Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1871-1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.40 MB)

Scans (1580.43 MB)

ebook (42.77 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Nummer 11]

Onze gravuren.

De bekende badensche stad Freiburg verlatende in de richting van het Zwarte Woud, hetwelk, om de waarheid te zeggen, op verre na zoo akelig, donker en zwart niet is, als zijn naam of de schrikkelijke voorvallen aanduiden welke de verbeelding er heeft doen plaats grijpen, doorsnijdt men eene wèl bebouwde en aangename vallei, die allengs tot een meer bergachtig terrein voert en de nabijheid van het Schwarzwald verraadt. Kersen- en noteboomen worden schaarscher. Hier en daar vertoont reeds een denneboom zijne duizenden naalden, terwijl eene beek, welke zoo even nog zachtkens voortgleed, min of meer begint te bruisen, ja te woelen en weldra den naam van bergstroom verdient. Deze streek wordt door de bewoners het Paradijs genoemd.



illustratie
HET DUIVELSDAL IN HET ZWARTE WOUD.


Plotselinge veranderingen, indien men zelf daarin niet betrokken is en welke zich enkel tot de buitenwereld bepalen, zijn niet zelden welkom. Zulk een verrassing treft den reiziger bij het verlaten van genoemd Paradijs. In een oogwenk heeft de geheele omgeving een ander aanzien verkregen. In plaats van de ruime en heldere vallei waar bijna niets den blik deed stuiten, vindt men een engen en donkeren doortocht, waar bergkloven en spitsen het gezicht belemmeren en breede schaduwen werpen. Zoek er de lachende boomvruchten niet meer tusschen het volle gebladerte, noch het frisch groene tapijt; steenbrokken is 't eenige bijna, wat uw oog bespeurt en een hooge, puntige rots schijnt u den weg te versperren.

Zulks zou inderdaad het geval wezen, indien het Duivelsdal, op nevenstaande gravure voorgesteld, er niet ware om den toegang tot het Zwarte Woud te verschaffen. De weg, welken men tot nu toe gevolgd heeft, slingert door de rots, welke zich daar goedwillig heeft gespleten. Die plek wordtde Hertesprong genaamd. Eenjager, zoo verhaalt de legende, een hert achtervolgende, stortte evenals het opgejaagde wild, hetwelk door zijne honden tot den rand der steile helling was gedreven, met zijn paard in de diepte. De ruiter werd echter wonderdadiglijk gered; een machtige hand deed hem ongedeerd uit den afgrond stijgen en als herinnering aan dit feit ontstond denaam van Hertesprong. De geheele bergpas of vallei, is onder dien van Duivelsdal bekend. Het is vooral de overgang uit het helder en vroolijk landschap in eene sombere, eenigszins doodsche engte, welke het schrikkelijke, indien men er zulks in vinden wil, van die passage uitmaakt.

Onze gravure, welke het Duivelsdal te zien geeft toont genoegzaam aan, dat er niet zooveel vreeslijks in dien toegang tot het Schwarzwald ligt. Het viertal personen, welke zich juist op het oogenblik der teekening daar bevonden, toonen in hunne houding hoegenaamd geen schrik noch angst; zelfs de kleine, welke zich aan moeders arm vastklemt en eenigszins schuw omkijkt, geeft niets om het akelige van het dal, maar schijnt alleen bang te zijn voor den hond.

Krijgskundig beschouwd mag deze pas wel gevaarlijk genoemd worden. In 1700 durfde de beroemde fransche generaal Villars, door de keizerlijken achtervolgd, dit bijzonder strategisch punt niet passeeren. Hij zag in, dat weinige manschappen, de hoogten bezettende, een leger zouden kunnen verpletteren en dat zijne soldaten een roemloozen dood onder rotsblokken en door het lood van onzichtbare vijanden zouden vinden. Lachende gaf hij zijne vrees te kennen en op de benaming van Duivelsdal zinspelende, zegde hij tot zijne officieren: ‘Je ne suis pas assez diable pour cela:’ ‘Ik ben daarvoor (voor het passeeren van dat Duivelsdal) niet duivelsch genoeg.’

Een zijner landgenooten, de generaal der groote republiek, Moreau, schrikte echter voor dit dal niet terug en trok bij den terugtocht, die hem beroemd maakte, de schrikkelijke vallei door.

 

Zeldzaam vindt men eenig kasteel, hetwelk op zulk eene bekoorlijke en indrukwekkende omgeving kan roemen als het slot Montjardin, 't welk zich te midden der Ardennen in de beroemde vallei van Amblève verheft.

Het kasteel Montjardin gelijk het door de gravure op pag. 84 is voorgesteld, is niet van zeer hooge oudheid; het dagteekent zijn bestaan hoogstens eerst sedert vijf eeuwen. Niet verre van het tegenwoordige kasteel stond weleer een ander slot, welks bestaan tot een zeer hooge oudheid opklimt, doch waarvan thans bijna alle sporen verdwenen zijn. Aan de verwoesting van dit eerste Montjardin is een dramatische legende

[pagina 82]
[p. 82]

verbonden die ons door den schrijver van ‘het Dal der Amblève’ tegelijk met eene legende van Porallée wordt meêgedeeld. Onder deze laatste benaming staat namelijk een uitgestrekte streek gronds bekend, welke door eene der bezitsters van Montjardin aan de bewoners van eenige dorpen, ten gevolge eener miraculeuze gebeurtenis, werd gegeven. Daar deze legende van Porallée in dit nommer afzonderlijk wordt medegedeeld, meenen wij niet beter te kunnen doen dan onze lezers naar dit verhaal te verwijzen.

 

Een der vele naar het buitenland verdwaalde voortbrengselen der nederlandsche schilderschool wordt in nevensgaande gravure weder onder de oogen van de landgenooten des schilders gebracht. De straatzanger, zooals hij daar staat afgebeeld, is door het penseel van den nederlandschen schilder Jan van der Vinne gemaald.

Jan van der Vinne, in 1663 te Haarlem geboren, wijdde niet zijn gansche leven aan de kunst, maar werd later koopman. Gedurende zijn kunstenaarsloopbaan heeft hij verscheidene stukken, echter meestal teekeningen geleverd, welke van ruime fantasie en gemakkelijke opvatting getuigen. In sommige opzichten de evenknie van den meer bekenden Filip Wouwerman, streeft hij hem vooral eenigszins ter zijde, wat gloed en voorstelling betreft. Van der Vinne was een meester in het schetsen van wedrennen, jacht- en krijgstooneelen. Ook in het genre van landschappen muntte hij op zijne wijze uit. Er ligt in sommigen zijner tafereelen ook iets Jan-Steen'sch, dat niet minder dan de aardigheden van genoemden kunstenaar tot lachen dwingt. Hij hield meer van teekenen dan van schilderen. De straatzanger is door hem op hout geschilderd: het is maar een paneeltje van geringen omvang.

De in lompen gehulde straatzanger toont door zijne houding en blik genoegzaam aan, dat hij daar niet staat, om het oor van de voorbijgangers en van de bewoners der naburige huizen op vroolijke muziek en zang te vergasten; maar dat hij zich volkomen bewust is, hoezeer het vervelend gedoedel zijner lier, dat als muziek moet gelden en de oude overbekende liedjes die hij onvermoeid opdreunt, slechts dienen om de milddadigheid der hoorders te wekken. Hij lacht dan ook niet zooals de kleine guit, die met den triangel gewapend en met een zotskap gesierd, geen begrip kan hebben van de stemming des ouden, wien hij zoo hard mogelijk helpt lawaai maken. De knaap weet misschien ook wel, dat hun muziek niet ten genoege van het publiek kan zijn; maar hij doet het voor zijn eigen plezier en dat is hem, op 't oogenblik, genoeg om een vroolijk gezicht te zetten. Van het pijnlijk vroolijke, dat men anders niet zelden bij zulke straatmuzikanten vindt, is hier geen zweem. De kleine is met zijn triangel en zotskap ingenomen, hij denkt wellicht aan den tijd, waarop ook hij een lier zal mogen hanteeren. De grijsaard heeft genoeg ondervonden. De toekomst en het verledene, de grijze en de knaap spelen hier, elk op zijne wijze.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken