Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 7 (1874-1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.18 MB)

Scans (1195.24 MB)

ebook (27.07 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 7

(1874-1875)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Uilen.

De nachtuil, en alle zijne geslachtssoorten, verwekt bij den mensch immer eenen zekeren afkeer en als men een van die dieren kan machtig worden, zal het zonder twijfel den dood sterven. Welnu, de uil moge nog zoo mysterieus leven, zoo afzichtelijk zijn en wonderlijke gewoonten hebben, toch is dit dier een der nuttigste vogels, en wat hij op een nacht verslindt in ratten, muizen, wormen, kruipdieren in alle soort, is inderdaad ongelooflijk.

De donkere hoeken der torens, huizen en schuren, de holle boomen, de puinhoopen en wat dies meer, dienen den uil gedurende den dag tot verblijf; zijn oog kan het daglicht niet verdragen, doch zoodra de avond valt, komt hij uit zijnen schuilhoek te voorschijn, onderscheidt wat andere dieren en de mensch niet meer zien, en overvalt zijne prooi met oneindig meer behendigheid dan de kat.

Dewijl de uilen slechts jacht maken in den vallenden avond, hebben zij inderdaad niet veel tijd om hunne maag te vullen; doch, wij herhalen het, zij doen dit met eene buitengewone behendigheid en hunne

[pagina 171]
[p. 171]

maag heeft eene gansch bijzonders rekkelijkheid ter opstapeling van voedsel.

In de oudheid heeft de uil, door zijne afzondering en zijne geheimzinnige stilte, de eer bekomen het zinnebeeld te worden van de wijsheid, de studie en het nadenken. De Grieken maakten van den uil den lievelingsvogel van Minerva, de godin der wijsheid, en als zoodanig prijkte de beeltenis van dien vogel, bij de Atheners, op de geldstukken en anderzins.

Hoe komt het nu dat men in onzen tijd, het woord ‘uil’ in een geheel anderen zin bezigt en het als een minachtend schimpwoord den kortzichtige en den kniezer naar het hoofd werpt? Zeker is het dat wij het niet meer opnemen in den zin der Grieken. Wel integendeel.

Wij herinneren ons hier eene anekdote, welke zeer geestig is en aan Vondel wordt toegeschreven, ofschoon er veel den grooten man wordt aangerekend dat hem vreemd is. Eens was de dichter te Utrecht, stond op straat stil en zag naar een prachtige koets, op welker portel eene Minerva, zonder uil, geschilderd stond.

Een geparfumeerd modejonker wipte juist in de koets en zag tamelijk verwaand op den grijzen dichter, dien hij herkende, neer. De wijsneus wilde zich een oogenblik vermaken en ten gehoore van een aantal studenten die zich daar bevonden, riep hij:

‘- Welnu, heer Vondel, rijm eens even op mij!

Een fijne spotlach speelde om de lippen van den dichter, en op de Minerva of Pallas wijzende, zegde hij:

 
Heeft Pallas geenen uil?....
 
Bedriegen mij mijn oogen?....
 
Och neen, het arme dier
 
Is in de koets gevlogen!

Een lange schaterlach, uit de groepen studenten opstijgende, begroette den rijken geblazoeneerden uil, die dan ook de zweep over de paarden deed leggen, eens en voor altijd overtuigd dat men den mannen, die rozen en brandnetels ter hunner beschikking hebben, niet te nabij komen moet. Qui s'y frotte, s'y pique.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken