Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1871-1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.40 MB)

Scans (1580.43 MB)

ebook (42.77 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Pius VII.

(Vervolg.)

Het tijdstip, waarop de schrijver der aan bijzonderheden omtrent dit tijdsverloop zoo rijke gedenkschriften, de kardinaal Pacca, in hoedanigheid van pro-secretaris van Staat de leiding der staatkunde in de pauselijke landen mede aanvaardde, was bijzonder hachelijk en gevaarlijk. Hem werd te midden der benardste omstandigheden de bediening van eersten minister aangeboden, welke aan den niet minder grooten staatsman, den kardinaal Gonsalvi reeds zoo veel roem, maar bovenal zoo veel zorg, kommer en leed had aangebracht; hij aanvaardde ze desniettemin met vertrouwen, echter niet op eigen krachten.

Hoewel men sinds verscheidene maanden te Rome en in de romeinsche provinciën bekend was met het bepaalde plan van Napoleon, om de tijdelijke macht van het Opperhoofd der Kerk omver te werpen, had men toch de uitvoering van dat heiligschendend ontwerp als te verwaten en te gevaarlijk zelfs voor den door Europa gevreesden dwingeland, beschouwd.

Dan, de vijandige intocht der fransche troepen in Rome, in Februari 1808, het planten van acht kanonnen tegenover de hoofdpoort van het Quirinaal tijdens een plechtige gelegenheid, de indeeling der romeinsche soldaten in de fransche regimenten, de inhechtenisneming en opsluiting van de eerewacht des Pausen, het krijgsgeweld, tegen sommige kardinalen gepleegd, de annexatie van de provinciën Urbino en Ancona bij het koninkrijk Italië, volgens een decreet van den keizer-overweldiger, dat alles deed de weinige hoop der geloovigen op eerbiediging van de tijdelijke macht door den franschen keizer vervliegen.

Hoezeer was de houding van den eersten Bonaparte veranderd en voor allen in een ellendig daglicht geplaatst. Hoezeer waren zijn eigenlijke bedoelingen welke hij reeds tijdens het sluiten van het concordaat met den H. Stoel en bij de willekeurige toepassingen daarvan had laten doorschemeren, nu door hem zelf ontmaskerd. Hij meende zich zelf voortaan genoeg te zijn, de verwatene, die straks ondervinden zou, dat volgens 's Pausen waarschuwing, de Voorzienigheid de millioenen geweren uit de handen zijner soldaten kon doen vallen, en zijn geduchte legerscharen, als zandkorrelen kon verstrooien.

Steeds onbeschaamder was Napoleon in zijne verklaringen geworden; herinnerde hij zich niet meer, hoe hij nog, in 1 804, den Paus verzoekende, hem als keizer te kronen, aan Pius VII zijne gevoelens van gehechtheid betuigde. Osfchoon ook in dien brief, toen aan den Pans gericht, de gewone verwaande toon des Bonaparten heerscht, steekt deze toch gunstig af bij het schrijven, dat hij na den drie-keizeren-slag, zijn overwinning bij Austerlitz, aan den Paus durfde richten en waarin hij, als dronken van de behaalde zege, een kazernetoon voert. Ook zijn bespottelijk decreet, waarbij hij de bovengenoemde pauselijke provinciën annexeerde, toont aan, hoe hoog hij meende gestegen te zijn en hoe diep hij eigenlijk reeds gezonken was.

Beroofd van den steun der gewapende macht bevond zich de pauselijke regeering buiten staat de woelingen van de opstandelingen te keeren. De fransche troepen hadden het kasteel St. Angelo bezet, beschikten over de gevangenissen, en regelden of liever verwarden alles naar goedvinden; de pauselijke linietroepen en garden, hoewel nog steeds hunne soldij uit de pauselijke schatkist genomen werd, mochten den Paus niet meer ten dienste staan; slechts eenige Zwitsers waren ter uitvoering van bevelen hem gelaten. In de provinciën werden de garden schijnbaar in 's Pausen dienst geduld; maar op het minste voorwendsel, werden de officieren afgezet of gearresteerd door de fransche indringers, die zich partij zochten te winnen onder het gepeupel, dat zij heimelijk onder de benaming van burgerwacht aanwierven.

Daarbij hadden de veelvuldige doortochten en het lang verblijf der vreemde troepen in de Kerkelijke Staten waar zij op kosten der pauselijke schatkist huishielden, de financiën uitgeput; de regeering zag zich genoodzaakt tot verkoop van sommige harer goederen en tot het heffen van zware belastingen te besluiten. De meest opbrengende provinciën waren verloren. De regeering was dus in de onmogelijkheid gesteld om de weldadige en heilzame regeling van zaken, welke door de indringers in de war gehouden werden, voort te zetten en dan durfden nog de schaamtelooze omverwerpers verwijtingen richten aan het pauselijk gouvernement over den stand der zaken in de Kerkelijke Staten.

Pius VII, verontwaardigd over de geweldenarijen, waarvan zijne onderdanen het slachtoffer werden, protesteerde luide en plechtig tegen de

[pagina 139]
[p. 139]

overweldiging en de verdere aanmatigingen; zijn stem klonk den duizelenden overwinnaar van medekeizers ontzagwekkend tegen. In een allocutie, door hem in tegenwoordigheid van de niet uit Rome door fransch oorlogsgeweld verdreven kardinalen gehouden, protesteert de in zijn hoofdstad bedreigde Paus-koning, op de plechtigste wijze tegen de verkrachting zijner rechten en het tegen de zijnen gepleegd geweld. Zijn leven zal hij opofferen voor zijn volk. De keizer wordt vermaand zich aan den raad der trouweloozen, die hem ten verderve leiden, te onttrekken en raadgevingen te volgen, welke te zijner redding zijn. Het Opperhoofd der Kerk zich tot den eersten Petrus, den prins der Apostelen richtende, opdat Hij de kalmte aan de zoo door stormen bewogen zee hergeve, geeft vervolgens zijn vertrouwen op den goddelijken bijstand te kennen.

Hij heeft als vertegenwoordiger van den Christus zijn waarschuwende stem doen hooren; hij zal later zich genoodzaakt zien den verachter van die waarschuwing te treffen met den ban, met uitsluiting uit de reien van de kinderen der Kerk.

Het oogenblik naderde, waarop een heiligschendend geweld tegen den Stedehouder van Christus zou gepleegd worden. De Romeinen en de bewoners der Kerkelijke Staten, ongerekend de door de revolutie aangetaste onruststokers, vreesden voor het gevaar, dat hun souverein dreigde, en enkel de gedachte hem te zullen verliezen, deed hen beven. De Paus echter wachtte onbevreesd de gebeurtenissen af.

Het keizerlijk decreet, waarbij de annexatie der Kerkelijke Staten bij Frankrijk werd verordend, was openbaar gemaakt, het geweld zou een wettig gouvernement omverwerpen.

Dat dwangschrift vermocht echter niets op de vastberadenheid en den moed van het Opperhoofd der Kerk, die op den hem toevertrouwden post bleef waken, totdat krijgsgeweld hem gevankelijk wegvoerde.

De aanslagen der goddeloozen tegen den godsdienst en zijne bedienaren, de vervolgingen tegen de Kerk en de schending harer rechten en belangen werden door Pius VII, welke reeds herhaalde malen zijn krachtige stem ten protest had doen hooren, nogmaals aangetoond in de excommunicatie-bulle, door hem uitgevaardigd, waarbij alle aan die aanslagen en vervolgingen schuldige personen en medeplichtigen buiten de Kerk werden gesloten.

De grootheid van geest, de onverschrokken moed en de zieleadel van Pius VII, die hem te Rome deden blijven, slechts voor de geloovigen en niet voor eigen persoon bezorgd, ondanks het meer en meer dreigend gevaar, toonde zich nog in de woorden, welke hij tot den kardinaal Pacca richtte, toen er sprake was van de openbaarmaking van het banvonnis.

De oogen ten hemel slaande, zegde hij: ‘Welnu, maak de bulle openbaar; maar draagt wel zorg dat de uitvoerders van uwe bevelen niet ontdekt worden; want zij zouden worden gefusilleerd en ik zou daarover ontroostbaar zijn.’

De gewelddadige aanslag tegen den persoon van den Stedehouder Gods, de gevankelijke wegvoering van Pius VII uit zijn vorstelijk verblijf, was beraamd en zou, uit vrees voor het aan den Paus zoo gehechte romeinsche volk, in den nacht plaats grijpen.

Verscheidene detachementen cavalerie bezetten in den nacht van 6 Juli 1809 de straten welke op het Quirinaal uitloopen en linie-soldaten werden op verschillende punten geplaatst om allen toegang tot het paleis te beletten. Ten 3 ure des morgens rukte een korps infanterie, in de grootste stilte aan en omsingelde het paleis. Aanstonds vingen nu de sbirren, de gendarmerie en eenige romeinsche verraders de overweldiging aan. De inbrekers zijn weldra met behulp van ladders en bijlen binnengedrongen. Nadat zij door verbrijzeling der deuren zich toegang hadden gebaand, waren zij tot bij de deur der andere zaal genaderd, waarheen de Paus zich had begeven, die inmiddels met onverstoorbare kalmte was opgestaan, en met den kleinen mantel en de stool zich gekleed had. De kardinalen Pacca en Despuig, eenige huisprelaten en verscheidene officieren en beambten van het ministerie van Staat hadden zich insge lijks naar de audientie-zaal begeven.

Pius VII beveelt te openen en zet zich vervolgens voor zijn schrijftafel ongeveer in 't midden van de zaal, de kardinalen plaatsen zich naast den Paus, de kardinaal Pacca ter rechter-, de kardinaal Despuig ter linkerzijde; de prelaten, officieren en ambtenaren scharen zich aan weerskanten. De deur wordt geopend en de fransche generaal Radet treedt binnen, gevolgd door eenige officieren en twee of drie romeinsche verraders. Radet nadert den Paus, blijft tegenover hem staan, terwijl zijn trawanten naast hem blijven. Gedurende eenige minuten heerscht een doodsche stilte, eindelijk geeft de generaal met bevende stem aan den Paus het doel van zijne gewelddadige komst te kennen, waarop Pius VII met vaste stem en op een toon vol waardigheid antwoordt: ‘Indien gij hebt gemeend zoodanige orders van uwen keizer te moeten uitvoeren ter oorzake van den hem gezworen eed, denkt gij dan, dat wij de rechten van den H. Stoel kunnen prijsgeven, waaraan wij door zoovele eeden gebonden zijn? Wij kunnen niet afzien van hetgeen ons niet behoort; het tijdelijk landsgebied behoort der Roomsche Kerk en wij zijn slechts bestuurders daarover. De keizer zal ons in stukken kunnen hakken; maar dat van ons verkrijgen, zal hij nooit. Overigens, na al hetgeen wij voor hem gedaan hadden, moesten wij die behandeling niet van hem verwachten.’

Na nog eenige weinige woorden met den generaal gewisseld te hebben, schreef de Paus eigenhandig de lijst der personen, die hij in zijn gevolg verlangde en daar hij eenige voorwerpen scheen te rangschikken, zeide Radet: ‘Uwe Heiligheid moge overtuigd zijn, dat men niets van zijn plaats zal nemen.’ - Als men aan het leven niet hecht,’ antwoordde hem de Paus, ‘dan is men er verre af aan de goederen dezer wereld te hechten.’

Pius VII, door den kardinaal Pacca vergezeld, en omringd door gendarmes, sbirren, twee of drie romeinsche verraders, ging met moeite over de verbrijzelde deuren en vervolgens over het groote plein, dat reeds door de fransche troepen en de rest der sbirren bezet was, naar de koets van den generaal, welke zij bestegen. Het raam van het portier bij de voor den H. Vader bestemde plaats was nauwkeurig dicbtgespijkerd en een gendarm deed het slot op de beide portieren. De generaal plaatste zich op den bok en gaf het teeken tot vertrek.

Geen tijd tot het maken van eenige reistoerusting werd den kamerheeren gelaten; eenige prelaten, de beambten van het ministerie van Staat en verscheidene dienaren uit het pauselijk paleis volgden een wijle, bleek en ontsteld de koets, maar konden het rijtuig niet naderen.

Langs een grooten omweg buiten de wallen, kwam het rijtuig voor de porta del Popolo, welke als alle overige gesloten was. Buiten de poort was op het voorspannen van andere paarden gerekend en terwijl men hiermede bezig was, gaf de Paus den generaal te verstaan, op welk een gewelddadige wijze hij hem uit Rome voerde, zonder gevolg, zonder eenige toerusting. Radet antwoordde dat de personen, die al het noodige moesten medebrengen, dadelijk zouden verschijnen en zond oogenblikkelijk een gendarme af om hen tot spoed te doen aanzetten.

Eenigen tijd later werd door den Paus tot den generaal een luimige opmerking gericht, welke zeer treffend blijk gaf van de ongestoorde kalmte en helderheid van stemming, welke Pius VII in die droevige omstandigheden behield. De Paus vroeg aan den kardinaal, of deze zich van eenig geld had voorzien, waarop Pacca antwoordde: ‘Uwe Heiligheid weet, dat ik in uwe vertrekken aangehouden ben en men mij niet heeft toegelaten naar de mijne terug te keeren.’ De souverein van Rome en zijn eerste minister trokken toen hunne beurzen en ondanks de treurige reis konden zij zich niet van lachen onthouden bij de bevinding, dat de Paus slechts een muntstuk ter waarde van tien stuivers en de kardinaal niet meer dan zeven en een halven stuiver bij zich had. Pius VII toonde zijn tienstuiversstukje aan Radet en merkte schertsende op: ‘Zie, wat mij thans van al mijne tijdelijke bezittingen overblijft.’

Volgens de bevelen, door den eersten minister achtergelaten, werd te Rome eene aankondiging des Pausen tot zijne getrouwe onderdanen in 't openbaar aangeslagen, waarin o.a. deze woorden voorkwamen: ‘Wat Ons betreft, Wij vormen slechts één wensch, Wij geven slechts één raad, één bevel aan onze trouwe onderdanen, aan onze dierbare en welbeminde geloovigen der Katholieke Kerk, en wèl, dat zij met vurigen ijver het gedrag der geloovigen van de eerste eeuw navolgen, ten tijde dat de H. Petrus in een engen kerker was opgesloten, en de Kerk aanhoudende gebeden voor hem tot God opzond.’

In de romeinsche Campagna bemerkten de beide doorluchtige reizigers, de droefheid en de ontzetting verspreid op de gelaatstrekken der personen, welke zij te Monterossi ontmoetten. Verscheidene vrouwen, aan de huisdeuren staande, erkenden den H. Vader, begonnen te weenen en te roepen: ‘Men voert den H. Vader weg!’ De generaal, die voor de gehechtheid en trouw der menigte, op meer bevolkte plaatsen, bevreesd was, verzocht den Paus de stores van het rijtuig te mogen neêrlaten. De Paus gaf zijne toestemming. Wanneer hij nu en dan tot Radet het woord richtte, geschiedde zulks steeds met de waardigheid van een souverein.

Bij hun vertrek uit Radicofani, waar zij den vorigen avond te elf uren waren aangekomen, stond op eenigen afstand een talrijke menigte geschaard. De generaal liet het rijtuig stilhouden en allen naderden om den zegen des H. Vaders te ontvangen. Overal, op hun weg door Toscane en verder werden dezelfde blijken van hulde en genegenheid den doorluchtigen gevangene gebracht, als bevond hij zich op een zegetocht.

Te Florence was de Paus door de vermoeienissen der reis zoo lijdende en uitgeput dat hij, toen een kamerheer van het hof hem in naam der hertogin kwam huldigen, nauwelijks het hoofd een weinig kon opheffen en eenige woorden kon spreken.

Van Alexandria af werd de kardinaal Pacca gedwongen afzonderlijk te reizen; hij zag Pius VII op den Mont-Cénis eenige oogenblikken terug en niet dan bij hun aankomst te Grenoble werd het hem weder vergund het rijtuig, dat den Paus vervoerde, te bestijgen.

De weg was met tal van lieden, uit de naburige streken saâmgestroomd, bedekt en de menigte werd, naarmate de Paus de stad Grenoble naderde, steeds dichter en dringender. Het goede volk knielde reeds in de verte neder om de voorbijvaart des Pausen af te wachten en zijn zegen te ontvangen. Bloemen werden in het rijtuig gestrooid, luide gingen de huldetonen op en men lette niet op het gevaar van door de snel voortrollende koets te worden overreden. Bij de aankomst in de stad waren alle vensters en alle straten met eene door sympathie gedreven menigte bezet en men kon van de aankomst van Pius VII te Grenoble zeggen, hetgeen men van die zijns voorgangers gezegd had, dat de Paus niet als gevangene, maar als een vader te midden van zijne familie, binnentoog,

Bijna twee weken verbleef de H. Vader te Grenoble. Toen hem door den prefect werd aangeboden de rijtuigen te doen voorkomen, telkens

[pagina 140]
[p. 140]


illustratie
RUMEENSCHE ROOVERS.


[pagina 141]
[p. 141]


illustratie
DE LEGERWORM.


[pagina 142]
[p. 142]

als hij eene wandeling verlangde te doen, antwoordde de Paus dat, indien die rijtuigen hem naar Rome moesten terugvoeren, hij gaarne zoude uitgaan, maar dat hij zoolang hij gevangene zou wezen, op die wijze geen wandeling verkoos te maken. De Paus wandelde gedurende zijn verblijf aldaar slechts in den tuin van de prefectuur.

De aandrang van het volk, zijn geestdrift voor den vervolgden kerkvorst was oorzaak, dat het gouvernement, uit vrees voor de gevolgen van zulk een stemming, orders liet geven om Pius VII over Avignen en verder naar Savona in Sardinië te doen reizen. In eerstgenoemde stad was iedereen, zonder onderscheid van stand en leeftijd toegestroomd in de nabijheid van het rijtuig des Pausen, dat tot stilstand gedwongen werd. Aanzienlijke personen kochten voor goud de eer en de vergunning om het portier te naderen. De soldaten konden door hun wapenen het volk met zijn huldebewijzen niet weren. De kommandant gaf zelfs bevel om de stadspoorten te sluiten, wijl dichte stroomen dorpelingen steeds binnentrokken. Geheel Provence vertoonde bij den doortocht des Pausen dezelfde tooneelen. Te Nizza, in Savooie, waarlangs de reis naar Savona liep, werd Pius VII ontvangen door de geestelijkheid in plechtgewaad en de edelen in rijk costuum, terwijl tien duizend personen geknield den zegen wachtten. De Paus deed zijne bewakers door een gebiedend teeken een wijle terugblijven.

Dan, die vertroostingen werden door een tijd van smart en strenge gevangenschap gevolgd. Te Savona, de bestemming der reis, aangekomen, werd hem het bisschoppelijk paleis, dat door den bisschop op last van het fransche gouvernement verlaten werd, tot verblijf, d.i. tot gevangenis aangewezen. Wij zullen de gevangenschap des Pausen in Savona hier slechts aanstippen, en tot zijn verblijf te Fontainebleau overgaan, waarheen de vervolger, die in den zwijmel der veldslagen de wroegingen wellicht tevergeefs zocht te dooven, den Paus in 't midden van het jaar 1812 deed reizen, ondanks de hooge jaren en de ongesteldheid van den zoozeer beproefden Pius VII. De Paus was door ziekte en uitputting tot zulk een gevaarlijken toestand gebracht, dat hij de H.H. Sacramenten der stervenden verlangde. Den avond van denzelfden dag nog zag hij zich genoodzaakt de reis voort te zetten en gedurende vier dagen en vier nachten werd de tocht naar Fontainebleau, om zoo te zeggen, onafgebroken voortgezet. Bij dezen tocht, welke zoozeer bespoedigd werd, vreesde het gouvernement dezelfde huldeblijken en volkssympathieën jegens den Paus als bij de vroegere heenreis en trachtte ze te voorkomen. Gedurende verscheidene weken was hij aldaar, aan het bed van smarten gekluisterd; de haastige en vermoeiende reis had zijne laatste krachten bijna gebroken. Doch, het lichaam mocht lijden en onder den druk der vervolging gebukt gaan, de geest bleef krachtig als te voren.

Een groote vertroosting wachtte den geduldigen lijder; te Savona was hij bijna geheel en la van zijne trouwste vrienden en dienaren gescheiden; te Fontainebleau zag hij de kardinalen Pacca en Gonsalvi wederom aan zijne zijde.

De wreedaardige handelwijze van den keizer jegens het Opperhoofd der Kerk vond weldra de gerechte kastijding; God wreekte den hoon Zijn Stedehouder aangedaan. Hij trof den vermetelen keizer, den veroveraar op de ijsvelden van het rijk, waar honger en koude en vlucht de plaats der gehoopte krijgslauweren innamen.

Eenige maanden na de aankomst van Pius VII te Fontainebleau vond de nederlaag van Napoleon in Rusland plaats en was als de eerste schakel in de keten der nederlagen en vernederingen, die den Bonaparte zouden treffen.

De Paus toonde in de wijze, waarop hij zijn gevangenschap beschouwde, dezelfde souvereiniteits-waardigheid en majesteit, alsof hij inderdaad te Rome zetelde. Gedurende de achttien maanden van zijn verblijf op het kasteel te Fontainebleau, verliet hij de hem aangewezen vertrekken niet, om aldus duidelijk de gevangenschap, waarin hij zich bevond, te constateeren, vooral sedert hem het verleenen van audientiën aan de bewoners der stad was ontzegd geworden.

De tijdingen van de oorlogswisselingen bleven den Paus niet ten eenemale onbekend; hij vernam, dat er tusschen het fransche leger en dat der verbondenen een wapenstilstand gesloten en door de verschillende mogendheden het plan gevormd was een congres te Praag te houden, waarop over den algemeenen vrede zou beraadslaagd worden. Pius VII nam deze gelegenheid te baat om de rechten van den H. Stoel op de Kerkelijke Staten ten aanhoore van gansch Europa te doen gelden. Hij schreef eigenhandig een brief aan den oostenrijkschen keizer, waarin hij plechtig verklaarde, nooit van zijne tijdelijke macht afstand te hebben gedaan en de teruggave zijner souvereiniteits-landen eischte. De oostenrijksche keizer werd door dien brief tevens verzocht te bewerken, dat des Pausen afgezant en vertegenwoordiger op het congres ontvangen werd, ten einde deze aldaar de ontegensprekelijke rechten van den Paus zou doen gelden. In dit schrijven kwamen o.a. de volgende woorden voor:

‘Als Opperhoofd der Katholieke Kerk, in Onze hoedanigheid van souverein des Pauselijken Staats, eischen Wij de teruggave van dien Staat, waarvan men Ons beroofd heeft.......

‘Verre van ooit van Onze tijdelijke souvereiniteit te hebben afgezien, hebben Wij integendeel ten allen tijde en plaatse, luide Onze rechten uitgesproken, die des te wettiger zijn, als gegrond op een bezit van meer dan tien eeuwen, het langdurigste wellicht, dat men kan aanwijzen.

‘Wij eischen ze thans nog; de rechtvaardigheid van Onze zaak, de geheiligde rechten van den godsdienst, die de vrije en onafhankelijke uitoefening van de geestelijke macht in de katholieke wereld vorderen, doen Ons hopen, dat Wij niet te vergeefs dezen eisch zullen doen hooren.

‘De vrije en onafhankelijke uitoefening van dat gezag is voor alle Staten van gewicht en hetgeen Onzen persoon wedervaren is, bewijst meer dan ooit de noodzakelijkheid der onafhankelijkheid van het zichtbaar Opperhoofd der Kerk......

‘Wij eischen dus voor den H. Stoel, de teruggave, niet van Ons eigen erfgoed, maar van dat des H. Petrus; wijl God het slechts aan het Opperhoofd zijner Kerk geschonken heeft, opdat hij, volgens de bekentenis zelfs der aan den H. Stoel minst gunstige schrijvers, vrijelijk, onder dikwijls vijandige of naijverige natiën, de hemelsche macht kunne uitoefenen van de zielen te besturen en aldus onder de geloovigen de katholieke eenheid te bewaren.’

 

‘Wij zouden Ons in deze omstandigheden gehaast hebben een vertegenwoordiger naar Praag te zenden, om Onze rechten op het congres te verdedigen; doch zoodanig is Onze toestand dat Wij zelfs niet zeker zijn of deze brief U.M. geworde.....’

 

De brief des Pausen aan den keizer van Oostenrijk werd in eene ander, eveneens eigenhandig schrijven van Pius VII aan den nuntius te Weenen, ingesloten en deze dépêche werd aan den jeugdigen graaf (later kardinaal) Bernetti toevertrouwd, die daarmede naar Maastricht reizende, in naam des Pausen een inwoner dier stad, den heer van der Vrecken uitnoodigde zich naar Weenen, als voor eene handelsreis, te begeven, om de dépêche aan den nuntius ter hand te stellen. Deze zending werd ondanks de strenge waakzaamheid van het uitgestrekte fransche politie-wezen met goed gevolg volvoerd en de Maastrichtenaar bracht eenigen tijd later het antwoord van den nuntius mede terug.

Het oogenblik naderde intusschen, waarop de gevangenschap des Pausen een einde zou nemen. Napoleon, door nederlagen getroffen en der onttroning nabij, haastte zich het bevel te geven tot den terugkeer van Pius VII naar Rome, alsof het aan den reeds machteloozen en weldra zelf gevangen keizer te danken ware, dat de Paus vrijelijk naar Rome toog. De vredesonderhandelingen te Praag leidden niet tot het eindigen van den oorlog, die nog eenigen tijd voortgezet werd en met de verbanning van Napoleon naar Elba een einde nam. Eenige weken na het vertrek des Pausen uit Fontainebleau zag zich Napoleon gedwongen om van zijn souvereins-rechten afstand te doen in hetzelfde paleis en op de plaats zelve, waar hij Pius VII had willen noodzaken om van de tijdelijke souvereiniteit af te zien.

De Voorzienigheid Gods, die het geschonden recht weder verhief en wreekte, straalt in dit feit voor elk onbeneveld oog.

Alvorens den tocht des Pausen door het zuidelijk gedeelte van Frankrijk en zijn verdere reis naar Rome te schetsen, keeren wij tot het oogenblik terug, waarop hij Fontainebleau zou verlaten. Het was in Januari 1814, dat de gevangenschap van Pius VII eindigde. Op een morgen van die maand zag men twee rijtuigen op het plein van. het kasteel stilhouden. De kolonel, die tot nog toe den post van cipier had moeten waarnemen en den vorigen dag naar Parijs werd ontboden, was teruggekeerd; maar kwam niet dan in den middag de aanwezige kardinalen verwittigen, dat hij hun een tijding had mede te deelen, namelijk 's Pausen aanstaand vertrek. Eenigen tijd later begaf hij zich naar den Paus, om dezen dezelfde tijding te brengen.

Den volgenden dag begaf zich Pius VII, na eene toespraak tot de kardinalen gehouden te hebben, door deze vergezeld, weder naar de kapel, deed een kort gebed en na het in de kerk vergaderde volk gezegend te hebben, daalde hij naar het plein af, waar hij te midden van de zuchten en het gesnik dergenen, die hem omringden, het rijtuig besteeg, nogmaals den zegen gaf en eene reis aanvaardde, welke weder aan den zegetocht herinnerde, die bij zijn komst in Frankrijk den grooten gevangene te beurt viel. Dezelfde heerlijke tooneelen van de treffende manifestatiën der volkssympathiën, die zoo spontaneele blijken van eerbied en genegenheid voor den grijzen kerkvorst, deden zich wederom op.

Toen Pius VII de Rhônebrug passeerde, van Beaucaire naar Tarascon, te midden der juichende en enthousiastische menigte, uit beide steden toegestroomd, wier bewoners schenen te wedijveren, wie de meeste en schitterendste betuigingen van hulde en liefde zouden aan den dag leggen, liet de kolonel zich zoozeer door zijn drift, op het zien van die manifestatiën, medeslepen, dat hij het volk toeriep: ‘Hé, wat zoudt gij toch wel doen, als de keizer hier kwam?’ waarop het volk naar de rivier de Rhône wijzende, zich haastte te antwoorden: ‘Wij zouden hem laten drinken.’ En toen de kolonel, van drift en woede bevende, bedreigingen liet hooren, werd hem door sommigen toegeroepen: ‘Welnu kolonel, hebt gij soms ook dorst?’ Alom, waar de Paus doortrok, was zijne reis eene triumftocht en steeds herhaalde hij, in zijne woorden tot het volk, de vermaning om binnen de perken der gematigdheid te blijven; ook aan de Rhônebrug zeide hij nogmaals, hetgeen hij elders reeds tot het volk had gezegd: ‘Moed en gebed.’

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken