Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1873-1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (36.54 MB)

Scans (1480.51 MB)

ebook (33.39 MB)

XML (2.03 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De waaier.

De waaier der vrouwen heeft ook zijne geschiedenis, en zelfs eene geschiedenis, welke tot in de vroegste tijden opklimt, en tevens een zeer verscheiden karakter bezit.

Inderdaad, de waaier heeft niet alleen een prachtlievend en, in betrekkelijken zin, nuttig doeleinde gehad; maar ook, op zeker tijdstip, een godsdienstig karakter, een karakter van oppermacht.

De vrouw heeft zich dit voorwerp eigen gemaakt en als een middel van coquetterie doen dienen, tot dat het eindelijk tusschen de honderden nietigheden der vrouwelijke ijdelheid is verdronken, zonder daar juist nog eene scherp afgeteekende plaats te bekleeden.

Doch laat ons de geschiedenis van dat kleine, prachtige, beweegbare scherm, dat ge zoo bevallig in uwe hand laat spelen, Mevrouw, niet vooruitloopen: commençons par le commencement.

En vanwaar komt dat sierlijke speelding, Mevrouw? Het gebruik alleen dat er van gemaakt wordt, zegt het u: het moet zijn oorsprong noodwendig gevonden hebben in de warme landen, en zonder den minsten twijfel vond men den waaier gansch en geheel in de schepping.

Het blad van den palmboom, of van welken boom dan ook, gebroken, was immers een geschikt voorwerp om de lucht te verkoelen? Dat men welhaast daarin op kunstmatige wijze voorzag, laat zich voorzien; overigens schier elk plat voorwerp kon als waaier gebezigd worden.

Bij de heidensche volken was echter de waaier - hij mocht dan een natuurlijke, een van vogelveêren of anderszins vervaardigde waaier zijn - niet alleen als verkoeling voor de menschen bestemd, maar ook om, in den tempel, de insekten van het offervleesch te jagen, en reeds van eeuwen her was de waaier een bewijs van opperheerschappij.

Gij glimlacht, Mevrouw? Misschien heeft hij deze laatste beteekenis, in zekeren zin, nog.

In de dertiende eeuw voor Christus - zoo vertellen ons de geleerden, en als de geleerden spreken, moeten wij, oningewijden, slechts het hoofd bukken en gelooven, ten minste, Mevrouw, als zij redelijke dingen beweeren en niet, bij voorbeeld, als zij bevestigen dat u en ik van den sim afstammen, en zich verder in voorhistorische gekkigheden verdiepen - in de dertiende eeuw dan voor Christus was de waaier half cirkelvormig.

Op zekere muurschilderingen te Thebe - ik heb mij van de waarheid dezer aanhaling niet kunnen overtuigen, omdat deze of gene engelsche maatschappij nog geen pleizierreis derwaarts heeft ingericht - staat zoo'n waaier afgebeeld.

De lange stok en de waaier zelf waren met de prachtigste kleuren beschilderd en wie dergelijk ding droeg, was een erkende held, een groot vorst, een voortreffelijk ambtenaar.

Verder had men in Egypte vliegenjagers, met eene zekere sierlijkheid gemaakt en in vorm verschillend; terwijl men in den Hindostan, ten dien einde bezigde, al wat kwispelde.

De staart van den os van Thibet, de yak, dien ge gewis meer dan eens in den antwerpschen Dierentuin zaagt, diende evenals de palmbladen, evenals de pauwenstaart, tot vliegenjager.

Trouwens, bij schier alle volkeren der warme landen vindt men het verkoelingsmiddel, het moge dan het blad eens booms, de staart eens vogels, of een kunstmatig voorwerp zijn geweest.

In den tempel van Isis waren de waaiers, door de offeraars gebezigd, gansche vogelstaarten, welke van een houten steel waren voorzien.

De grieksche waaiers, in welke de veeren van den struisvogel en der pauw eene groote rol speelden, hadden soms den vorm van onzen pluimbos, andere, aan een sierlijken steel bevestigd, waren als een uitgespreide, geplooide kraag, zoo omtrent als die uit de dagen van koningin Elisabeth, of beter gezegd een uitgespreide pauwenstaart.

In Herculanum ontdekte men het spoor van waaiers, uit dunne plankjes vervaardigd; in China bestonden zij reeds zeer lang in effen witte of geborduurde zijde; doch de eerste waaiers waren, ook daar, uit veêren saâmgesteld.

Reeds vroeg, zelfs voor de christelijke tijdrekening, maakten de Chineezen ivoren waaiers, en omstreeks de 12e eeuw vervaardigde men er van kostbare stoffen; de steel was in geurig hout en de waaier zelf kunstig met vogels, dieren, bergen, boomen en goden beschilderd.

De waaier, in de verschillende landen, erlangde allerlei vormen, zoo wel rond als half cirkelvormig, vierkantig als achtkantig.

't Is licht begrijpelijk, dat dit elegante speeltuig destijds zoo gemakkelijk niet te behandelen was als nu - nu men het, met eene kleine drukking der hand, uitspreidt, weêr toevouwt, plooit en schier in de hand kan wegstoppen.

[pagina 100]
[p. 100]

Het schijnt dat de uitvinding van dergelijk voorwerp den Japanneezen toekomt; doch ik zal mij wel wachten dat als een bepaald denkbeeld te doen gelden.

Overigens, wie dan ook de uitvinder zij der plooi- en vouwbare waaiers, hij zal er den dank van het nageslacht niet voor verdienen, en dit gewis niet in ons tijdstip, nu het voorwerp in het dagelijksche leven van zijn schitterend standpunt is gedaald, en wij uitvinders van nuttiger voorwerpen, letterlijk over het hoofd zien en vergeten.



illustratie
het kasteel van voburg.


In de katholieke Kerk heeft de waaier insgelijks zijne beteekenis; het flabellum was reeds in de eerste eeuwen het insignia van het pausdom; doch het werd sedert het einde der 13e eeuw niet meer in de kerkelijke dienst gebezigd; weleer beschermde men den officieerenden priester daarmede tegen de zonnestralen en de insekten.

In de kerk opgenomen en als een heilig kenteeken beschouwd, werd het schier geheel uit het huiselijke leven verbannen.

(Wordt vervolgd.)

[pagina 101]
[p. 101]


illustratie
lodewijk xvii, naar wappers.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken