Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1875-1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.80 MB)

Scans (1267.55 MB)

ebook (26.64 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het papier.

Hoe onnadenkend nemen wij tegenwoordig het fijn wit papier ter hand, zonder misschien ooit er aan gedacht te hebben, hoe vele duizenden jaren er verloopen zijn, eer het den mensch, na veel moeite en arbeid gelukte, het papier daar te stellen, waarover nu de pen zoo gemakkelijk loopt, en waarop zij onze gedachte en gevoelens in woorden overbrengt.

Zoo zeer zijn wij tegenwoordig aan nijverheidsontwikkeling gewoon, dat wij maar zelden een oogslag op het verledene werpen; en toch is het der moeite waard, het menschelijk geslacht in de trapsgewijze ontwikkeling zijner werkzaamheid eens na te gaan.

Dat het den menschen reeds vroegtijdig eene behoefte was, zich aan hunne natuurgenooten door teekens verstaanbaar te maken, welke behoefte ontstond met het verschil der talen en de verspreiding der volken, is even natuurlijk als begrijpelijk, en was de eerste brief slechts geschreven op een palmblad, was de griffel een doorn, zoo had men toch reeds een middel, om anderen, van welke men verwijderd was, een wenk in het gevaar of een vriendschappelijken groet over te brengen.

Men graveerde runen, letter- of woordteekens in steen, sneed ze in metalen platen, beschilderde de muren der kolossale steenen gebouwen der oudheid met hiëroglyphen, sneed tafelen uit hout en ivoor en beschreef ze met eenen stok, die in zekere vloeistof werd gedoopt; doch schrijfkunst en wetenschap zouden niet gemakkelijk vooruitgegaan zijn, indien het niet gelukt ware eene stof te vinden, die minder hard en gemakkelijker te bewerken was dan bovengenoemden.

 

Toen de palmboom het eerste natuurlijke schrijfmaterieel geleverd had, maakte eene andere plant, de papyrus, de stof bekend ter verbetering van het egyptische papier, dat zich nog lang na Kristus' geboorte naast de leêren rollen en perkamenten tafels der oudheid heeft staande gehouden.

De vervaardiging van dit papier, door de Egyptenaren uitgevonden, was zeer eenvoudig. Men maakte de blaêren, welke aan het onderste gedeelte der plant zitten, van den stengel los en plakte daarvan zoo velen op en naast elkander, al naar gelang de bladen sterk en groot moesten zijn.

Hoe meer de ontwikkeling der wetenschappen en met haar de lust tot schrijven toenam, des te uitgebreider en beduidender werd ook de vervaardiging van het egyptische papier.

Ten tijde van Plinius bestonden verscheidene fabrieken ter bereiding van zulk papier te Rome, waarover schrijvers der oudheid met lof spreken. In Italië heeft men zich nog tot in de elfde eeuw van het egyptische papier bediend; maar hiervan zijn slechts enkele stukken ons overgebleven.

In de bibliotheken te Florence en te Weenen worden nog eenige bladen van dit papier bewaard, maar geheele boeken zijn tot ons niet gekomen.

Het is opmerkelijk genoeg, dat de kunst, om van boomwol papier te maken, eerst in de VIIIe. eeuw uitgevonden is, wijl men reeds zeer vroeg uit de draden van boomwol fijne weefselen wist te vervaardigen.

Men neemt aan dat de ernstige en denkende Egyptenaren, ook de uitvinders van het boomwolpapier geweest zijn, dat, zoo als men weet, van de Grieken naar het Oosten overgebracht, en daar den naam van pergamentum graecum verkreeg, ter onderscheiding van het pergamentum, een papier uit ezelshuid gemaakt en wel het eerst in de stad Pergamus.

Wijl de Arabieren ondertusschen de eerste waren, die het boomwolpapier naar Europa overbrachten, heeft men hun ook dikwijls de uitvinding daarvan toegeschreven.

Op de noordkust van Afrika, in het tegenwoordige Ceuta, hadden zij reeds vóór hunne neêrzetting in Europa papierfabrieken gesticht en later, toen zij Spanje bemachtigd hadden, verkregen de door hen te Xativera, Toledo en Valencia gestichte boomwol-papierfabrieken, een europeeschen roem.

 

Tot de bereiding van dit papier gebruikte men de ruwe boomwol, die door de Pheniciers en Karthagers het eerst naar Europa gebracht was geworden. Doch daar het niet gelukken wilde, de wollige deelen der boomwol, door stampen en koken genoegzaam fijn te malen of te verpletteren en op te lossen, zoo was het arabische boomwolpapier een heel onvolkomen fabrikaat, dat later nog blad voor blad moest gladgestreken worden.

Wanneer men ons een blad van dat papier, waarop de arabische geleerden der achtste eeuw geschreven hebben, toonde, zou ons zeker alle lust tot schrijven geheel vergaan.

Doch niettegenstaande de groote onvolkomenheid van het eerste arabische papier, was de overgang van het egyptische tot het boomwolpapier in alle geval groot genoeg, om als een aanmerkelijken stap voorwaarts op dit gebied van nijverheid beschouwd te worden.

Die overgang heeft voor ons te grootere waarde, daar onze geheele tegenwoordige papiermaking uit die uitvinding is voortgekomen.

Eene wezenlijke verbetering onderging het papier, toen men begon zich van molenstampers te bedienen, om de boomwol fijn te stampen.

Men had wel is waar reeds ten tijde van keizer Augustus watermolens te Rome, waarvan men zich tot het malen van tarwe bediende; doch eerst in de elfde eeuw kwam men op de gedachte de maalwerken op de papiermaking toe te passen.

Het papier onderging hierdoor in alle opzichten eene verbetering; doch eerst toen de mensch op het denkbeeld kwam de overblijfselen van afgedragen kleedingstukken tot papierbereiding zich ten nutte te maken, won het papier aanmerkelijk in hoedanigheid en bruikbaarheid.

Men zag weldra, dat de vodden zich veel gemakkelijker en fijner lieten bewerken, dan de ruwe boomwol, die zich over het algemeen moeielijk laat afrafelen, en toen men zich door ervaring van de meerdere bruikbaarheid der vodden voldoende overtuigd had, begon men ze alom te bezigen.

Doch eerst de schrijvers der twaalfde eeuw maken van deze nieuwe uitvinding gewag. Sedert dien tijd heeft men zich het verzamelen der vodden ten taak gesteld, en daardoor eene kostbare grondstof verkregen, die men vroeger aan de vernietiging prijs gaf.

 

Het valt aan te nemen, dat men in Duitschland, waar vlas en kemp eigen en goedkooper te krijgen waren dan de boomwol, het eerst kan beproefd hebben linnen in papier te veranderen, en toen het bleek, dat het uit die stof bereid papier het boomwolfabriekaat in echtheid en fijnheid verre overtrof, verdrong het linnenpapier langzamerhand het arabische fabrikaat.

Men ziet dus, hoe langzaam deze verbeteringen, hier in weinige regels beschreven, elkander opvolgden. In Italië werden eerst in de veertiende eeuw de stampwatermolens ingevoerd, die toen nog altijd slechts boomwolvodden bewerkten.

Het eerste linnenpapier, waarvan men in Europa weet, is een brief, dien een fransch edelman in het jaar 1270, aan den Heiligen Lodewijk geschreyen heeft.

In het hospitaal te Kaufbeuren (in Zwaben) heeft men verscheidene oorkonden bewaard, welke in het begin der veertiende eeuw zijn opgesteld, en die wel de oudste bewijzen van linnenpapier in Duitschland zullen zijn.

Of men Duitschland overigens de uitvinding van het linnenpapier mag toeschrijven, is nog twijfelachtig, daar men ook in Spanje oorkonden uit de dertiende eeuw heeft gevonden, die op linnenpapier geschreven zijn; in ieder geval is het moeielijk te beslissen, in welke van deze twee landen men zich deze uitvinding het eerst ten nutte heeft gemaakt.

De eerste watermolen in Duitschland werd reeds in het jaar 1319 te Neurenberg gebouwd, en tot op den nieuwen tijd bleven de door water gedrevene maalwerken, gelijk bekend is, de gebruikelijksten.

 

Om zich overigens een begrip van de toenmalige verbetering van het papierfabriekaat te maken, hoeft men slechts een ouden, in een afgelegene streek, gebouwden papiermolen te bezoeken, die zich met de vervaardiging van gewoon papier bezig houdt, en eenige onbeduidende verbeteringen niet medegerekend, zal men zich eene duidelijke voorstelling kunnen maken, op welke wijze de papiervervaardiging vooruit is gegaan.

De Hollanders, aan wier nadenken en nasporingen de wereld zoo vele nuttige uitvindingen verschuldigd is, kwamen het eerst op de gedachte zich van den wind te bedienen, om de maalwerken te drijven, en toen zij later den bouw der windmolens ook op de papiermolens toepasten, volgden andere landen deze inrichting als hoogst gebruikelijk en doelmatig na, en de zoogenaamde Hollander (zijnde een maalbak) speelt nog in de nieuwste papierfabrieken eene beduidende rol.

Zoo ging het met de papierbereiding zoo als het met de meeste uitvindingen pleegt te gaan;

[pagina 115]
[p. 115]

nadat de grondslag gelukkig gelegd was, werkten bijna alle beschaafde volken, als: Spanjaards, Italianen, Franschen, Engelschen en Duitschers aan de volmaking er van, en langzamerhand gingen de hier en daar gemaakte verbeteringen van land tot land over.

Toen door de uitvinding der boekdrukkunst het schrijven en lezen meer algemeen werd, nam ook het papiermaken aanmerkelijk toe, tot zij in den nieuwen tijd, die in alle technische zaken zulke bewonderenswaardige vorderingen gemaakt heeft, met het vervaardigen van machinaal papier alles omvat heeft, wat men tot heden op dit gebied heeft mogen ten uitvoer brengen.

 

Met de voortgaande volmaking van het papier steeg ook in dezelfde mate deszelfs verbruik; de menschen kregen meer en meer lust tot en behoefte aan schrijven en lezen.

Bedenken wij nu, hoeveel papier tegenwoordig in de scholen alleen aan schrijfboeken gebruikt wordt; hoeveel boeken er geschreven en gedrukt worden; welk eene menigte van dagbladen en tijdschriften dagelijks in alle streken der beschaafde wereld verschijnen, hoeveel papier er dagelijks in alle standen der maatschappij gebruikt wordt, dan hoeven wij niet eens van het pakpapier te gewagen om te doen begrijpen, dat langzamerhand voor zoo vele millioenen balen papier, de benoodigde vodden ontbreken moeten.

Alle stoffen, die uit het plantenrijk voortkomen, zijn in ieder geval de beste voor de papierbereiding, daar de draden der planten zich het best laten ontbinden; men heeft daarom bij het voortdurend grooter wordende gebrek aan linnen, reeds lang naar geschikte grondstoffen moeten omzien, en verscheidene plantenstoffen, als: maluwen, netels, distels, mos, manillakemp enz. onderzocht, doch al deze stoffen werden als onbruikbaar verworpen; eenigen waren slechts tot eene bepaalde verwerking geschikt; anderen konden slechts voor gewoon papier gebruikt worden en verscheidene waren teenemaal onbruikbaar.

Des te meer moet het ons daarom verwonderen, dat hout en stroo, zulke harde en broze plantaardige stoffen, als grondstof bij de papierbereiding zijn aangenomen.

 

Evenwel kostte het veel vergeefsche onderzoekingen, voor het gelukte, het stroo door scheikundige middelen genoegzaam week en vasthoudend te maken, maar nu kunnen ook onze papierfabriekanten een goed en vast papier uit deze stof maken.

Men heeft overigens ook mengsels van verschillende leem-aarden beproefd, die voor het meerendeel gelukkig uitgevallen zijn; zoo neemt men bijv. pijpaarde, porseleinaarde, gips enz., stoot deze massa tot een poeier en vermengt ze in de zoogenaamde Hollander met de papiermassa; doch men mag van het poeier hoogstens 12 tot 20 pond op de 100 pond nemen, daar eene grootere hoeveelheid van de aardachtige stoffen, de hoedanigheid van het papier zou bederven.

Ook mengt men den afval, die zich bij het snijden van het papier in den molen van zelven ophoopt, weêr met de pap; doch alweêr hoogstens tot eene hoeveelheid van 20%

Wanneer op dezelfde wijze de massa van beschreven of gedrukt papier, dat jaarlijks als misdruk verbruikt wordt, weêr opnieuw gebruikt werd, dan zou een groot deel des papiers in voortdurenden omloop kunnen blijven, ongelukkig heeft men echter nog geen middel weten uit te denken, om de inktsporen te verdelgen.

Sommige andere stoffen, als wol en zijde, laten zich ook tot papier bereiden doch leveren slechts pakpapier en zijn daarom van een ondergeschikten aard.

Wanneer wij het groote nut beschouwen, dat de overblijfsels onzer afgelegde kleedingstukken de maatschappij kunnen bewijzen, en daarbij bedenken, welk een gewichtige rol voornamelijk het linnen in den handel speelt, dan kan dit voor ons eene aansporing zijn, om meer gewicht te hechten aan onze oude kleederen, die doorgaans geminacht, evenwel onder anderen vorm, der maatschappij opnieuw nut kunnen bewijzen.

Hoe gering de voorwerpen onzer spaarzaamheid ook zijn, de massa geeft er waarde aan.

 

In Nederland worden jaarlijks ruim 10 millioen Ned. ponden vodden en oud papier in 170 papierfabrieken door ruim 3000 arbeiders verwerkt.

Deze vodden hebben eene gemiddelde waarde van f 12. - de 100 pond en vertegenwoordigen dus een kapitaal van f 1.200.000, terwijl het daarvan vervaardigde papier eene som van f 3.600.000 opbrengt.

Zoo heeft men in Engeland bijv. reeds voor verscheidene eeuwen verboden de dooden in linnen te wikkelen, en berekend dat de daardoor ontstane besparing aan linnen meer dan 200.000 pond bedraagt; indien deze nutteloos aan de dooden waren gegeven, zou men een zelfde hoeveelheid, met aanmerkelijke kosten, uit het buitenland moeten laten komen.

Daar men uit iedere 100 pond vodden gemiddeld 80 pond papier maakt, zoo zouden met die 200.000 pond linnen 160.000 pond best papier begraven zijn geworden.

Werpen wij eindelijk een oogslag op de eerste boeken, welke gedrukt werden, of op de documenten, die uit den tijd onzer overgrootvaders stammen, ja, beschouwen wij slechts de brieven, die onze grootvaders achtergelaten hebben, en de bladen, verguld op sneê, die bij plechtigheden met gedichten werden beschreven, en vergelijken wij daarmeê het papier, dat wij nu dagelijks gebruiken.

Het onderscheid tusschen het grofste linnen en de fijnste mousseline is bijna niet zoo in het oog loopend, als dat tusschen het vroegere en het tegenwoordige papier.

Vóór eenige eeuwen had zelfs een koning niet in het bezit kunnen komen van het fijn en zacht blad papier, dat wij tegenwoordig voor twee centiemen kunnen koopen.

In de papierbereiding hebben wij nu een der wonderlijkste voorbeelden van nijverheid en tevens eene der volkomenste omwentelingen gezien, want wie zou hier van de witte, effen en zachte papierstof kunnen zeggen, dat vuile vodden en dor stroo, hout en aardachtige stoffen, de bestanddeelen daarvan uitmaken!

Doch eerst toen de pen over het witte blad liep en onzichtbare gedachten der ziel zich in teekenen zichtbaar maakten, gaf 's menschen geest de doode stof eene hooge bestemming, daar hij het papier tot drager zijner gedachten en gevoelens, zijner kennis en onderzoekingen maakte, het, met een woord, den adem des levens schonk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken