Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 7 (1874-1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.18 MB)

Scans (1195.24 MB)

ebook (27.07 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 7

(1874-1875)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De portefeuille van den wandelaar.

De 23 mei was, voor de vlaamsche beweging, een inderdaad belangrijke dag. Het onlangs gestichte Davidsfonds hield te Leuven zijne eerste algemeene vergadering. Ongeveer tweehonderd bestuursleden der een en twintig reeds bestaande afdeelingen, hadden den oproep beantwoord. Voorwaar, 't was een schoone vergadering, eens van gemoed, eens van hart, eens van zin. Er waren daar adellijken, geestelijken en burgers - drie elementen, welke immer Vlaamsch - België's grootheid uitmaakten - en nu andermaal de handen ineen sloegen, zooals eenige jaren na de omwenteling van 1830, om onze vlaamsche gewesten tegen het bederf van het zuiden, tegen het franskiljonnism en het voltairianism te beschermen; om, kortom, aan de vlaamsche beweging haar wezenlijk karakter weêr te geven, hetwelk zij, door de bemoeiingen van een aantal partij-intriganten, verloren heeft. Inderdaad, men heeft van de vlaamsche beweging een fransch-liberalen winkel willen maken, en wie dien fransch-liberalen winkel niet hielp doen draaien, wie daarin niet blindelings liep gelijk een paard in den oliemolen, was geen man van talent, geen man van aanzien, zelfs geen vlaming meer! Al wie durfde ‘katholiek’ te zijn, werd dood verklaard door de zoogezegde monopolisten; de fransch-liberale bladen zwegen over hem en hemelden integendeel die knutselaars van slechte verzen, van windeke waait en meuleken draait, als genieën boven de wolken. De ophengelaars van keukenrekeningen en plunderaars voor het maken van bloemlezingen, werden de eenige rechthebbers op gunst en eerbewijs, terwijl de wezenlijke schrijvers van de stukken, waaruit de Wahalla's werden bijeen gezameld, als onmachtig, als onkundig werden uitgekreten. 't Is wel de omgekeerde wereld: de afschrijvers worden, als waren zij de scheppers, verheerlijkt! En waarom? Omdat die afschrijvers de vlaamsche beweging aan de franschgezinde en in den geest ongodsdienstige partij, beloofden te leveren.

 

De vrijmetselaarslogiën plaatsten aan haar dagorde: s'emparer du mouvement flamand. Van dat oogenblik plantte schrijver dezer regelen te Gent, in 1874, in de zitting van het verbond der katholieke Kringen, de katholiek-vlaamsche vlag en ging uit van den stelregel: wie zegt vlaamsch, zegt katholiek; wie zegt katholiek, zegt, in deze gewesten, vlaamsch! In de verspreide katholieke elementen had die kreet weêrklank, en men begon er aan te denken, deze bijeen te zamelen, onzen rang en plaats in de beweging terug te nemen en het monopolie niet langer aan eenige faiseurs te laten. En was dit niet gemakkelijk? Wij hebben immers de talenten aan onze zijde, doch wat meer is, wij hebben het publiek. Alleen de katholieke burgerij is wezenlijk vlaamschgezind, dat is, wezenlijk nationaal. Ten dien tijde had er in het lieve en lommerrijke dorpke Wilsele, bij onzen vriend, pastoor Schuermans, een man met een goed vlaamsch hart, een vriendenmaaltijd plaats, waar meer over Vlaanderen en zijne toekomst gesproken, dan wel gegeten en gedronken werd; men sprak daar over den kreet te Gent opgegaan en, in tegenstelling van het Willemsfonds, door de liberalen zoo schandelijk van zijne bestemming afgeleid, stelde men zich voor het Davidsfonds te stichten. Aan gezegd vriendenmaal bevond zich Frans de Potter, van Gent, redakteur van het Fondsenblad, en dewijl die soort van penhouders altijd de trompetstekers zijn - ofschoon de eer hen dikwijls zooveel mogelijk betwist wordt - blies hij geducht op den hoorn, en het geschal werd opgenomen door het Handelsblad van Antwerpen, en daarna door al de trompetstekers der katholieke zaak. 't Had weêrklank - een bewijs, dat het stichten van een algemeen verbond aan eene wezenlijke behoefte voldeed. Onze kreet te Gent: ‘vlaamsch en katholiek!’ was gehoord. Het Davidsfonds ontstond. Het rapport van een talentvol schrijver, de heer Brouwers, Z., den 23 mei te Leuven in de promotie-zaal voorgedragen, geeft omtrent de vorming van het Davidsfonds zeer curieuse inlichtingen, die in later tijd met vrucht zullen geraadpleegd worden.

 

Het Davidsfonds brengt de vlaamsche beweging andermaal tot dien geest terug, welken zij in den aanvang aan den dag legde. Immers, in een tijdschrift, de Noordstar (jaargang 1842), van hetwelk van Kerckhoven - voor zoo liberaal gehouden - de bestuurder was, en dat de meeste liberale namen tot meêwerkers had, in dat tijdschrift, zeg ik, wordt meer dan eene verklaring afgelegd, die ons de waarheid van die woorden kunnen doen staven. Zoo zegt een brief, geteekend H.C. (Hendrik Conscience): ‘Wij strijden tegen de volksbedervers; wij verdedigen onze zeden en onze godsdienst. Onze zending is heilig.’ - Op eene andere plaats zegt G. Westerling, in een artikel de Nederduitsche Belgen in 1842: ‘Het is eene onbetwistbare daedzaek, dat de nederduitsche tael, de verkleefdheid der Vlamingen, Brabanders en Limburgers aen den godsdienst, aen voorouderlijke zeden en gebruiken, en hunnen afkeer van al wat naer vreemde overheersching zweemt; de grootste en zwaerste hinderpalen zyn, die in hunnen weg vinden staen vreemde broodschryvers,’ enz.. Andere citaten zouden wij kunnen aanhalen. Zijn de twee bovengenoemde niet van den bestuurder zelven, dan toch bewijst de opneming dezer regelen in zijn tijdschrift, dat dit de heerschende geest der letterkunde was, zoo hij al niet daarmeê instemde. Overigens, het liberalism, dat men in de vlaamsche beweging zoo hoog klinken doet, is er slechts later binnengedrongen, toen vele Vlamingen om plaats, om eer of lint bedelden, en onze tegenpartij het goed vond zich van die beweging als een kiesmiddel meester te maken. Het zijn dus wij niet, die in de vlaamsche beweging een scheur deden ontstaan; maar wel zij, die haar van haren wezenlijken oorsprong hebben vervreemd, en de katholieke letterkundi-

[pagina 308]
[p. 308]

gen en het katholiek publiek tot paria's wilden verklaren, denkende zich zelf door dit monopolie, als ‘reuzen’ te doen aanzien!

 



illustratie

En sterk zijn wij! want zelfs twee of drie beroemdheden in de letterkunde, die zich op een onzijdig standpunt willen behouden, zijn meer de onzen dan die der tegenpartij. Wij hebben dichters, romanschrijvers, geschiedkenners, wetenschappelijke mannen, redenaars, krisickers, - en wat nog het beste is, wij hebben het toeluisterend en het lezende publiek; wij hebben dagbladen en tijdschriften, die duizende abonnenten tellen - wij bezitten, kortom, alles en wij zouden dat prachtige, vruchtbare veld, onzen eigendom, aan de tegenpartij overlaten, terwijl wij zelf als nederige slaven onder haar zouden dienen? Neen, neen, wij hernemen ons recht; wij hernemen onzen eigendom; wij willen dat er onder Gods lieve zon, vruchtbaar en gezond vlaamsch koorn op den vlaamschen akker groeien zal. Pas is het Davidsfonds eenige weken ingericht en reeds tellen wij, voor 23 mei, 2500 inschrijvers, waarvan de minste, vijf frank betaalt. Het dubbele getal inschrijvers zal zonder twijfel worden bereikt. Voor de ingeschrevene gelden, ontvangt het lid boeken, en het eerste boek dat door het Davidsfonds wordt uitgegeven, is getiteld: de Geuzen in de Kempen (1566), eene schets van hetgeen die lieve jongens in de 16e eeuw deden, om ook onbepaald meester te spelen over Kerk en Staat. De schrijver van dit werk, is onze meêwerker, Dr. J. Renier Snieders, te Turnhout. Na dit verhaal zullen andere uitgaven volgen: populaire wetenschappelijke schriften, tafereelen uit de geschiedenis, reisbeschrijvingen, en - kortom, boeken voor het volk en waaraan onze bibliotheken een zoo groot en dringend gebrek hebben. Dat alles werd te Leuven in de promotie-zaal, ten aanschouwe van een half dozijn, ik geloof, bijbelsche tafereelen, tamelijk slecht geschilderd, verhandeld en eindelijk zaten wij allen aan tafel, omringd door een honderdtal portretten van geleerden, uit vroeger dagen; in het toezien van den nederlandschen paus Adriaan V; van Viglius d'Ayta, Granvelle en andere grootheden; van David zelve - die, in allen geval wel zagen, dat wij nog altijd wakkere jongens waren.

 

Er bestaat in België een vijfjaarlijksche prijskamp, in welken aan den schrijver die binnen de vijf jaar, het beste boek voortbracht, eene

[pagina 309]
[p. 309]

aardigheid van 5000 fr. wordt toegekend. Het beste boek? Laat ons dat bijvoegelijk naamwoord ter zijde laten. Wij hebben den prijs zien toekennen aan zeer middelmatige novellen, en dit jaar?..... Een der medekampers naar die gouvernementeele douceur, was de dichter van het Menschdom verlost, L. de Koninck. Voorwaar, een gevaarlijk concurrent! De jury heeft zich echter gemakkelijk van dien ‘hemelpoëet’ ontslagen door te zeggen, dat zijn werk onvolledig was, aaugezien het slechts uit ‘tafereelen’ bestond, en de wet dura lex, sed lex eischte dat een werk, om meê te kampen, gansch voltooid zijn moet. Verscheidene gedichten in den bandel, zijn echter volledig en deze hadden dan toch zeker het recht mede te dingen, dewijl men zelfs het minste dichtje, de kleinste novelle - de grootste prullaria - in den prijskamp toelaat. Verder, indien de Koninck niet binnen de vereischten van den prijskamp valt, zijn er anderen die evenmin aan deze voldoen. Immers, zij die niet tusschen de grenzen van Risquons-tout en Arendonck geboren zijn, mogen naar die lekkernij niet meêdingen. Men kan sedert dertig jaar vlaamsch letterkundige zijn, hier zijne letterkundige loopbaan begonnen hebben, maar men wordt niet als zoodanig elkend in den wedloop naar het zakske met goudstukken. Indien pater Poirters, dien men zoo hoog als vlaamsche beroemdheid wil doen klinken, nog leefde, zou hij buiten den prijskamp gesloten zijn, omdat hij in Noord-Brabant, in Oosterhout, geboren is; maar na den dood zal men echter hardnekkig aan dergelijke letterkundige glories houden, en deze ‘nationaal’ verklaren. Welnu, tusschen die prijskampers is het werk van een romanknoeier opgenomen, die, onder een pseudoniem, een schandalig leugenboek tegen het kloosterleven heeft geschreven, en die man is geen Belg van geboorte! Verder dingen er boeken meê naar den prijs, die niet binnen de vijf jaar geschreven en enkel herdrukken zijn - herdrukken, die reeds twee- of driemaal meêliepen om prijs, maar hijgend onderweg neêrzakten. Waarom de wet miskend voor dezen, en zoo onrechtvaardig streng toegepast voor anderen?..... Zou het niet tijd worden die letterknoeierijen te doen verdwijnen?



illustratie

De heer Brouwers, schoolopziener te Leuven, heeft een bundel gedichten uitgegeven, getiteld Hartelust - een boek, dat wij den minnaren van poëzie aanbevelen. Wij vinden in dit boek zeer mannelijke en daar nevens zeer lieve en gevoelige verzen. De kinderliederen zijn

[pagina 310]
[p. 310]

meest allen zeer verdienstelijk, en zouden in Heye's bundel niet misplaatst zijn. In het genre der balladen nemen wij het stukje ze kwamen gedriëen over, eene vrije navolging naar Uhland:

 
Ze kwamen gedriën uit Limburgs gouw,
 
Langs de Maas in 't huisken der veermans vrouw.
 
 
 
‘Bazinneken! hebt ge Schiedammer en bier?
 
Is Betteken, 't liefjen, uw dochterken hier?’
 
 
 
‘Mijn bier en Schiedammer zijn frisch en klaar;
 
Mijn dochterken ligt op de doodenbaar.’
 
 
 
En als ze in het kamerken traden van 't huis,
 
Daar lag ze in de bedstee gestrekt onder 't kruis.
 
 
 
Toen opende één hunner de lijkwade breed,
 
En beschouwde de aflijvige droevig, en kreet:
 
 
 
‘Ach, leefdet ge nog, bekorelik kind,
 
Ik hadde u van heden van harte bemind!’
 
 
 
De tweede trok zuchtend de lijkwade toe,
 
En keerde terug dan en weende zich moe:
 
 
 
‘Ach, dat ge daar ligt op de doodenbaar....
 
Ik heb u zoo vurig bemind menig jaar!’
 
 
 
De derde nu rukte de lijkwâ ten grond,
 
En kuste de maged en snikte op heur mond:
 
 
 
‘U min ik nog heden, u minde ik altijd;
 
In eeuwigheid blijft u mijn liefde gewijd.’

Een sierlijk stukje is de inleiding van Hartelust; verder merken wij op de Maasvallei, Meiweelde, Germania, en de voortreffelijke ofschoon reeds dikwijls geleverde, vertaling van Schillers Klokkenlied. Vivos voco, Mortuos plango, Fulgura frango! Ik roep de levenden, ik beween de dooden, ik breek de vlammen. De vertaling van den heer Brouwers zal onder de beste, die er van dit dichtstuk bestaan, plaats nemen. Waarom die vertalingen? hoor ik hier of daar een verwaanden wijsneus zeggen. Luister: het is een verdienstelijk werk de meesterstukken van den vreemde in onze taal over te brengen, en die vertalingen zijn ons gewis welkomener dan wel het zouteloos gerijmel, dat thans bij sommigen in de mode is en dat zich als de ‘moderne’ of wel de ‘liberale’ poëzie wil doen aannemen. Ik voor mij ben een hardnekkige conservatieve! Maar die moderne poëzie, antwoordde men mij, wordt sterk geroemd in zekere fransche dagbladen? Zeker, zeker, maar het meest door personen die ze niet gelezen hebben of geen letter vlaamsch verstaan; of misschien ook... door de schrijvers zelven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken