Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1871-1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.40 MB)

Scans (1580.43 MB)

ebook (42.77 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het kind was betooverd.

(Slot.)

't Is de derde avond, dat zij zich in het gebed vereenigd hebben. Dat gebed moet wel ijverig en vurig zijn want zij hooren het niet dat herhaaldelijk op de deur wordt geklopt.

Eindelijk wordt toch de meid opmerkzaam.

‘Er wordt geklopt, geloof ik,’ zegt zij, zich tot den baas wendende. Allen luisteren, doch zij vernemen niets en vervolgen hun gebed.

‘Hoor, daar is het weêr,’ zegt de meid na eenige oogenblikken.

Het gebed wordt nogmaals gestaakt en werkelijk er wordt andermaal en nu veel harder op de deur geklopt.

‘Binnen!’ roept de bakker en aller oogen richten zich naar de deur om te zien, wie nog zoo laat in den avond een bezoek kwam brengen. Verbeeld u echter, lezer, hoe zij ontstelden, toen eene gedaante in een lang wit kleed en met hangende haren aan den ingang der huiskamer bleef staan; niemand vermocht een woord te spreken.

De gedaante in het lange, witte kleed, hief de rechterhand op en sprak: ‘Weest niet bevreesd, ik ben de engel Gabriël, de boodschapper des Hemels. Verheugt u, want ik breng u eene blijde tijding: uwe droefheid zal in blijdschap veranderen, uwe gebeden hebben genade gevonden bij den Heer, uw kind zal gezond worden.’

De bakkerin hief dankend de handen naar boven en zeeg naast de wieg van haar kind neder. Ontsteltenis en vrees boeiden stem en ademhaling der huisgenooten.

Toen naderde de hemelbode de wieg en boog zich over het kind.

‘Dat ik het kind zegene,’ sprak hij de handen opheffende. Daarop schreed hij weder langzaam naar de deur en vervolgde:

‘Juicht, ouders! uw kind is genezen, doch zijt waakzaam opdat u die zegen niet weder worde ontnomen. Zoodra ik deze woning verlaten heb zal de hel al hare krachten inspannen om hare prooi te herwinnen; eerst met klagende stemme, dan met bedreigingen, met geweld en getier zal de heks trachten hier binnen te komen om de kleine andermaal ongelukkig te maken, doch houdt de deuren en vensters gesloten totdat de dag zal zijn aangebroken. Weest echter op uwe hoede en laat u niet verschalken, want wanneer de tooverheks ziet, dat al hare moeite tevergeefs is, zal zij alle booze geesten uit den omtrek oproepen en deze zullen, om u schrik aan te jagen, een groot misbaar rondom uwe woning maken, en gij zult hoefgetrappel en het rammelen van wagens en ketenen hooren. Doch houdt goeden moed, laat uwe woning gesloten blijven tot het aanbreken van den dag, als wanneer de macht der booze geesten verbroken is, en God zal met u zijn.’

Zoo sprak de engel, en toen de goede menschen elkander nog vol verbazing aanstaarden en zich zelven afvroegen of zij waakten of droomden, was hij reeds weder verdwenen.

De bakkerin sloeg een blik vol liefde op haar kind, dat in de wieg lag en gerust sliep; hare oogen schoten vol vreugdetranen en zij riep ontroerd uit: ‘O, goede vrouw Broekman, gij wist het wel, gij hebt toch gelijk gehad.’

Stein stond als versuft. Een engel in zijn huis, dat had hij niet verdiend, dat was hij niet waardig; en toch, met eigen oogen had hij de verschijning gezien en de heerlijke woorden van den hemelbode klonken hem nog als verrukkende muziek in de ooren.

 

Nog geen uur was er sedert het verdwijnen van den engel verloopen toen er zeer zacht op de deur werd geklopt. De bakkerin werd zoo bleek als een lijk, zij sidderde aan al hare leden. Nogmaals werd er geklopt. Eene klagende stem vroeg zoo weemoedig om binnen gelaten te worden, dat men een steenen hart moest hebben om niet diep bewogen te worden.

[pagina 147]
[p. 147]

‘Een knappe vent, die jou hier in krijgt,’ riep de bakker, die nog geheel onder den invloed der verschijning leefde, ‘ik ken je nu hoor, oude heks.’

‘Ach, baas-lief,’ klonk het weder buiten, ‘laat mij toch binnen, anders moet ik onder den blooten hemel slapen.’

‘De bloote hemel is nog veel te goed voor je, in de hel is je plaats,’ hernam de bakker die de gedachte niet verdragen kon dat zijn kind ternauwernood den dood ontkomen was.

‘Bezondig je niet, man,’ sprak de bakkerin, denk dat wij met booze geesten te doen hebben.

‘'t Is waar ook,’ zei Stein en hij ging bedaard zitten.

Andermaal liet zich de stem der oude vrouw hooren. ‘Ach, baas, wees toch niet zoo onbarmhartig,’ zoo kermde zij, ‘geloof mij, ik heb je kind, dat onschuldig schaapje niet betooverd. Ach, laat mij toch binnen, opdat ik mij wat kan warmen, ik ben zoo bitter koud.’

Doch de bakker antwoordde niet meer, en nu begon het schelden, razen en tieren, juist zooals voorspeld was.

Eindelijk ontstond in de onmiddellijke nabijheid van het huis een groot rumoer: men hoorde het paardengetrappel en het gerammel van een wagen; een gesis en gehuil als van vledermuizen en nachtuilen scheen de lucht te vervullen.

Doch de bakker glimlachte en dacht: gij zult me nu niet bang meer maken. De vrouw en de meid zaten met opgeheven handen te bidden.

Tegen drie uren in den morgen begon het rumoer te verminderen en allengs werd het weder rustig. Echter eerst een uur later waagde het de bakker om zich naar de bakkerij te begeven. Hij gevoelde zich zeer verlicht, doch bleef tot het aanbreken van den dag in eene ernstige stemming.

Eindelijk begon het licht door te breken; dat licht was voor hem wel een blijde dageraad, want nu was alle gevaar voorbij; de macht van den booze was verbroken. Desniettemin opende hij slechts aarzelend de achterdeur om uit zijne schuur een nieuwen voorraad meel te halen.

Hij kon in de schemering duidelijk zien, dat in de nabijheid der schuur de grond was omgewoeld; 't was alsof daar eene geweldige worsteling had plaats gegrepen. Het gevaar was voorbij, dat wist hij, en toch ging een huivering door zijne leden.

Die arme bakker, wat stond hij te kijken, zoodra hij zijne schuur was binnen getreden. Al zijne zakken met rogge- en tarwemeel, al zijne aardappelen en zelfs zijn mooi, jong kalf waren verdwenen.

Een oogenblik stond hij als verbijsterd en streek met de hand langs het voorhoofd. Toen schoot een gloeiend rood van schaamte en verontwaardiging over zijn gelaat en balde hij de vuist. ‘Die ellendelingen!........ en dat ik mij op die wijze bij den neus moest laten nemen,’ dat was alles wat hij zeide.

Vrouw Stein kon niet gelooven dat zij de dupe geweest was van haar dwaas, haar ergerlijk bijgeloof; de arme moeder van Jochem was opschitterende wijze gewroken.

 

De les was zeer duur, het geneesmiddel kostbaar, doch waarschijnlijk werd er 't leven van het kind door gekocht en zeker is het dat degewetenlooze misleiding de ouders geheel van hunne bijgeloovigheid genas.

Stein was te goed om zijne vrouw met verwijtingen te overladen, en hij moest ook erkennen dat men hem evenzeer had misleid, doch nuwilde hij dan ook dat onmiddellijk een geneesheer bij zijn kind zou worden gehaald en de bakkerin stemde er in toe.

't Was hoog tijd, zeî de dokter. Hij gaf een drankje en drong er vooral op aan, dat men voortaan geen boter meer zou doen in de pap van het kind. Vrouw Stein vond dit wel zonderling en zou onder andere omstandigheden het voorschrift niet licht opgevolgd hebben, doch haar man wilde nu eens baas zijn en hij had gelijk, want het bleek dat korten tijd daarna zijn kind zoo frisch en gezond was als het jongske van Jochem.

De booze geest van den laster week geheel uit het huis en vrouw Broekman kwam er ook niet meer in. Daarentegen werd Jochem weder in dienst genomen en zijne oude moeder mocht naar hartelust 't kindje streelen en liefkozen. Vrouw Stein gelooft niet meer dat oude, leelijke vrouwen tooverheksen zijn.

 

Dit alles vertelde mij eene bejaarde vrouw terwijl ik met gespannen aandacht naar haar zat te luisteren.

‘'t Is eene aardige vertelling,’ zeide ik, ‘menigeen zal er echter spijt van hebben dat 't niet anders afloopt.’

‘Dat komt dewijl nog menigeen met hetzelfde bijgeloof behebt is,’ antwoordde zij.

‘Waar hebt gij het verhaal gelezen?’ vroeg ik.

‘Gelezen,’ sprak zij, schier verontwaardigd, ‘ik heb 't zelf bijgewoond, ik was dienstmeid bij bakker Stein, toen het voorval plaats had.’

Of nu alles wel zoo letterlijk gebeurd zal zijn, durf ik niet met zekerheid zeggen, doch ik weet wel, dat het niet kwaad is wanneer liefhebbers van heksengeschiedenissen dit verhaaltje lezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken