Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1873-1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (36.54 MB)

Scans (1480.51 MB)

ebook (33.39 MB)

XML (2.03 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

John Cockerill.

In Antwerpen hoort men dikwijls van de ‘zaat Cockerill’ spreken, zonder dat men iets bijzonders weet over dien onvermoeiden nijveraar, die de luiksche nijverheid zoo schitterend bloeien deed, en ook hier een werf, ter bouwing van ijzeren schepen, inrichtte.

Het leven van een man, die zich, door eigen kracht, boven zijne tijdgenooten verhief, wekt altijd en met recht, bewondering. Welnu Cockerill was een van die machtige wroeters.

John Cockerill werd den 3 Augustus 1790, te Harlington, in Lancashire, geboren; doch de vader, een werkman, verliet met zijne twee oudste kinderen, Engeland en vestigde zich te Verviers, waar hij eene associatie aanging met een der voornaamste fabriekanten, voor het maken van machienen, wier uitvoer in Engeland verboden was en die dus nog vreemd aan onze nijverheid waren.

Wij, Vlamingen, hadden in vroeger jaren, den Engelschman de geheimen der nijverheid doen kennen; hij, van zijnen kant, bewaarde later eigenbaatzuchtig, de vorderingen der nijverheidswetenschap binnen zijne grenzen. De vader van den kleinen John bewees alzoo aan de belgische of liever europeesche nijverheid, eene wezenlijke dienst.

Kleine John was bij Cockerill's familie in Lancashire achter gebleven

[pagina 180]
[p. 180]

en had daar juist niet over eene liefderijke behandeling te roemen. Met moeite gelukte de rader er in, zijn zoon naar de school te doen zenden; hij trad deze op zijn negende jaar in, en verliet ze reeds op zijn twaalfde - voorzeker een al te korten tijd om iets degelijks te leeren.

Op laatstgenoemden ouderdom kwam kleine John naar het vasteland, naar Verviers, waar zijn vader hem dan ook als werktuigmaker opleidde.

In vereeniging met zijn broeder James, vestigde hij zich, nog zeer jong zijnde, als fabriekant van machineriën te Luik. In 1816 kochten de gebroeders ten prijze van 16 millioen de gebouwen van Seraing, waar vroeger de prinsen-bisschoppen van Luik hun verblijf hadden. Nu reeds millioenen zal men zeggen? Ja; doch John Cockerill had, als zoovele anderen, den toenmaligen koning der Nederlanden, Willem I, ontmoet en deze was een wezenlijk bevorderaar van alles wat handel en nijverheid betrof.



illustratie
ingang der moskee jeni-djami.


De koning had den geest van onderneming, het helder doorzicht, de vaste kennissen van John Cockerill begrepen, en hem, met het doel om te Luik den grondslag voor eene wereld-nijverheid te werpen, den weg geopend.

Overigens, had men zich onder godsdienstig opzicht, over koning Willem in België te beklagen, onder dat van handel en nijverheid is men hem veel dank schuldig. In de vijftien jaren dat Willem hier regeerde, legde hij, in schier iedere stad, den grondslag van onzen lateren bloei. Vooral had dit plaats te Luik, welke stad hem echter het eerst, in 1830, den rug toekeerde.

De ligging van Seraing, voor hooger gezegde inrichting, was inderdaad prachtig. Immers, op eenige stappen van daar vond men de steenkool en de erts: men had eene rivier om de noodwendige grondstoffen aan te voeren, en de voortbrengsels der nijverheid te exporteeren. Seraing

[pagina 181]
[p. 181]

werd in korten tijd iets fabelachtigs, en wie die stad van stoommachinen, met hun eeuwig gedommel, gegons, geklop en gebons bezocht had, dacht gewis aan de cyclopen, waarvan de godenleer gewaagt.

James bleef niet lang met zijn broeder; er dreigde eene scheuring te ontstaan, nadeelig voor de nijverheids-onderneming; doch koning Willem I kocht in 1825 het deel van James, en Seraing ontwikkelde zich andermaal met nieuwe kracht. Na 1830 werd dit laatstgemelde deel, door het belgisch gouvernement aangeslagen.



illustratie



illustratie
honden.


John Cockerill was een hevig bestrijder der omwenteling van 1830, aan welks hoofd te Luik zich Charles Rogier geplaatst had. Drie jaren lang zette de nijveraar zelfs geen voet te Seraing, en de verschillende gestichten, waren inderdaad destijds met vernietiging bedreigd.

[pagina 182]
[p. 182]

Gelukkig nam alles weêr een goeden keer: John Cockerill werd, voor eene aanzienlijke som, alleen eigenaar van Seraing en van dat oogenblik herleefde dit gesticht, hetwelk ook bloei gaf aan een groot deel van Luik en zelfs van België.

In dien tijd bezigde men in die fabrieken, 2000 werklieden, aan welke 70.000 fr. weekloon betaald werden, zoodat in de dagen van John Cockerill het gemiddeld weekloon 35 fr. per werkman was. Ieder week werden te Seraing niet minder dan 80 ton ijzer verbruikt.

In onze dagen wordt dit gesticht bestuurd door M. Sadoine, gewezen officier der gewezene belgische marine; het bevat koolputten, smeltovens, smidsen, machinemakerijen, welke eene oppervlakte van 60 hektaren beslaan en door een kanaal met de Maas verbonden zijn. Er worden 6000 werklieden gebezigd, welke eene stad van 25.000 zielen uitmaken, terwijl vijftig jaar geleden Seraing een dorp met 500 haardsteden was.

John Cockerill had echter aan het bestuur van dit alles niet genoeg. In verschillende deelen van Europa had die veelomvattende man werkhuizen en fabrieken opgericht.

Te Luik bezat hij eene machinefabriek, met 500 werklieden; wolen vlasspinnerijen, eene fabriek van mousseline-laine en eene ijzergieterij; een stoommolen te Val-Benoit; te Andennes, tusschen Hoei en Namen, een papierfabriek, eene katoendrukkerij en eene fabriek van plastische aarde; smeltovens te Charleroi; eene touwslagerij en eene katoenspinnerij te Spa.

Verder had John Cockerill te Verviers eene fabriek voor werktuigen, in de spinnerijen gebezigd; bij Aken en te St. Denis eene spinnerij van kaardewol; te Stolberg eene zinkfabriek; te Cottbus in Pruisen, lakenweverijen; eindelijk, om niet allen te noemen, fabrieken en metaalgestichten te Decazeville, Bezèche, in Polen, in Spanje, te St. Petersburg en op Suriname.

Men kan zich moeilijk een denkbeeld vormen, hoe één enkel hoofd al die bedrijvigheid, in zekeren zin, omvatte. In de laatste dagen zijns levens ontwierp hij een overgrooten smeltoven te Stollberg, aan welks stichting hij ongeveer 6 millioen zou hebben besteed. In 1839 bezat Cockerill een fortuin van meer dan 30 millioen. De destijds uitbrekende geldkrissis, maakte in die schatten eene aanzienlijke bres, en schoon hem, persoonlijk, niets kon ten laste worden gelegd, deed hem die achteruitgang derwijze leed, dat hij, op eene reis naar Polen, in 1840 overleed.

In 1867 werd, bij nationale inschrijving, zijn stoffelijk overschot naar Seraing overgebracht en op het kerkhof aldaar ter aarde besteld. Ten gevolge eener andere inschrijving werd hem te Seraing zelve, een door Armand Cattier gebeiteld standbeeld opgericht, terwijl nabij de Luxemburger standplaats, te Brussel, een ander beeld van hem staat - eene gift van een zijner meêwerkers, de heer Rau.

Deze laatste had dit beeld te vergeefs der stad Brussel aangeboden, om in de avenue Louize geplaatst te worden: doch de gemeenteraad was er niet erg voor genegen, 't Verwondert ons niet veel! De gever trok zijn aanbod in en begiftigde er de gemeente Elsene meê. Schoon is dat beeld niet - verre van daar.

Het beeld te Seraing werd den 29 October, in bijwezen van al wat de nijverheid voornaams telt, verder van de ministers en leden van Kamer en Senaat, plechtig ingehnldigd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken