te besparen.’ En voorzeker, moge ook op den len September de schitterendste krans van militairen en strategischen krijgsroem voor het nieuwe duitsche keizerrijk zijn gevlochten, het bloed, hetwelk op dien dag stroomde, werpt een onuitwischbare schandvlek in de wereldgeschiedenis en voor Frankrijk was het de nimmer te vergeten dag der volslagenste nederlaag.

Reeds den 9en Aug. was de reeks van gevechten der duitsche troepen tegen het leger van Mac-Mahon door den strijd bij Nouard geopend en werd door een onverwachten aanval aan 't armeecorps van de Failly een nederlaag toegebracht. Den 30n had het hevige gevecht plaats bij Beaumont, waarin de Franschen meer dan 7000 krijgsgevangenen verloren, en onder voortdurenden, hardnekkigen strijd trok op den 31n Aug. Mac-Mahon in de richting van Carignan en vervolgens naar de vesting Sédan terug, waar het fransche leger voortreffelijke positiën bezet hield. Reeds ten vier uren in den morgen van den len September riep het gedonder van het geschut de afgematte en door vermoeienis, ontbering en aanhoudende gevechten schier uitgeputte soldaten tot den nieuwen grooten worstelkamp op. Het pruisische leger omringde, dank zij zijn veel grooter getalsterkte, in een uitgestrekten cirkel, van alle zijden de fransche armée. Er was nogtans een oogenblik in den aanvang van den strijd, dat de krijgskans ten gunste der fransche wapenen scheen te zullen beslissen, doch weldra was de slag van pruisische zijde, een louter artilleriegevecht. Met hunne gewone geestdrift bestormden de Franschen de heuvelruggen, roepende: ‘konden wij toch de vijanden maar zien!’ ‘Doch men zag ze nooit,’ zegt de fransche berichtgever Jeannerod. De duitsche infanterie en cavalerie waren teruggetrokken en verscholen in de lagere gedeelten van het terrein, en was ook met veel moeite eene hoogte overmeesterd, steeds begonnen van een andere zijde nieuwe batterijen den dood te verspreiden.

Drie groote rampen kwamen gedurende dezen hopeloozen strijd nog het lot der Franschen bezwaren. De wonde van Mac-Mahon, waardoor het leger van zes uur 's morgens af zonder aanvoerder was; de aankomst der versterkingen van den prins van Saksen, welke omstreeks 12 uur verschenen en de reeds uitgeputte fransche troepen verpletterden en het onvergefelijk gebrek der fransche armée aan ammunitie tegenover een artillerie, die onuitputtelijk was.

De noodlottige granaat, welke den hertog van Magenta buiten het gevecht stelde, beroofde het leger reeds bij het begin van den dag van hoofd en leiding, en de generaal Von Wimpfen, die eerst den vorigen dag was aangekomen, kon onmogelijk op de hoogte der krijgsoperatiën zijn en zag zich genoodzaakt eene capitulatie te teekenen, bij welks tijding zoo menige oude soldaat van Algiers, de Krim, Solferino, gelijk een kind begon te weenen en waarvan de krijgsgeschiedenis der eeuwen geen tweede voorbeeld oplevert.

‘Van 't oogenblik dat Mac-Mahon gewond werd,’ zegt Jeannerod, ‘was het leger aan zich zelf overgelaten. De keizer richtte eerst het geschut der citadel, daalde vervolgens naar de stad af en posteerde zich bij de bruggen. Toen hij voorbij een koffiehuis kwam, berste een granaat op twee schreden afstands van zijn paard; geen spier van zijn gelaat vertrok en hij werd nog begroet door eenige toejuichingen, welke bij onmiddellijk onderdrukte. Hij berustte in alles, maar dat verbeterde niets en het kommandement ontbrak steeds. De cavalerie, welke Mac-Mahon zoo juist van pas wist te gebruiken, was als voor de aardigheid onder het vuur op elkaâr gehoopt en werd vernield zonder zich zelfs te kunnen wreken.’

Onder zulke omstandigheden werd het fransche leger, met uitzondering van eenige troepen, welke zich naar de belgische grenzen een uitweg baanden, binnen de vesting Sédan opgesloten en had gedurende 20 minuten een vreeselijk bombardement dezer stad plaats. Toen verscheen een fransch parlementair met de witte vlag en ten zeven ure 's avonds de fransche generaal Reille met een brief aan koning Wilhelm; ‘daar het mij niet gegeven is aan de spits van mijn leger te sterven, geef ik mijn degen aan Uwe Majesteit over,’ zoo schreef Napoleon.

Den volgenden morgen om 6 ure kwam de generaal Reille naar het kwartier van graaf Von Bismarck met het bericht, dat de keizer hem wenschte te spreken. De bondskanselier reed aanstonds den weg op naar Sédan, en ongeveer 3 kilometers van Donchéry bij Frenois ontmoette hij Napoleon in een rijtuig vergezeld van een zestal officieren. In een armoedig huisje, dicht bij den straatweg, had de eerste tragische overgang der keizerlijke macht tot de bekentenis der hulpbehoevendheid plaats; ongeveer drie uren na deze ontmoeting met den bondskanselier werd de keizer door een eerewacht van pruisische kurassiers overgevoerd naar het kleine lustslot Bellevue bij Frenois, waar tevens de voorwaarden voor de capitulatie met den uit Sédan overgekomen opperbevelhebber, generaal Von Wimpfen, vastgesteld werden. De keizer in de rijk met goud versierde uniform van een fransch generaal, de borst bedekt met ridderkruisen en linten, de zichtbare teekenen van vleiende onderscheiding, welke hij twintig jaren lang van zijne vrienden had ontvangen, kreeg de gunst, om ‘de glorierijke sporen zijner vaderen,’ waarvan hij in zijn proclamatie gesproken had, op duitschen grond in het zomerverblijf van zijn oom Jérôme te gaan zoeken. Op de slagvelden en in de ambulancen, in de verbrande woningen van weduwen en weezen werd vol zieleleed het klaagwoord herhaald: ‘waarom voeren wij oorlog?.... Arm Vaderland, bij Sédan is ons lot en het uwe beslist!’

 

Ontzettend waren de gruwelen en barbaarschheden door de overwinnaars gedurende deze dagen van strijd en bloedvergieten gepleegd. Eene der hartroerendste episoden biedt de verwoesting van Bazeilles door onze gravure voorgesteld.

Een onzer vrienden, die het in de asch gelegd dorp bezocht, getuigt dat geen pen in staat is dit droevig schouwspel naar eisch te beschrijven. ‘Alle huizen waren verwoest,’ zegt hij, ‘alle muren in puin gevallen en door den brand geblaakt. Men zou meenen in een dier oude steden te zijn welke door het wraakvuur der goddelijke Voorzienigheid zijn getroffen en waarin het leven sinds eeuwen vernietigd is. Nog kort geleden leefden er ongeveer twee duizend menschen in welvaart en vreedzaam geluk. Hoe weinigen zijn er van overgebleven; thans heerschte overal dood en verwoesting, en welk een dood voor de meesten?’

Een enkel tafereel, ons door dezen ooggetuige medegedeeld, moge van het gebeurde eenig denkbeeld geven. Twee dagen na het voorval zag hij in een der gehuchten nabij Bazeilles eene zeventigjarige vrouw, de oude Thérèse genaamd; zij had een kind van tien maanden op den schoot, het eenige, wat haar van een gezin van elf personen overbleef. ‘Wij leefden zoo gelukkig,’ vertelde hem de vrouw; ‘wij woonden met ons elven bij elkaar, mijn broer, twee zoons, twee dochters en vier kleinkinderen. Wij waren wel niet rijk, maar het huis, hetwelk wij bewoonden, was het onze en wij verdienden er goed ons brood. Den 30en Augustus naderden de Duitschers en Franschen; den volgenden dag daverde den ganschen dag de grond, zoo hevig werd er geschoten. 's Avonds vluchtten de Franschen door de Duitschers achtervolgd naar ons dorp. Op onze akkers, in onze tuinen, in onze straten werd de strijd voortgezet. Vele Franschen vluchtten in onze huizen; ook hier vervolgden hen de Beieren. Mijn broer, die onder Napoleon I gediend had, mijn zonen en mijn schoonzoon grepen naar 't geweer om zich tegen de vijandelijke overweldigers te verdedigen. Ik zelf, ik moet het bekennen, moedigde hen hiertoe aan.... Dat was ons ongeluk. Het lot van ons dorp was beslist, en welk een lot! Men vermoordde alles

[pagina 291]
[p. 291]

wat men vermoorden kon, vrouwen, zuigelingen, niets werd gespaard. Men omsingelde het dorp en de huizen, stak alles in brand en diegenen, die vluchten wilden, werden in de vlammen geworpen. Wanneer ik er aan denk, begeven mij verstand en spraak. Ik zal u slechts zeggen, dat van de tien kinderen en kleinkinderen, die ik had, mij niets dan dit onschuldig wichtje is overgebleven. Alleen de kleine Lucie bleef voor mij op wonderdadige wijze behouden. Ik was in den kelder gevlucht en had er voor het crucifix geknield mijn rozenhoedje gebeden. Eensklaps hoor ik de stem van mijn broeder. Ik ijl naar boven, het huis staat in lichtlaaie vlam, twee mijner zoons liggen gedood; met verwilderden blik en 't geweer in de hand roept mijn broeder mij toe: ‘vlucht door de tuindeur, Jeanne en Marie ('t waren de namen mijner dochters) zijn ook reeds met hunne kinderen achteruit gevlucht. God helpe u, dierbare zuster! voegde hij er snikkend bij, wees met de hand naar den hemel, als de eenige plaats van ons weêrzien, en duwde mij de tuindeur uit. Zonder te weten waarheen, liep ik als waanzinnig voort tusschen rookwolken en aanhoudend geweervuur. Op eenige schreden tusschen een groot aantal lijken van elken leeftijd en kunne, ligt mijn dierbare Jeanne bloedend op den grond uitgestrekt. In hare armen hield zij haar kind, dat glimlachend op het lijk zijner moeder staarde. Wat er toen in mij gebeurd is en hoe ik dezen aanblik overleefd heb, weet ik niet. God wilde het onschuldige wichtje behouden. Bewusteloos heb ik der moeder haar kind ontnomen en ben met haren schat voortgeijld; ik werd in deze woning opgenomen en hier eerst vernam ik dat ik voortaan met mijn kleine Lucie alleen op de wereld zou zijn.’

Wij hebben het verhaal der vrouw zooveel mogelijk verkort, en de hartverscheurende uitroepingen der ongelukkige achterwege gelaten. Toen zij had geëindigd barstte zij in een luid snikken en gillend kermen uit. ‘Wat zal mijn leven nu zijn?’ zegde zij eindelijk. ‘En toch, om dien kleinen engel daar, moet ik blijven leven, ik, die zoo gaarne zou willen vereend zijn met hen, die daar rusten.... Maar waar rusten zij? Ach! 'k heb zelfs den troost niet van op hun graf te kunnen gaan bidden.’

Zulke tooneelen hadden plaats op den 31 Aug. en 1 Sept. van 't jaar 70 der negentiende eeuw! Zal 't nageslacht het kunnen gelooven?

Chronologisch overzicht van den Fransch-Pruisischen oorlog.
Augustus (Vervolg.)

13.De koning van Pruisen brengt zijn hoofdkwartier over naar Faulquemont op 35 kilometers van Metz. - De badensche troepen behalen drie kleine overwinningen in de nabijheid van Straatsburg.
14.Het duitsche leger raakt bij Metz slaags met de Vereenigde fransche legercorpsen van Decaen, Frossard en Ladmirault. De Franschen verlaten den linkeroever der Moezel en wijken terug binnen de vestingwerken van Metz. - De Pruisen strekken hunne verkenningen tot aan Toul uit en sommeeren deze plaats zich over te geven. - De generaal Bonin wordt tot gouverneur-generaal in Lotharingen en de luitenant-generaal graaf von Bismarck-Bohlen tot gouverneur-generaal in den Elzas benoemd. - Keizer Napoleon en de keizerlijke prins verlaten Metz, om zich naar Verdun te begeven.
15.Capitulatie van Marsal. - Een detachement pruisische cavalerie bezet Commercy.
16.Het hoofdkwartier van den koning van Pruisen is te Pont-à-Mousson. - Bloedig gevecht bij Mars-la-Tour der pruisische troepen van generaal von Alvensleben en prins Frederik Karel tegen de Vereenigde fransche legercorpsen van Decaen, Ladmirault, Frossard, Canrobert en de keizerlijke garde. De pruisische generaals von Wedell en von Doering sneuvelen, de generaals von Rauch en Grüter worden gewond. - Gevecht van Toul door het IVe pruisische armeecorps. - Zeegevecht bij het eiland Rügen van een fransch eskader tegen een pruisisch oorlogschip en drie kanonneerbooten.
18.Overwinning der Duitschers bij Metz in tegenwoordigheid van den koning van Pruisen. - Een gedeelte van het fransche leger wordt naar Metz teruggeslagen en buiten de gemeenschap van Parijs gesteld. - Trochu wordt tot gouverneur van Parijs en opperbevelhebber van de troepen der fransche hoofdstad benoemd.
19.Begin van 't bombardement van Straatsburg door de badensche divisie. - Het garnizoen van Straatsburg schiet de stad Kehl in brand. - De kroonprins van Saksen wordt tot bevelhebber van een nieuw gevormd duitsch legercorps benoemd.
21.Gevecht van fransche schepen met de korvet de Nimf. - Bombardement van Bitsche door de beiersche artillerie. - De Franschen ontruimen Châlons-sur-Marne.
24.Het hoofdkwartier van den koning van Pruisen wordt naar Barle-Duc verplaatst. - De maarschalk Mac-Mahon krijgt bij het kommando over het Ie armeecorps nog 't opperbevel over het Vde (de Failly), VIIde (Douay) en XIIde (Lebrun).
25.Overgave van Vitry-le-Français.
26.De Duitschers bezetten Markolsheim, nabij Colmar.
30.Gevecht bij Beaumont met eenige afdeelingen van 't leger van Mac-Mahon, die den weg naar Metz insloegen. De Franschen trekken deels naar Sédan, deels naar Mouzon, aan den rechteroever der Maas.
31.Na verschillende kleinere voorposten-gevechten trekken de overwinnende duitsche troepen van Beaumont over de Maas en omsingelen het fransche leger, dat naar Sédan is teruggetrokken.

September.

1.Het fransche leger tracht door de duitsche liniën, die 't insluiten, te breken. Gevecht van Noisseville. - Vreeselijke slag bij Sédan. De legers van den kroonprins van Pruisen en den kroonprins van Saksen, brengen onder 't opperkommando van den koning van Pruisen aan het leger van Mac-Mahon een volkomen nederlaag toe, 30,000 Franschen worden gevangen genomen, de Duitschers maken zich van een groot getal vaandels en kanons meester. Mac-Mahon wordt gewond en de generaal von Wimpfen neemt het kommando over. Een gedeelte van zijn leger vlucht naar de belgische grenzen en legt daar de wapens neder. Het overig blijvende deel is genoodzaakt zich in Sédan terug te trekken. Doch nadat de Duitschers met het bombardement dezer stad zijn begonnen, biedt het leger aan te capituleeren. - Keizer Napoleon, die zich ook te Sédan bevindt, schrijft aan den koning van Pruisen een brief, waarin hij dezen zijn degen aanbiedt.
2.De capitulatie van Sédan wordt door Von Moltke en den franschen generaal von Wimpfen geteekend. Geheel het fransche leger van Sédan geeft zich aan de Duitschers over. Dit leger telt: 1 maarschalk, 39 generaals, 230 hoofd-officiers, 2095 andere officiers, 84,450 onderofficiers en soldaten, en bovendien 14,000 gekwetsten. De vaandels van al de regementen, 70 mitrailleuses, 330 stukken veldgeschut en 10, 000 paarden vallen in handen van den vijand. - Bijeenkomst van Napoleon en den koning van Pruisen te Frénois bij Sédan. Koning Wilhelm wijst het kasteel Willemshöhe in de nabijheid van Kassel Napoleon tot verblijf aan.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken