Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 5 (1872-1873)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 5
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.85 MB)

Scans (1438.38 MB)

ebook (29.68 MB)

XML (2.57 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 5

(1872-1873)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De pleegdochter.
Eene bloem, uit den vreemde op nederlandschen bodem overgeplant
Door H.A. Banning.
(Vervolg.)

Bij de ernstige woorden van den priester, haar tot opwekking toegesproken, stond Rosine op. ‘Ik wil uit uwe les vrucht trekken, pastoor,’ sprak zij, ‘doch die les is zeer zwaar, dat gevoel ik maar al te goed.’

‘Wilt gij niet wat met mijn zuster in den tuin gaan doorbrengen?’ vroeg de priester.

‘Vandaag niet,’ zeî Rosine; ‘ik ga eerst naar het kerkhof, om wat op mama's graf te bidden, en dan wil ik een bezoek brengen aan de zieke weduwe van den molenaar. Het zal mij verlichting schenken, als ik anderen kan troosten; de oude vrouw is altijd zoo blij als ik haar kom bezoeken.’

Op het graf der moeder bloeiden de viooltjes en de duizendschoonen, en om het eenvoudig kruis slingerde zich een rozestruik, wiens weelderige botten begonnen uit te schieten. Rosine knielde neder en bad lang voor de moeder, die zooveel had geleden onder de doornen des aardschen levens. Toen begaf zij zich langzaam naar de woning, waarin zij de eerste kinderjaren had doorgebracht.

In dat bekende huis overviel haar opnieuw het beklemmend gevoel; altijd en altijd meende zij haar moeder bij zich te zien.

Zij dacht trouwens veel aan haar moeder. De dokter had van jongs af haar beeld in het kind verpleegd en de vlam der liefde in het kinderlijk hart voedsel gegeven. Rosine gevoelde het thans meer dan ooit dat zij die liefde voor haar moeder grootendeels aan haar pleegvader was verschuldigd, en meer dan ooit smartte het haar ook dat hij niet werkelijk haar vader was.

Waarom kwamen haar heden al die zonderlinge gedachten voor den geest? Des morgens was zij nog zoo vroolijk en thans? Had de tijding dat de zoon des huizes zou terugkeeren die verandering teweeggebracht of droeg werkelijk alleen het leelijke briefje de schuld?

Die kleine brief, zoo onbeduidend en nietig, - wat was hij beslissend voor Rosine's volgend leven! Geen wonder dat hij haar schokte, want hij was een draad, die aan haar gevoel voor den pleegbroeder een bepaalde richting gaf, die in haar hart een denkbeeld ontwikkelde, waaraan het aardsche geen deel had.

Hoe klein, hoe nietig is vaak voor den mensch datgene, waarin Gods Voorzienigheid de beslissing voor ons gansche leven legt.

Toen Rosine des avonds op haar kamer kwam, welde weder de gedachte in haar op: gij zijt hier toch niets meer dan een vreemdeling; doch zij stiet die gedachte terug. ‘Stil, oproerig hart,’ sprak zij, ‘stil, ik wil mijn plicht doen, ik wil zachtmoedig en nederig zijn om den waren vrede te vinden.’

 

Frans had den dag zijner aankomst niet bepaald opgegeven. Daarom werd den volgenden morgen alles in gereedheid gebracht, opdat hij geen enkel uur van den dag ongelegen zou komen. Reeds vóór den middag was zijn kamer in gereedheid; Rosine had haar met alles opgesierd wat zij meende dat hem aangenaam zou kunnen zijn. Toen alles gereed was, liet zij er nog voor het laatst haar oog over gaan en begaf zich naar beneden om den dokter te roepen. De oude man moest meêgaan om zijn dochter te prijzen, en hij deed dit dan ook met geheel zijn hart.

Zij had in al haar bedrijvigheid niet gehoord dat iemand met snelle schreden de trap opging. Onverwacht werd de deur geopend, en daar stond een krachtig jongeling, met gebruind gelaat en krullend haar: het was de zoon des huizes. Een oogenblik en hij lag in de armen zijns vaders, nog een oogenblik en hij wilde de zuster groeten, doch bleef verrast staan. Rosine was wel een weinig schuchter, doch zij ging hem vriendelijk te gemoet en reikte hem, met tranen in de oogen, de beide handen toe.

Het was hem nooit in de gedachten gekomen dat hij hier, in het studeervertrek zijner jeugdige jaren, een schoonheid zou aantreffen zooals hij ze nergens had gezien.

‘Wel, Rosine, wat zijt gij een dame geworden!’ zeide hij verrast.

‘Ja, Frans, kleine kinderen worden ook groot,’ antwoordde zij glimlachend, en alvorens een half uur voorbijgegaan was, lachten en schertsten beide over allerlei dingen uit het verleden.

Men kon zeer goed zien dat Rosine een steen van het hart gevallen was; Frans geleek geheel niet op zijn leelijk briefje, hij was nog dezelfde hartelijke jongen, en het kwam haar voor, alsof hij slechts korten tijd van huis was geweest, alsof zij hem gisteren nog zóó gezien, of zij zóó met hem gesproken had.

Na den middag ging men den pastoor een bezoek brengen, dien men de belofte afperste dat hij des avonds nog een uurtje onder den pereboom zou komen doorbrengen.

Er heerschte innige vreugde in dien kleinen kring. Toen de oude dokter daar zoo tusschen zijn beide kinderen zat, gevoelde hij zich gelukkiger dan ooit. Hij had de overtuiging dat Frans onbedorven teruggekomen was uit de wijde wereld, die zooveel verleidelijks aanbiedt; hij dankte daarvoor God, want hij wist het, hoe velen ten gronde gaan, wanneer zij met de wereld in aanraking komen.

Men bracht een paar uren door met vragen en antwoorden, met het vertellen over al hetgeen men had gezien en ondervonden. Hoeveel belangstelling werd niet betoond in kleinigheden, waarvan de wereld niets had vernomen, doch die zooveel aantrekkelijks hadden voor den lieven huiselijken kring.

De jonge dokter gevoelde zich wel het gelukkigst van allen. Hij had een benijdenswaardige reis gemaakt, al wat Italië en Zwitserland aan natuur en kunst aanbood, had hij gezien en bewonderd, hij was op den Vesuvius geweest, toen de krater de gloeiende lava uitbraakte, hij had bij het schijnsel der zilveren maan op het kalme meer van Geneve rondgevaren, hij had de bergen van Zwitserland en Tyrol bestegen en in de doge-stad een gondelvaart bijgewoond. Doch wat was dit alles bij de gemoedelijkheid, die hier in dien eenvoudigen huiselijken kring heerschte, bij de ouderlijke woning in het vreedzaam dal, beschut door de bladen van het huiselijk leven, gekoesterd en verwarmd door de stralen der christelijke deugden, die zooveel schuldelooze vreugde doen ontkiemen. De jonge man, die zich in de wereld had bewogen, moest bekennen dat dit alles overtrof wat hij had gezien en ondervonden.

Toen het koeler ging worden en men zich daarom naar de huiskamer had begeven, vroeg Bremmer glimlachend aan Rosine:

‘Krijg ik nu mijn gewoon dessert?’

Frans zag zijn vader verwonderd aan.

‘Ja, mijn jongen,’ sprak de oude man, ‘uw zuster heeft mij verwend;

[pagina 276]
[p. 276]


illustratie
DE BEDROEFDE WEDUWE, NAAR V. PALMARONI.


[pagina 277]
[p. 277]


illustratie
JEPHTE'S DOCHTER, DOOR G. DORÉ.


[pagina 278]
[p. 278]

elken avond krijg ik een keurig dessert, bestaande uit vruchten op het veld der kunst geplukt; ik kan daar niet meer buiten.’

Rosine opende de piano. Hare vingers bewogen zich eenige oogenblikken over de toetsen, en toen dat voorspel geëindigd was, zong zij een eenvoudig lied, dat geheel overeenstemde met den eenvoudigen kring.

Frans was verbaasd. Hij had Rosine als kind meermalen hooren zingen, maar zóó niet. Waar had hij die stem meer gehoord? Wanneer hij zijn zuster niet voor zich zag, zou hij in de meening zijn dat Lise Verbommel zong. Het was geheel dezelfde toon. En nu Rosine opstond, kwam het hem voor dat zij ook dezelfde houding, dezelfde manieren had.

De pastoor verzocht glimlachend dat hem ook een ‘dessertje’ zou worden gegeven. Rosine ging andermaal voor de piano zitten en zong het volgend

Avondlied.
 
Uw goedheid, groote God! doet de aard met licht beschijnen
 
Zoodra de morgenstond ons tot den arbeid wekt,
 
En 't zoet genot der rust schenkt ge al uw schepslen weder,
 
Wanneer de stille nacht ons met zijn schaduw dekt.
 
 
 
Zoo zag ik thans opnieuw een levensdag verdwijnen,
 
Zoo rolde weer een deel mijns levenstijds voorbij;
 
'k Mocht in het morgenuur mij voor uw Almacht buigen,
 
En de avondstond herhaalt de bede die 'k U wij'.
 
 
 
Ja, U, o weldoend God! behoort de dank mijns levens,
 
U komt de aanbidding toe, o aller schepslen Heer:
 
Gij laaft en dekt en voedt - zorgt zelfs voor 't kleinste diertje, -
 
Gij mint ons steeds, maar ach! men mint u luttel weer.
 
 
 
Wat weldaan zag ik mij vandaag door u bedeelen,
 
Wat rein genoegen, dat uw vaderhand mij bood!
 
Heb dank, algoede God! Geef mij thans rust en zegen
 
En schenk me de eeuwige rust in 't uur van mijnen dood.

Frans was bewogen. Hij had de schoonste opera's gehoord, de heerlijkste concerten bijgewoond, doch den indruk, dien hij thans ontving, kon alleen de eigen huiselijke kring hem schenken; hij zou dien schat niet hebben willen missen voor alles wat de wereld hem had leeren kennen.

De pastoor was opgestaan. Toen hij Rosine de hand gaf om haar te bedanken, fluisterde zij hem toe:

‘lk ben erg voorbarig geweest; hij is nog de oude Frans van vroeger, mijn trouwe speelkameraad en goede broeder.’

Hij stak glimlachend den vinger op en antwoordde:

‘Vergeet maar niet dat de les van dezen morgen zeer zwaar is.’

Toen hij afscheid nam, zeide Frans:

‘Wij zullen u ouder gewoonte uitgeleide doen, als papa er ten minste niets tegen heeft.’

De oude man gaf gereedelijk zijn toestemming.

‘Er gaat toch niets boven het landelijk leven,’ zeî Frans, toen beiden, terugkeerende, door den tuin gingen. ‘De natuur is zoo stil en toch zoo welsprekend. “Hoor dien nachtegaal eens, hij onthaalt ons ook op een “dessertje”!’

Rosine luisterde een oogenblik. Toen stemde zij het lied aan, dat Bertha Johansen, de zweedsche leeuwerik, eens zoo heerlijk kon zingen:

‘Vög'lein was singst du im Walde so laut - warum?’

De kleine vogel zweeg een oogenblik, om daarna met verdubbelde kracht zijn lied te herhalen.

‘Hoort gij 't wel!’ riep Rosine glimlachend; ‘hij verstaat mij. Wij zingen dikwijls duetten; ik laat dan mijn poëzie den vrijen loop en componeer daarbij voor de vuist weg, luister maar eens.’

En toen begon tusschen beide heldere stemmen een wedstrijd zoo zonderling, zoo eigenaardig schoon, dat Frans van verbazing verstomde. ‘Is dat mijn kleine Rosine van vroeger?’ dacht hij.

‘Ja, 't is heerlijk hier buiten, Frans,’ sprak zij. ‘Wat kan men meer wenschen: vrede in huis, vrede in het hart, een lachende natuur en daar boven een hemel, die ons zegt dat er nog een andere wereld, een ander huis is, waar eeuwige vrede heerscht als de strijd des levens is uitgestreden.’

De strijd des levens!

Haar oogen richtten zich van de aarde naar den hemel, waar millioenen sterren flonkerden, en in die oogen schitterde een glans als zagen zij nog veel schooner wereld. De ademtocht des winds deed de bladeren en struiken zacht trillen; zulk een trilling voer ook door hare ziel, als hadde zij een voorgevoel van den strijd des levens die komen zou. Zij sprak geen woord meer en ging met gebogen hoofd naar huis.

‘Is dat de kleine Rosine van eertijds?’ dacht de jonge dokter.

Reeds den volgenden morgen begon Frans met zijn vader bezoeken bij het ziekbed af te leggen, en er waren nog slechts weinige weken voorbijgegaan, toen hij reeds tot de overtuiging was gekomen, dat zijn vader reeds lang een arbeid had verricht, die boven zijn krachten ging. Vroeger had hij zekere vrees gekoesterd dat de werkkring in zijn geboorteplaats voor hem te klein zou zijn. Wat had hij zich bedrogen! Zijn vader genoot een groot vertrouwen in een uitgestrekten kring, zoodat zijn rustelooze vlijt daarbij vaak te kort schoot. Het verheugde den zoon dat hij den vader in den moeielijken arbeid kon ondersteunen en daarbij tevens gesteund kon worden door een rijkdom van kennis en ondervinding, welke hij meer en meer leerde waardeeren.

De oude man was er des te gelukkiger door. Hij had reeds sedert eenige jaren naar hulp verlangd, hij gevoelde somtijds groote behoefte aan rust. Thans maakte het hem gelukkig dat hij die behoefte kon bevredigen zonder dat zijn plaats bij de zieken open bleef. Want de kennis en het talent van zijn zoon waardeerde hij zeer hoog; in zijn edele bescheidenheid dacht hij veel meer aan 't geen hij met den besten wil niet vermocht dan aan alles wat dagelijks door hem werd verricht.

Er was nauwelijks een jaar voorbijgegaan, of men had algemeen de achting en het vertrouwen, die de vader zoo lang en zoo ruimschoots mocht genieten, op den zoon overgedragen. De jonge dokter kreeg een grooten naam, men riep van heinde en ver zijn hulp in, en het gebeurde vaak dat hij gansche dagen afwezig was. Daarom waren de uren, die hij tehuis doorbracht, voor hem een ware ontspanning.

De verhouding van Rosine tot Frans was thans geheel anders dan in de kinderjaren. Als kind was zij bijzonder aan hem gehecht geweest, zij gevoelde er zich door verheerlijkt, wanneer de veel oudere knaap met haar speelde, bloemen voor haar plukte of een zodenbank maakte. Als aankomend meisje luisterde zij met verbazing naar zijne sprookjes en vertellingen en naar zijn raadgevingen in betrekking tot het onderwijs. Zij zag tegen hem op en bewonderde hem om zijne groote geleerdheid.

Dat was thans anders geworden. Zij wist zijn ijver en kunde naar waarde te schatten, het was voor haar een vreugde den huiselijken kring zoo aangenaam mogelijk te maken, wanneer hij daar na een vermoeienden dag rust kwam zoeken; zij was voor hem een zorgvolle, liefhebbende zuster; doch zij stond nu naast hem, zij zag niet meer tegen hem op. Met innige vertrouwelijkheid was zij aan hem gehecht; hij was in alle opzichten de zoon zijns vaders en daarom had zij hem met zusterlijke genegenheid lief.

Dat zag, dat gevoelde hij, en er kwamen wel eens gedachten in hem op, die hem daarom treurig stemden.

Wanneer hij tehuis kwam en Rosine hem toesprak of hem te gemoet ging, zeide hij soms plotseling: ‘Ik zou toch wel eens willen weten waar het van daan komt, dat gij mij altijd aan Lise Verbommel herinnert. Het is mij, alsof ik haar hoor spreken, of ik haar voor mij zie, en toch gelijkt gij niet op elkander.’

Als Rosine eens een vroolijk liedje begon te zingen, riep hij ongeduldig: ‘Maar dat is voor den drommel Elise's stem . . . . . hoe komt dat toch?’ En dan lachten beiden: zij, omdat haar dit kluchtig voorkwam, hij, zonder zelf te weten waarom.

Dat schuldeloos en aangenaam leven had lang zoo kunnen duren. Frans had er vaak ernstig aan gedacht, dat Rosine een vrouw voor hem zou kunnen zijn, zooals er maar zeer weinige gevonden worden, doch hij was ook overtuigd dat zij niet meer dan zusterlijke toegenegenheid voor hem koesterde, en hij wist dat zij in staat zou zijn uit liefde voor den pleegvader een groot offer te brengen, - dat wilde hij niet. De scherpzinnige oude man zag dit alles ook zeer goed. Hoe gaarne hij een verbintenis tusschen Frans en Rosine wenschte, hij hadde op een tijdelijke verwijdering aangedrongen, wanneer het anders geweest ware.

Frans hoopte desniettemin dat zijn wensch eens vervuld zou worden; hij droeg dien wensch op aan de Voorzienigheid; verder deed hij geen stap.

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken