Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1872-1873)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.85 MB)

Scans (1438.38 MB)

ebook (29.68 MB)

XML (2.57 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1872-1873)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

O.L.V. Boodschap.

 
In 't heilig huis van Nazareth
 
Was in een innig, stil gebed
 
De reine Maagd verslonden,
 
Die van alle eeuwigheid door God
 
Bestemd was Hem te ontvangen, tot
 
Verlossing onzer zonden.
 
 
 
Uit David's koninklijk geslacht
 
Was 't needrig maagdlijn voortgebracht,
 
Van Juda voortgekomen,
 
Wier reine schoot de wel zou zijn
 
Der levenbrengende Fontein,
 
Die de aard zou overstroomen.
 
 
 
Toen de eerste vrouw ons had gebracht,
 
Door haren val in satans macht,
 
De hemel was verloren,
 
Had God beloofd dat van een vrouw
 
Ook de Verlosser komen zou:
 
Zij was die uitverkoren!
 
 
 
Die vrouw, door God gebenedijd,
 
Die steeds van de erfsmet bleef bevrijd,
 
De reine zonder vlekken,
 
Zij was de vrouw, die, kloek en sterk,
 
Hem in het groot verlossingswerk
 
Tot Moeder moest verstrekken.
 
 
 
Ja, heilig, zonder zonde, rein! . . .
 
Geen enkle vlek mocht in haar zijn,
 
Die 't hopen en verlangen,
 
De goddelijke levensvrucht,
 
Waar Israël zoo droef naar zucht,
 
Zou in haar schoot ontvangen.
 
 
 
O godlijk Woord, waarachtig God,
 
Die 's Vader 's schoot verliet, om tot
 
Gods kindren ons te maken,
 
Door uwe liefde kunnen wij,
 
Verlost uit satans slavernij
 
Den hemel weer genaken!
 
 
 
En Zij, zoo hoog door God vereerd,
 
Dat Hij tot Moeder Haar begeert,
 
Wij zouden Haar niet eeren? . . .
 
Ons niet tot deez' volzaalge Maagd,
 
Zelfs door haar God tot hulp gevraagd,
 
Om hulp en bijstand keeren?
 
 
 
Want niet voordat haar reine mond
 
Den hemelboô, dien God haar zond,
 
Het heilwoord had gegeven,
 
Is Hij op aarde neergedaald,
 
Werd Zij, door zijnen Geest bestraald,
 
De bronwel ons ten leven.
 
 
 
Wanneer het water eener bron
 
Den kranke weer genezen kon,
 
Zou hij haar wel verachten,
 
Die hem dit heilrijk water schonk,
 
Dat steeds, wanneer hij er van dronk,
 
Herstelde zijne krachten? . . .
 
 
 
De goddelijke Bron, wier kracht
 
Ons kranke ziel genezing bracht,
 
Wier leven was verloren,
 
Is Jezus, en de wel, zoo frisch,
 
Die Hem ons schonk tot redding, is
 
Maria uitverkoren!
 
 
 
Den kop vertrapt door haren voet,
 
Zwoer eeuwgen haat Haar 't helsch gebroed,
 
Toen hij zijn zaad ging zaaien.
 
Hij sprak: ‘Rooi ik der Moeder eer,
 
Dra wil men ook den Zoon niet meer;
 
Ik zal dan rijklijk maaien.’
 
 
 
Slechts in den grond, die door zijn werk
 
Zich scheurde van de Moederkerk,
 
Kon zulk een onkruid groeien.
 
En satan juicht victoria,
 
Daar op dien grond ziet hij het na
 
Drie eeuwen welig bloeien
 
 
 
Ach, op dien kouden, dorren grond,
 
Waar men steeds dwalend tast in 't rond
 
En zoekt als arme blinden,
 
Daar leiden zij het dwaze volk
 
Tot eenen grondeloozen kolk,
 
Om d'eeuwgen dood te vinden.
 
 
 
De levensbloem wordt uitgerukt,
 
En 't dwaas ontzinde volk, het plukt
 
Moderne hellebloemen.
 
Doch de onveranderlijke God,
 
Die met modern en mode spot,
 
Zal hen ten afgrond doemen!
 
 
 
Want eens, o Jezus, Zoon der Maagd
 
Die op uw hand den aardbol draagt,
 
Eens troont Gij op de wolken,
 
Om vol van glans en majesteit,
 
In groote macht en heerlijkheid
 
Te richten 's werelds volken!
 
 
 
O dan, van angst en schrik ontzet
 
En door uw grammen blik verplet,
 
Gaan zij vol wanhoop kermen:
 
‘Bedekt ons, heuvlen, voor den Heer,
 
Stort bergen, stort u op ons neer!
 
Voor ons is geen ontfermen!’
 
 
[pagina 243]
[p. 243]
 
O Moedermaagd, kniel voor den troon
 
Van uwen goddelijken Zoon,
 
Smeek Hem om mededoogen
 
Voor hen, die dwalend, afgemat,
 
Zoo angstig zoeken 't rechte pad,
 
Opdat zij 't vinden mogen.
 
 
 
Och, wilden zij toch tot U gaan,
 
Och, namen ze U tot Moeder aan,
 
Zij zouden zien, die blinden,
 
Zij zouden, door U voorgeleid
 
Op 't rechte pad der zaligheid,
 
Hun Heiland, Jezus, vinden.
 
 
 
O spiegel van ootmoedigheid,
 
O heerlijk vat van heiligheid,
 
O lelie, die verborgen
 
Uw hemelgeuren spreidt in 't rond,
 
O morgenster, wier licht verkondt
 
Het nadren van den morgen.
 
 
 
O dageraad, van liefde rood,
 
Hoe stralend komt uit uwen schoot
 
De gouden Zonne rijzen,
 
Die ons den dag schonk voor den nacht!
 
Ja, U, o Maagd, moet elk geslacht
 
Voor eeuwig zalig prijzen!
 
 
 
O avondster, hoe troostvol stort
 
Gij, als 't in 't hart soms duister wordt,
 
Daarin uw zoete stralen l
 
O zilvren maan, uw aanschijn bracht
 
Het Licht, toen in der zonden nacht
 
Het menschdom ging verdwalen.
 
 
 
Ootmoedig en vol eerbied doet
 
U de Engel 't godlijk ‘Wees gegroet,’
 
De hemelboodschap, hooren:
 
Dat Gij Dengene baren zult,
 
Die met verlangen de aard vervult,
 
Die redt wat is verloren.
 
 
 
O heilge Maagd, hoe zwijgt Gij stil?
 
Geef toch uw woord, Maria! Wil
 
Niet voor uw reinheid schromen!
 
Zie, hadt Gij eenen man bekend,
 
God had Zich niet tot U gewend,
 
Was niet van U gekomen.
 
 
 
Spreek 't heilwoord uit, wees niet bevreesd,
 
Maria! God de Heilge Geest
 
Zal uwen schoot omstralen,
 
Waarin door 's Allerhoogsten kracht,
 
Door Zijne wonderbare macht
 
Der wereld Heil zal dalen.
 
 
 
Loof, aarde, loof deez' Maagd; want ziet
 
Haar in de volheid van haar niet
 
Haar woord den Engel bieden:
 
‘Laat mij, de dienstmaagd van den Heer,’
 
Spreekt Zij vol ootmoed, en knielt neer,
 
‘Dan naar uw woord geschieden.’
 
 
 
O heilwoord, dat ons 't leven bood!
 
Daar daalt het Woord uit 's Vaders schoot
 
In uwen schoot ter neder!
 
Juicht, volkren, juicht! want de aard herleeft
 
De Redder komt, zijn liefde geeft
 
Den mensch den hemel weder!
 
 
 
Juich, Israël, uw heil genaakt!
 
Dra wordt uw droeve boei geslaakt!
 
De Godmensch is ontvangen,
 
Die uit den kerker u bevrijdt,
 
Om u tot in alle eeuwigheid
 
Met glorieglans te omhangen!
 
 
 
Wat blijdschap des hemels, wat glorie, wat vreugd!
 
Alle Engelen juichen en jublen verheugd!
 
Zij staan opgetogen geschaard voor Gods troon
 
En zingen verrukt, onnavolgbaar zoo schoon,
 
Bij tonen vol zoeten en wonderen klank
 
Een lied hunnen Schepper, vol lof en vol dank:
 
Heilig, heilig, nooit volprezen,
 
Onbegonnen God en Heer,
 
Eeuwig, eindloos Opperwezen,
 
U zij lof en dank en eer!
 
Onbegrijplijk is uw liefde
 
Eindloos uw barmhartigheid,
 
Wijl den mensch, die zóó U griefde,
 
Zulk een heil is voorbereid!
 
Want Gij zondt om hunne zonden
 
Uwen eengen Zoon ter neer,
 
Die genezen zal hun wonden.
 
U zij glorie, dank en eer!
 
D' Englen, reine hemelmachten,
 
Wierpt Gij, streng rechtvaardig Heer,
 
Om een zonde van gedachten
 
In den eeuwgen afgrond neer!
 
En den mensch, die ver beneden
 
D' Englen staat, schenkt Gij genâ!
 
Hem hergeeft Gij 't Zalig Eden!
 
U zij dank, halleluia!
 
Heilig, heilig, heilig zijt Gij,
 
Goedertieren God en Heer!
 
Den verdoolden zondaar leidt Gij
 
En schenkt hem uw liefde weer.
 
Hoe zijn zondeval U griefde,
 
Liefdevol wacht Gij uw kind,
 
Want met eindelooze liefde
 
Wordt de mensch door U bemind,
 
Ja, Gij sluit hem vol erbarmen,
 
Keert hij rouwvol tot U weer,
 
In uw vaderlijke armen!
 
U zij lof en dank, o Heer,
 
Voor het heil den mensch bereid!
 
Glorie in alle eeuwigheid!
 
 
 
Veendam.
 
Hendrika V. . . .


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken