Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1871-1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.40 MB)

Scans (1580.43 MB)

ebook (42.77 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het vuur.

(Slot)

Wij hebben den aard van het vuur leeren kennen, met de tweevoudige hoedanigheden, waarmeê het zich altijd aan onze zintuigen voordoet, nu blijft ons nog over den algemeenen en laatsten oorsprong van het vuur te bepalen. Hiertoe hebben wij ons slechts te herinneren, dat licht en warmte, altijd van het vuur onafscheidelijk, uit het plantenleven voortkomen, en dat tot het leven en den groei der planten de werking der zon noodzakelijk vereischt wordt. De zon is bijgevolg de algemeene en laatste oorsprong van het vuur.

Koolstof, waterstof en zuurstof zijn de drie enkelvoudige stoffen, waaruit bijna uitsluitend alle planten bestaan. Deze moeten derhalve om te groeien, die verschillende bestanddeelen in zich opnemen. Van het onontbeerlijke water krijgen zij de daarin vereenigde waterstof en zuurstof. De koolstof nemen zij uit de lucht, onder den vorm van koolzuur, in hare poriën op en verzamelen die in hare bladeren, als in een voorraadschuur. Dit koolzuur echter kan zijne koolstof niet aan de planten afstaan, zonder dat de zon zijn elementen, koolstof en zuurstof, uit hunne verbinding oplost. En, let wel, niets is in staat die werking der zon te vervangen. Derhalve is deze werking der zon, die door hare stralen plaats vindt, even noodzakelijk voor het leven der planten, als de lucht voor den adem der dieren. Menigvuldig zijn de proeven ter staving van dit onloochenbaar feit; men denke slechts hoe spoedig een plant, van licht beroofd, aan 't kwijnen gaat, hoe zichtbaar alsdan haar doodstrijd wordt, wat zij al niet doet om dien te boven te komen; naar alle zijden wendt en keert zij zich om zoo mogelijk eenigen lichtstraal op te vangen, en mocht deze bij geval een of andere opening den doortocht geven, dadelijk richt zij hare loten en twijgen daarhenen, buigt zich vaak in de meest ongewone bochten en kronkelingen, om door zijn invloed haar reeds wegstervend leven te behouden en te vernieuwen.

Maar zelfs de warmte- en lichtbronnen, die de volmaaktste industrie ons kan verschaffen, hebben het leven der planten en bijgevolg het licht der zon tot laatsten oorsprong. Zoo het hout dat in onze haarden brandt, de olie, die onze lampen voedt. Mocht men echter de bemerking maken, dat b.v. eene bougie hare zelfstandigheid aan het dierlijk leven ver-

[pagina 35]
[p. 35]

schuldigd is, dan nog vragen wij of men zich het dierlijk leven, onafhankelijk van het leven der planten, kan voorstellen.

Het licht en de warmte, voortgebracht door overhaling en verbranding van steenkool, die meest vruchtbare onzer warmtebronnen, veronderstellen ook eene zeer groote werkzaamheid in het plantenleven, en dus alweder den invloed van het zonnelicht. Wij danken het dezer brandstof, door Gods Voorzienigheid sedert eeuwen en eeuwen in den boezem der aarde zoo ruimschoots neêrgelegd, dat wij ons nu nog verlichten en verwarmen, door middel van het zonnelicht, dat reeds vóór duizenden jaren onze aarde bescheen.

Heeft zelfs de electriciteit, die in lichtend vermogen als 't ware met de zon wedijvert, hare krachtige uitwerking aan hetzelfde zonlicht, als laatsten oorsprong, niet te danken? Hoe toch zouden wij een krachtigen galvanischen stroom kunnen opwekken, zoo niet de steenkolen ons waren geschonken, om het zink, een noodzakelijk voedsel voor dien stroom, uit zijne metaalaarde los te maken?

Maar gij brengt wellicht tegen dit alles in, dat men ten minste door gestuite beweging warmte en zelfs licht kan voortbrengen. Doch het bewogen voorwerp of de beweger, hebben zij hun bestaan niet aan de planten en derhalve ook aan de zon te danken? Misschien zult gij het stroomend water als beweger aannemen? Maar hoe zou het water kunnen stroomen, zoo niet de zon door hare warmte de verdamping veroorzaakte, die de vorming van wolken ten gevolge heeft? Uit die wolken nu stort een overvloedige regen op de toppen der bergen neder, terwijl de vereeniging der beken, aldaar gevormd, in onze vlakte het aanzijn geeft aan die krachtige stroomen, waaruit wij nut en voordeel weten te trekken. Of wilt gij liever de luchtstroomen aanwenden? Ook zij zouden de wieken onzer molens niet doen draaien, noch de zeilen onzer schepen doen zwellen, zoo niet de zon door hare warmte die veranderingen van evenwicht te weeg bracht, waaraan de wind zijn oorsprong verschuldigd is.

Derhalve is de zon door hare werking, tegenwoordig of reeds verleden, het eenig beginsel van beweging, de eenige oorzaak van het vuur. Geplaatst in het midden van dien onmetelijken cirkel, dien wij ons planetenstelsel noemen, is zij de levensbron van het heelal, onuitputtelijk in vruchtbaarheid, en waar zonder ophouden eene algemeene beweging van warmte, licht en leven uit voortvloeit, zulk eene harmonische eenheid in de rijkste verscheidenheid van al het geschapene te weeg brengend, dat zij alleen in den lofzang, door alle onbezielde schepselen hunnen Schepper ter eere gezongen, de schoonste tonen en verhevenste accoorden hooren doet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken