Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1875-1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.80 MB)

Scans (1267.55 MB)

ebook (26.64 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Curiositeiten.

valsch haar en blanketsel. - Och, die nieuwigheid is schier zoo oud als de wereld. Reeds in den Bijbel staat het geschreven dat de vrouw blanketsel bezigde, om zich schooner te maken, ofwel pour réparer des ans l'irréparable outrage. De profeet Isaïas, sprekende van de dochters Sion's, zegt dat zij zich de wenkbrauwen verfden. Van het Oosten verspreidde zich die mode over gansch de wereld, en niet alleen verfden de vrouwen zich de wenkbrauwen, maar bij middel van wit en rood, trachtten zij de rozen en leliën der jeugd op hare verlepte wangen te doen ontstaan. Ook valsch haar heeft men altijd gedragen. De romeinsche dames gaven zich daaraan ten sterkste over. Het blonde haar was bij haar in den smaak, en zij die er niet in gelukten aan de haren de blonde kleur te geven, lieten zich het hoofd kaal scheren en droegen blonde haren, welke uit Gallië en Germanië werden aangevoerd. Tacitus zegt, dat men, om een vrouwenhoofd te equipeeren, zooveel noodig heeft, als om eene galei van drie rijen riemen uit te rusten. In Griekenland waren de vrouwen eenvoudiger in haar kapsel en het was daar - ook eens te Rome - een bewijs van rouw, als de dames zich van hun haar ontdeden. De romeinsche vrouwen hebben dien eenvoud echter niet nagebootst. De goede en fijne smaak ging verloren in het algemeen zedebederf. De mode der pruiken werd algemeen, en zoo monsterachtig groot waren deze, dat men geitenvellen bezigde om ze maar hoog op te timmeren. Vele romeinsche keizerinnen, wier borstbeelden nog bestaan, onderscheidden zich door de grilligste kapsels. In deze mengden zich, evenals nu, bloemen, vruchten, vogels en edelgesteenten. Men ziet het wel, daar is niets nieuws onder de zon!

 

torpedo. - Op de Teems zijn proeven genomen met een torpedo-boot, die door de firma Thornycraft en Co. te Chiswick vervaardigd was voor de oostenrijksch-hongaarsche regeering. Die proeven, bijgewoond door den baron Spaun, oostenrijksch marine-attaché, en den heer Schneider, hoofd-ingenieur der oostenrijksche marine, voldeden, volgens de Militär-Zeitung, in alle opzichten. In het contract was bepaald, dat de

[pagina 108]
[p. 108]

boot een snelheid van 15 knoopen in het uur bereiken en deze gedurende een geheel uur behouden moest. Bij de proefvaart, die een uur duurde, werd echter een afstand van 18 202 knopen doorloopen, waarvoor 24 700 schroefdraaiingen noodig waren. Ook werd een niet geladen torpedo in het voorbijvaren tegen een schoener gelegd, waarbij de boot eene snelheid van 10 knoopen per uur had. De torpedo-inrichting bestaat uit twee 38 voet lange boomen, één aan elke zijde der boot; de torpedo kan tegen het vijandelijk schip aangebracht worden, òf van uit het voorste gedeelte, in welk geval de boot stilhouden en terugvaren moet, òf van ter zijde, en dan kan de boot haar gewone vaart behouden en zoo den tijd winnen, die anders verloren gaat door het ophouden en teruggaan.



illustratie
DE VISSCHERSVROUW. (NAAR Fellix Cogen.)


post in engeland. - Verbazende cijfers levert inderdaad het postverslag in Engeland, hetwelk loopt over het jaar 1874, op. Londen alleen telt 1700 bussen, en in het vereenigd koninkrijk bestaan er 22.000. In Engeland en Wallis werden in 1874 niet minder dan 804 millioen brieven, 66 millioen korrespondentiekaarten en 207 millioen paketten boeken en dagbladen verzonden. Voegt men er de verzendingen van Schotland en Ierland bij, dan bereikt men het cijfer van 967 millioen brieven, 79 millioen korrespondentie-kaarten en 259 millioen boeken en dagbladen. Niet minder dan 4 millioen brieven, dus 1 op 250, werden aangeteekend. Men moest, in gemeld jaar, 4.400.000 brieven ter zijde leggen; doch drie-kwart van deze konden aan de verzenders teruggegeven of eindelijk besteld worden. Verbeeld u, dat meer dan 20.000 brieven, zonder adres, op den post werden gestoken en een dezer bevatte 2000 pond sterling. Het ras der verstrooiden is dus niet uitgestorven in het speculeerend Engeland. Behalve de depêches der dagbladen, verzond men in Engeland in 1874 19 millioen depêches. De ruwe opbrengst der telegrammen beliep 1.160.000 pond sterling; de uitgaaf reikte tot 1.051.000 pond - zoodat er 109.000 pond overschoot. Deze som wordt besteed tot betaling van den intrest voor de som, die de Staat leende ter aankoop van de telegrafen.

 

lichtgeving. - 't Is algemeen bekend, dat bedervende zeevisch, zooals droge haring, schelvisch, kabeljauw, enz. in het donker licht van zich afgeeft. Maar niet is de kennis zoo algemeen waaraan dit moet worden toegeschreven. Pflüger heeft het onderzocht en zegt: Een vereischte voor dit zwakke lichten, is de aanwezigheid van de zuurstof der lucht. Kookhitte, alle mineraal- en plantenzuren, zwavelwaterstof, alcohol, carbolzuur doen het lichten ophouden of zeer verminderen. Integendeel wordt het lichten sterker door oplossingen van keukenzout, of van zwavelzure soda, salpeterzure kalk, oplossingen van suiker en honig, en door eiwit.

Dit leidde tot het denkbeeld dat het lichtende deel levende stof is. Dit werd tot zekerheid toen Pflüger aan stukken gesneden zoetwatervisch, die van zelf geen lichtkracht ontwikkelt, in een zoutoplossing afspoelde, waarin een doode zeevisch had gelegen. Bij den zoetwatervisch ontwikkelde zich het lichtgevend vermogen, onder gunstige omstandigheden, eveneens als bij den zeevisch. Toen hij het lichtende slijm met den microscoop onderzocht, zag hij een groot aantal kleine korrels, die een zeer levendige beweging vertoonden, zoodat aan hun leven niet meer kon getwijfeld worden. Door filtreeren kon Pflüger deze korreltjes van de overige massa afscheiden,

[pagina 109]
[p. 109]

en bevond het doorgefiltreerde donker, terwijl het op het filtrum achtergeblevene met meer kracht licht gaf. Al de door hem waargenomen feiten pleiten voor de bewering, dat het levende lichaampjes zijn, die bij bedervende zeevisch de lichtverschijnselen voortbrengen.



illustratie
DE KLEINE KAARTSPELERS.


de eeuw der philantropen. - Millioenen nutteloos in poeier en lood verschieten, en puntjes van sigaren verzamelen, om weduwen en weezen te ondersteunen, dat is wel de geest van onze eeuw, van onze hedendaagsche menschenvrienden! Zoo leest men in de dagbladen: In de zweedsche lucifersdooskens is eene verbetering gebracht. Men heeft ze voorzien van een klein, scherp werktuig, waardoor men het puntje van de sigaar kan afknippen. Het afgeknipte gedeelte valt dan in eene ruimte, in genoemd dooske daarvoor expresselijk aanwezig. Men zal vragen, waartoe dient het bewaren van die afknipsels? Het antwoord daarop luidt: ‘ter ondersteuning van weduwen en weezen.’ In Berlijn namelijk zijn aan verschillende woningen kleine bakken geplaatst waarin men zijn dooske, wanneer het met sigarenpuntjes gevuld is, kan leeg maken. Deze bakken worden op bepaalde tijden geledigd vanwege een commissie, welke dit afval doet verwerken tot snuif en de opbrengst daarvan aanwendt tot ondersteuning van behoeftige weduwen en weezen. Op het plat van de bedoelde lucifersdoosjes staat (natuurlijk in het duitsch): ‘Voor weduwen en weezen.’ Ja, dat is wel de philantropie van onzen tijd!

 

verhuizing der vogelen. - Als de herfst aankomt en den harden winter voorspelt, maken de zwaluwen, lijsters, kwakkels, spreeuwen, duiven en nachtegaals zich gereed naar zuidelijke en dus warmer streken te verhuizen. Wij integendeel krijgen alsdan andere gasten, zooals de ooievaars, wilde ganzen, eenden, kraaien, kranen,

[pagina 110]
[p. 110]

soms, bij harden winter, de rooskleurige flamingo's en zwanen. Eenigen komen of vertrekken in talrijke benden, zeer dicht op elkander volgende. Anderen komen in kleine afzonderlijke groepen, die na tusschenpoozen van verscheidene dagen elkander opvolgen. De afreis der leeuwerikken duurt 35 à 40 dagen. Die der teelingen, der fijnbekken, der zwaluwen, hoogstens vier of vijf dagen. De cider reist alleen; de nachtegalen en de tortelduiven reizen bij koppels. De meesten dezer vogels reizen bij dag en vooral bij het invallen van den avond; anderen verkiezen den nacht, zooals de reigers, de wachtels, de boschsneppen. Al de jagers weten dat de kwakkels het liefst bij maanlicht vliegen. De orde, die in deze reizen heerscht, is niet minder bewonderenswaardig als de neiging, die er toe aanleiding geeft. De kraanvogels, bij voorbeeld, die driehoeksgewijs vliegen, met den scherpen hoek tegen wind, de spits alleenlijk bestaande uit éénen vogel, de sterkste en de ervarenste, en waaraan allen gehoorzamen. Als hij zich uitgeput gevoelt, schuift hij achterwaarts, en hij wordt onmiddellijk vervangen door dengene, die het meest geschikt is om hem op te volgen. De roosverwige flamingo's reizen op dezelfde wijze, en niets is aanvalliger dan het schouwspel dezer prachtige vogelen, die in de lucht roode lijnen afteekenen. De kraaien, de kwakkels, de duiven vliegen kringsgewijze, veranderende elken oogenblik, naar gelang der omstandigheden of der behoeften van den tocht. De eenden vliegen in neêrhellende schuinsche lijnen; de leeuwerikken in lange lijnen en de pluviers in benden op eene lange horizontale lijn.

 

bij de wilden. - The Scotsman, een dagblad van Edinburg, heeft een brief meêgedeeld, door zekeren John Renton, te Stromness in Schotland geboren, aan zijne familie geschreven. De brief is gedagteekend van 7 september en 't is de eerste brief, in acht jaar tijd, welke Renton heeft kunnen schrijven. Acht jaar geleden maakte hij deel van de bemanning van een amerikaansch schip, de Reynard genaamd, dat onder zeil ging naar het eiland Mac-Kean, om aldaar eene lading guano in te nemen. Te Mac-Kean aangekomen, vernam hij dat het schip lek is; dat het zwaar geladen, met slecht scheepsvolk bemand was en niettemin, in 't volle van den winter, de Kaap Hoom wilde omvaren. Met vier an, deren maakte hij zich meester van een walvischvaarder en verliet het schip. Een oud matroos wees hun een eiland aan, waar, zegde hij, veel schepen landden en hetwelk men in twee of drie dagen reizens kon bereiken. Men miste echter het eiland, de kleine voorraad was uitgeput en eene brandende zon viel op hen neêr. Het eenige drinken dat zij bezaten, was regen, dien zij in twee kleine vaatjes bergden; hun eten bestond in het vleesch eener haai, die zij in stukken sneden en in de zon lieten drogen ofwel op een klein vuur, in de boot aangelegd, zoo goed mogelijk braadden. Na 35 dagen zwervens, werden zij door wilden, die in eene kano van het eene naar het andere eiland vaarden, buit gemaakt. Nooit hadden die wilden nog een blanken man gezien. Ook wilde men de gevangênen onmiddellijk dooden en opeten. De vier matrozen werden naar verschillende eilanden gevoerd en Renton zag nooit iemand van hen terug. Wat hem betreft, hij viel aan het opperhoofd Cabo ten deel. Die inlanders loopen totaal naakt, doch verlieten nooit hunne pieken, hunne knodsen, hunne bogen en pijlen. Iederen dag vechten die stammen onderling en snijden den verslagen vijand den kop af, waarmeê zij hunne hutten versieren. Renton leerde de taal des lands, maakte kano's, hakte boomen, knoopte netten en was, kortom, den wilden van grooten dienst. Acht jaren verbleef hij daar, worstelend met duizende gevaren, toen den 8 augustus, het engelsche vaartuig Bobtail-Nay, op Malayta landde en hem opnam, om hem aan de beschaafde wereld weêr te geven.

 

de sneeuw. - Op het einde van de maand november is Gustave Tissandier te Parijs met een luchtbal opgestegen, om te zien of hij het vormen van de sneeuw, in de bovenlucht kon nagaan. Tissandier was vergezeld door Louis Madier, zijn broeder en twee liefhebbers. De reizigers stegen ten 11.40 's voormiddags op, met een tamelijk sterken wind uit het noordwesten. Langzaam steeg de Atmosphère - zoo heette de ballon - op en werd weldra wegens den mist onzichtbaar. Op 800 meters hoogte kwamen de reizigers in een laag wolken. Meer dan een kwartier uurs vertoefden zij in die dikke, witte, opaalachtige massa, waar zij eene luchtgesteltenis van vier graden boven nul waarnamen. Op eene hoogte van 1500 meters waren zij boven die wolklaag. Dáár vonden zij, om zoo te zeggen, een bank van ijskristallen. De temperatuur was er nul graden. Een oneindig aantal zeshoekige sterrekens, in alle mogelijke vormen en geheel doorzichtig, dwarrelden om het bootje en schitterden van verre in het zonlicht als zoovele looverkens van diamant. Deze ijskristallen bestonden niet in de lagere wolkmassa, en bleven alzoo in eene daarboven gelegen laag, die eene dikte had van 150 à 200 meter, in het luchtruim zweven. Hooger stijgende, kwamen de reizigers boven die formatie van ijskristallen in eene luchtgesteltenis van 1 graad boven nul. Dáár wachtte hun een onvergelijkelijk prachtig tooneel: de wolken, die beneden het bootje hingen, vormden bolvormige gevaarten van het zuiverste wit en hadden veel overeenkomst met sneeuwbergen. Op eene hoogte van 2300 meter werd een wolk waargenomen, door welke de zonnestralen van tijd tot tijd heenbraken. Meer dan een uur lang bleven de reizigers ter hoogte van 1600 à 1700 meter zweven, en zij werden in staat gesteld verscheiden belangrijke waarnemingen te doen. Twee uren nadat zij opgestegen waren, kwamen zij te Illiers, departement Eure-et-Loir, neêr.

 

de guano. - Men denkt algemeen dat de guano op de Chinchas-eilanden, aan de Peruviaansche kust, een opstapeling is van de uitwerpsels der verschillende vogelen, die zich aldaar, op die kust, met duizenden en duizenden ophouden. Dat is zoo; doch ook slechts gedeeltelijk waar. De guano bestaat uit twee deelen. De bovenste laag is gevormd van uitwerpsels en lijken van zeehonden, die op de kust komen sterven. De onderste laag, en deze is de dikste, vormde zich vóór eeuwen door het neêrzinken tot op den bodem der zee van de uitwerpsels de watervogels. Zoo ontstonden lagen, die later met den zeebodem in de hoogte werden geheven en eilanden vormden. Men weet dat in de vulkanische streken niet zelden plotseling eilanden aldus ontstaan.

 

onbrandbaar cement. - Men speekt veel in de dagbladen van een cement dat onbrandbaar is en dus ook alle verlies van warmte belet. Wij roepen er de aandacht van industrieelen op in. Ziehier wat een blad daaromtrent zegt: Dit cement belet de uitstraling en dus het verlies der warmte van de vuurhaarden, want het is uitsluitend samengesteld uit stoffen die de warmte zeer slecht geleiden. Het is onbrandbaar en het kan dus noch door stoom, noch door hitte, hoe groot ook, beschadigd worden. Het kleeft, wanneer het goed wordt aangestreken, aan elke stof en kan, wanneer het niet moedwillig of bij ongeluk wordt beschadigd, onbepaalden tijd duren. Bij verandering van de ligging der buizen of stoomketels, waarbij men het cement verplicht is weg te nemen, kan men het, door het met water te bevochtigen, weêr tot een deeg maken en het dus dikwijls doen dienen. Het moet aan ketels, cilinders, buizen, enz. aangesmeerd worden, terwijl deze in vollen gang zijn, dat is, er ontstaat geen belemmering in 't werk door. Het hecht zoo hardnekkig en wordt zoo hard, dat het niet meer noodig is met lood of hout te bekleeden. Het niet geleidend, onbrandbaar cement (ciment non-conducteur incombustible) is een goed beschermmiddel voor het ijzer tegen roesten; het heeft het voordeel, dat het gemakkelijk is te bewerken: een metser en stukadoor kunnen het met hunne gereedschappen hanteeren. Het verschaft op de brandstoffen een bezuiniging, daar de verwarmd wordende oppervlakte van den oven niet uitstraalt. Duizend kilogram kunnen boven op den ketel aangebracht een oppervlakte van 16 vierkante meter met een laag van 5 centimeter dikte bedekken, en een oppervlakte van 20 centimeter, bij 40 tot 45 millimeter dikte, op de buizen. De marine en de rijksdienst in Frankrijk maken er reeds gebruik van; eveneens doet het reeds dienst bij de stedelijke waterleidingen, niet alleen bij de stoomleiding, maar ook om de waterbuizen tegen vorst te beschermen. 't Is jammer, dat men, wat den prijs betreft, alleen zegt, dat bij de eerste aanwending deze onbeduidend is, in aanmerking genomen de besparing van brandstof, die het cement tot stand brengt.

 

hyacinthen. - In een tijdschrift voor toepasselijk hof- en landbouw-onderricht, lezen wij over die sierlijke bloemen, welke des winters onze kamers met frissche kleuren en geuren veraangenamen, het volgende: ‘Het kweeken der hyacinthen op karaffen heeft aanleiding gegeven tot eene aardige ontdekking, welke door Carrière in zijn boek Le Jardinier de tout le monde, en door E. Remy in zijn Le Jardinier des fenêtres meêgedeeld wordt. Men plant in eenen pot met aarde gevuld, twee hyacinthbollen, de eene met den kop omlaag, door de opening welke gewoonlijk in den bodem aangebracht is en die men daarvoor grooter maakt, zoodat zij de grootte heeft van een stuk van twee francs; de andere plant men op de gewone wijze. Dit gedaan zijnde, plaatst men den pot op eene glazen vaas, met water gevuld. De bovenste bol groeit op de gewone wijze, terwijl de andere zich in tegenovergestelde richting ontwikkelt: bladeren, steng en bloemen groeien naar omlaag, te midden van het water en de bloem is noch minder schoon noch minder gekleurd dan die van den bol, welke niet in aanraking met het water is. Om zich des te beter te verzekeren dat er geen onderscheid is tusschen de twee bloemtrossen, raad ik degenen, die de proefneming willen doen, twee bollen te nemen van dezelfde kleur; de donkere kleuten zijn verkieslijk.’

 

slavenhandel. - In de engelsche koloniën gaf men, in 1834, het tijdstip der afschaffing van de slavernij, omtrent drie-zevende van de waarde der slaven aan de eigenaars; dit was ook de vergoeding, welke men in 1848, tijdens de afschaffing, in de fransche koloniën gaf. Gemiddeld beliep de som 530 fr. In Amerika betaalde men in 1850, voor de mannelijke slaven, 3000 fr.; de kinderen, met de moeder gekocht, betaalde men een dollar per pond. In 1860 kostte een goed gebouwde neger, in de Vereenigde Staten, 10.000 fr., en kinderen, nog in lagen ouderdom, betaalde men, naar gelang hunner grootte en hunner kracht, 4000 à 5000 fr. Men ziet hoeveel milliards de slavenbevolking (in 1850 telde zij 3.200.000 zielen) waard was, en hoe begrijpelijk het is dat de afschaffing der slavernij zoo moeielijk ging in Amerika. In dit werelddeel verdwijnt de slavernij; in Europa is zij verdwenen, sedert de maatregels door Rusland genomen. Dit land heeft nu ook den nekslag toegebracht aan de slavernij in Khiwa, dat een der werkdadigste centrums van dien handel was. Men verkocht Russen en Perziërs, langs de grenzen weggehaald, aan 100 of 200 tillas, dat is 1600 à 3200 fr.; een Perzer 1120 fr.; een vrouw 960 fr. In Afrika ruilt men eenen neger tegen eenen ezel, tegen een slecht geweer, tegen een stuk katoen of eenige kilogr. koper. Een mannelijk kind geldt 40 fr.; een jong meisje 80 fr. en soms 120 fr. De volwassen vrouwen zijn goedkooper dan meisjes. Oude wijven krijgt men schier voor niets.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken