Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 7 (1874-1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.18 MB)

Scans (1195.24 MB)

ebook (27.07 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 7

(1874-1875)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Freerik de schaapherder.
(Eene Legende.)

Geen land is zoo rijk in legenden als onze Ardennen. Ziehier die van den schaapherder:

In de groote heivlakte, die zich in het noorden der Ardennen uitstrekt, hoedde Freerik de schapen zijns meesters. 's Morgens, als de zon de dauw had opgedroogd, dreef hij ze de vlakte in; 's avonds, dikwijls als de zon reeds lang in het westen verdwenen was, keerde hij met de kudde, in een wolk van stof gehuld, terug.

Freerik was een somber, zwijgend man. Vrienden had hij niet, omdat hij nooit aan kegel- of bolbaan in het dorp verscheen. Ook zocht hij geen kennissen en leefde het liefst eenzaam en vergeten. Tegenover de andere dienstboden was hij norsch, en niemand wist wat er in zijne ziel omging.

Met strakken blik, het pijpken in den mond, den knapzak ter zijde, een schapenvacht op den schouder om zich tegen den regen te beschutten, de lange vork met weerhaak in de hand ging hij 's morgens heen en kwam even zoo des avonds terug, altijd opgevolgd door zijn zwarten spits met gloeiende oogen.

Wat deed Freerik in de uitgestrekte heide? Hij stond, leunend op den vorksteel, lag tegen den zandheuvel of zat op den grenssteen - doch altijd denkend, morrend, droomend. Neen, die man was niet tevreden met zijn lot!

Waarom bezaten anderen ook iets in de wereld en bezat hij niets? Ginds in de verte steeg de lichtblauwe rook uit den schoorsteen eener hoeve op - waarom was die hoeve de zijne niet? Aan de andere zijde van den gezichteinder tuimelden de wieken van eenen molen elkander achterna - waarom was die molen zijn eigendom niet? Ginder schokte eene reiskoets over den weg - waarom reed hij, Freerik, niet in dien wagen, met twee paarden bespannen?

De duivel der jaloezie knaagde inderdaad aan Freerik's hart: hij misgunde iedereen zelfs het stuk brood, en als hij droomend in de eenzame heide zat, beulde hij zich het hoofd af in het opzoeken van middelen, om goud, het zoo gewenschte goud machtig te worden. Om goud te bezitten, zou hij inderdaad zijnen God verloochend hebben.

En dit deed hij ook; doch terwijl die heiligschendende denkbeelden door zijnen geest woelden, viel de avond en berstte plotseling een ijselijk onweder los. De schapen schuilden bijeen en de zwarte spits bij hen;

[pagina 19]
[p. 19]

maar Freerik, door eenen kring van vuur omringd, en die altijd op zich zelven ronddraaide gelijk een draaitol en zich daarenboven verder en verder van de kudde verwijderde, werd in de duisternis weg gevoerd.

In een oogenblik was hij verre, zeer verre van de plaats, waar hij zijne schapen hoedde en stond aan een watermolen, die tusschen de hooge eikenboomen als verborgen lag. Het onweêr was heen, de wolken waren weg gedreven; de maan stond boven de toppen der eiken en viel met haar volle licht op het rimpelend molenwiel.

‘Zie,’ zegde eene fluisterende stem naast Freerik, ofschoon deze niemand zag, ‘zie in het water de goudstukken dansen!’ En inderdaad het was alsof daar eene hand uitgestrekt werd, en dat deze een ganschen reessel goudstukken vallen liet.

Dat is de maan, die in de rimpels van het water honderdvoudig herhaald wordt! dacht Freerik; doch de stem fluisterde hem ‘domkop’ toe, en nu zag Freerik inderdaad dat het goud daar, voor hem, in het water danste en hij slechts de hand had uit te steken om rijk te zijn, en alles te bezitten wat de wereld geven kon.

Wel klopte zijn hart geweldig, ja; maar de zucht om de schatten meester te worden, was zoo groot! Hij sprong dan ook op het water toe, doch wilde - 't was een gewoonte van vroeger dagen - alvorens te water te gaan, het kruisteeken maken; eene geheimzinnige hand, die koud als de hand eener doode was, hield hem echter tegen en de stem fluisterde hem toe, dat, durfde hij het wagen zulks te doen, zijne hand met lamheid zou worden geslagen.

Freerik ging te water; hij greep - en greep nogmaals, en toen hij plotseling vasten voet verloor en zonk, greep hij met twee handen te gelijk naar het goud, zonder iets te kunnen machtig worden. Hij zonk, en de ijselijke godslastering, die hij in zijne razende wanhoop uitbraakte, werd door een helschen lach beantwoordt, die tot driemaal toe door het bosch weêrgalmde.

Toen 's morgens het molenrad in beweging kwam, en in den morgenglans een draaiend vuurwerk van juweelen scheen, bracht het eensklaps een lijk naar boven, slingerde het door de lucht, plonste het weêr in het water, maalde en pletterde het beneden in de diepte en bracht het weêr in lappen en brokken te voorschijn: - het was Freerik's lijk.

's Nachts als de maan aan den hemel staat, dwaalt de geest van den schaapherder langs den oever en als het bedriegelijke licht weêr in het rimpelend water spiegelt, ziet men eene vurige hand naar de dansende schijven der maan grijpen.

't Is Satan, zegt de landman, die ook ons tracht te bekooren, even als hij Freerik bekoorde en betooverde; en een kruis makende, wendt hij het hoofd om en verlaat zoo snel mogelijk de plek door de zonden van hebzucht en godslastering ontheiligd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken