Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1875-1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.80 MB)

Scans (1267.55 MB)

ebook (26.64 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Curiositeiten.

Weet ge waar en wanneer de dirigeerstok, le bâton du chef d'orchestre, ontstond? Het fransche orkest dagteekent eigenlijk slechts van de regeering van Lodewijk XIV. Bij de vier en twintig violen van de kamer des konings, voegde Lulli een aantal andere, kleine violen geheeten, en de laatsten overtroffen weldra de eersten. Deze muziekanten hadden meer dan eene privilegie: wanneer zij, op last van den koning, voor buitenlandsche vorsten speelden en deze zich het hoofd bedekten, hadden ook de muziekanten het recht zulks te doen. Maar al die privilegiën maakten den kunstenaar niet uit: aan de maat haperde het meer dan eens. Om hun deze in te planten, had Lulli eenen stok meêgebracht van tien voet lang, waarmeê hij driftig op den vloer de maat stampte. Eens klopte hij zoo hevig met dien stok op zijnen voet - de man was zeer driftig van aard - dat hij zich eene wonde toebracht, die, verwaarloosd, verergerde en weldra een kankerachtig uiterlijk kreeg. Lulli weigerde zich het been te laten afzetten en stierf den 22 maart 1637. Alzoo doodde de dirigeerstok dengene, die hem invoerde. In de verledene eeuw klaagde men nog erg over het gedruisch, dat zekere directeurs maakten, als zij met hunnen hardhouten stok op den lessenaar de maat klopten. Rousseau noemde den directeur in de Koninklijke Muziek-academie te Parijs een houtkapper, en Gretry zegde dat dit geklop alle begoocheling in de muziek wegnam. In onze dagen vindt men nog van die onmuziekale maatkloppers, welke denken daardoor ijver te toonen of beter muziek te maken. Waarom worden zij niet liever houtkappers?

 

Weinig steden in Europa zijn, gelijk het Journal de St. Pétersbourg doet opmerken, zoo snel in grootte en bevolking toegenomen als St. Petersburg. De bevolking telde bij den dood van Peter den Groote zoo wat 25.000 zielen. Reeds in 1750 werd zij op 80.000 en in 1764 op 150.000 zielen geschat. De eerste volkstelling had plaats in 1784; volgens haar bedroeg de bevolking 192.000 zielen; in 1800 telde zij reeds 220.000, in 1812 ruim 308.000, in 1825 omstreeks 420.000, in 1833 445.000, in 1840 470.000, in 1850 tot 1863 532.000 zielen. In 1869 gaf de volkstelling het cijfer van 668.000, zoodat in zes jaren de bevolking met 136.000 zielen vermeerderd was. Te betreuren is het echter, zegt genoemd blad, dat volgens de statistische opgaven deze vermeerdering der bevolking niet het gevolg is van overmaat der geborenen boven de overledenen, maar alleen van toestrooming van buiten. Van 1764 tot 1770 telde men nog jaarlijks gemiddeld 445 geboorten meer dan sterfgevallen. Van 1771 tot 1780 had men ook nog eene overmaat van het getal der geborenen, maar sedert 1781 daalde het getal der geborenen meer en meer beneden dat der overledenen. In de geheele eeuw komen op 1.096.451 sterfgevallen 962.689 geboorten, zoodat de bevolking een verlies heeft geleden van 133.762 menschen. Gedurende de laatste acht jaren bedroeg het cijfer der geboorten 159.777, dat der sterfgevallen 203.463, en had men dus jaarlijks gemiddeld een verlies van 5460 menschen. Als redenen van de groote sterfgevallen te St. Petersburg worden opgegeven de ellendige toestand der kanalen; de overbevolking der vuile woningen van de mindere klassen, waar het bovendien aan lucht en licht ontbreekt; de slechte volksvoeding; het gemis van een behoorlijk rioolstelsel, enz.

 

Kent ge den oorsprong van het woord muscadins? In het jaar II der eerste republiek riep de bloedgierige Chabot, vernemende dat de jonge Lyonnezen weerstand boden aan de troepen der Conventie: ‘Ik zou ze tot den laatsten toe willen uitroeien, die muscadins.’ Het woord kwam voort van de parfumerieën, waarmeê dat volkje zijne paarden insmeerde. De naam werd behouden. Vroeger, onder Frans I, noemde men die jonkers muguets; onder Karel IX en Hendrik III gaf men hun den naam van mignons. Onder Lodewijk XIII en Lodewijk XIV hadden dergelijken geen bijzonderen naam: iedereen was toen modepop. Onder Lodewijk XV, toen de braspartijen de overhand hadden, noemde men hen roués; onder Lodewijk XVI fréluquets en zij zelven gaven zich den naam van beaux. Dat waren de ondragelijkste schepsels der wereld! Eindelijk verschenen, zooals wij in den aanvang zegden, de muscadins. Onder het directorium kregen zij den naam van incroyables; onder het consulaat petit-maîtres. Lang duurde dat woord niet; het werd vervangen door dat van merveilleux. Het keizerrijk leefde van de voorgaande namen; doch tijdens de restauratie verscheen de naam van élégants, en tijdens Karel X die van dandys. In 1840 noemde men die gepommadeerde koppen zonder hersens, maar met veel zinnelijke driften opgevuld, lions; in 1850 gandins; in 1860 cocodès en in onze dagen, schandelijk genoeg voor de eeuw van vooruitgang, de crevés en gommeux. Gelukkig, in ons vlaamsch land kennen wij die schuimers slechts door overwaaiing!

 

Een blad dat te Bergen, in Noorwegen, verschijnt, de Adreravisen, deelde den 15. september het volgende recht wetenswaardig nieuws meê: ‘Een onlangs uit de IJszee te Hammerfest aangekomen vaartuig, de schooner Regina, kapt. Gundersen (eigenaar de heer O.I. Finckenhagen aldaar), heeft op reis het noordelijk gedeelte van Nova-Zembla bezocht en is bij die gelegenheid in de Ishaon (IJshaven) geweest, waar de Hollander Barends zich gedurende den winter van 1596-97 heeft opg houden. Kapt. Gundersen brengt van daar een op de plaats, waar waarschijnlijk eenmaal de verblijfplaats der Hollanders

[pagina 68]
[p. 68]

is geweest, gevonden journaal meê, gevoerd door Barends en waarschijnlijk behandelende de tijdsruimte tusschen 1 juni en 20 augustus 1580. Het papier heeft zich goed gehouden en het schrift is volkomen leesbaar. De inhoud is echter moeilijk te verstaan, hoofdzakelijk wanneer men niet volkomen thuis is in de hollandsche taal, welke vermoedelijk in de verloopen 300 jaar verschillende veranderingen, zoowel in dialect als spelling, moet ondergaan hebben. Daar het journaal, zooals gemeld is, waarschijnlijk een gedeelte van het jaar 1580 behandelt, kan men niet verwachten daarin iets over Barends oponthoud in Ishaon te vinden; het moet een document zijn, hetwelk hij van vroegere reizen heeft meêgebracht, maar dat desniettemin van zeer groot belang zijn kan.’



illustratie
DE MADONNA DELLA SEDIA. (NAAR M. WITTMER.)


Onze voorvaders waren altijd stijve drinkers. Wij deelen er hier uit van Mander's leven der schilders, een staaltjen van meê: ‘In mijn jonkheid,’ zegt hij, ‘heb ik nog den kunstigen meester Frans Floris gekend, en tot mijn leedwezen zal ik eenig staaltjen van zijne overdadigheid verhalen, die ik hoop en wensch dat veeleer gelaakt en voor vreemd gehouden, dan geroemd en gevolgd zal worden, en dat de jeugd, hoe vermogend ook, hierin geen roem zal trachten te behalen. Want ofschoon bij ons, Duitschers (Nederlanders), in 't gemeen het overmatig drinken ten onrechte wordt geduld, of als geen

[pagina 69]
[p. 69]

zondig en schandelijk misbruik aangemerkt wordt, ja, het vermogen van veel te kunnen drinken op eenige plaatsen tot eere strekt - wordt nochtans die nuttelooze kunst bij andere vernuftige volken voor eene beestachtigheid of onredelijke en onnatuurlijke zonde gehouden. Maar om op uw vraag te komen: naardien Floris dan voor een sterk drinker vermaard was, waarvan eenige zuipers en drinkers afgunstig waren, gebeurde het op zekeren tijd, dat zes wakkere drinkebroêrs, die overal elders den boventoon hadden, van Brussel te Antwerpen kwamen, alleen om hunne kunst tegen hem te beproeven, en met hem in het wedperk te treden, waarin hij zich zóó wel kweet dat drie van hen reeds ter halver maaitijd de vlag moesten strijken.



illustratie
EEN GROENTEKOOPMAN.


‘Twee der drie anderen, die het langer tegen hem uith elden, begonnen door de langdurigheid van den strijd te lispeltongen, waardoor de moed van Floris zoodanig aanwakkerde, dat hij hen

[pagina 70]
[p. 70]

door een grooten handhouder of wakkeren Frankforter beker onder de tafel deed zijgen, waarna de laatste, die het langst stand hield, eindelijk Frans voor zijn meester moest erkennen. Want als deze hem in het scheiden uit de herberg naar buiten op de plaats geleidde, alwaar zijn paard stond, en zich vijf of zes zijner discipelen bevonden - eerbiedshalven daar staande met ongedekten hoofde - deed hij nog een kan Rijnwijn tappen, die hij in de hand nam en, ten blijke van zijne groote zwelgkunst, op één been staande, zijn kampioen in één teuge toebracht, waarna hij op zijn schimmel steeg en 's nachts als overwinnaar naar huis reed. Op een anderen tijd zich bevindende in het gezelschap der hoofdmannen en die van het gilde der lakenbereiders te Antwerpen, bestaande uit dertig personen, brachten deze hem allen een dronk toe, zoodat hij, hoe ongelooflijk het schijnen moge sestigmaal tegen hun tweemaal dronk; hij zelf verhaalde dat, 's avonds te bedde gaande, aan zijne leerlingen, die gewoon waren zich in zijn met goudleder behangen slaapkamer te bevinden, om hem een goeden nacht te wenschen, en waarin altoos twee van hen bleven om hem te helpen ontkleeden en zijne schoenen en kousen uit te trekken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken