Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1875-1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.80 MB)

Scans (1267.55 MB)

ebook (26.64 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vliegmachines en vogelmenschen.

Toen de uitvinding der luchtballons algemeen bekend was, waren er niet weinigen die geloofden dat het menschelijk vernuft nu geen hinderpalen meer in den weg stonden, en de mensch voortaan slechts had te willen om de geheimste dingen in de natuur te verklaren.

Het water en het land waren reeds lang zijn eigendom en nu men de mogelijkheid had gevonden om insgelijks ontdekkingsreizen in de lucht te gaan maken, droomde men zich gouden bergen van de toekomst.

Hoe die toekomst is tegengevallen, hoe men het na veel tobben eindelijk zoover gebracht heeft, dat men zich in een schuitje van een ballon kan wagen en, ofschoon geheel afhankelijk van de grillen van den wind, toch de halve zekerheid heeft heelhuids op de aarde te recht te komen, al weet men dan niet waar, is ons plan niet hier in het breede te vertellen.

Voor ditmaal willen wij de proeven van luchtvaart bespreken, die de uitvinding der luchtballons voorafgingen, namelijk het zoogenaamde vliegen.

De vliegkunst, of beter gezegd de pogingen om het vliegen tot eene kunst te maken, zijn zóó oud dat wij naar de grieksche fabelleer terug moeten om er het eerste spoor van te vinden, en de fabel van Dedalus en Icarus is wellicht eene eerste proefneming geweest, om zich als een vogel door de lucht te bewegen.

Ook de geschiedschrijver Diodorus vertelt van zekeren Architas, een tijdgenoot en vriend van den wijsgeer Plato, als zou hij eene vliegende du f hebben uitgevonden. De duif was van hout en zweefde door de lucht, doch beide verhalen zijn zoo onwaarschijnlijk dat zij meer gehouden worden voor fantasieen van hen die ze te boek hebben gesteld, dan voor wezenlijke feiten.

 

De eerste proef om te vliegen vinden wij opgeteekend bij den geschiedschrijver Knolles, die haar in 1147, gedurende zijn verblijf te Konstantinopel, bijwoonde.

Een Turk, zoo verhaalt hij, had, bij gelegenheid van een bezoek van den turkschen sultan Chisasthlan bij den griekschen keizer Emmanuel Commenus, algemeen laten bekend maken dat hij van een hoogen toren verscheidene duizenden stappen ver zou vliegen.

Toen het bepaalde uur gekomen was en het volk in ontelbare menigte zich verzameld had, vertoonde zich de Turk volgens zijne belofte op den toren, gekleed in een wit gewaad met groote en wijde plooien, die moesten dienen om de lucht op te vangen.

Toen hij echter stond, scheen hem het waagstuk wel wat al te groot en niet dan nadat het volk hem spottenderwijze onophoudelijk toeriep: ‘Vlieg, Turk, vlieg!’ strekte hij de armen uit bij wijze van een paar vleugels, en begaf zich in de lucht.

Zijne vlucht was echter al even ongelukkig als die van Icarus, want in plaats van op te stijgen of te zweven, viel hij loodrecht naar beneden, waar hij geheel verpletterd werd opgenomen.

Die eerste proef mislukte dus, en moest wel mislukken, daar te recht later is uitgemaakt dat de verongelukte Turk aan zinneloosheid leed, doch, zooals het met zooveel andere dingen gaat, de eerste stoot was gegeven, en er zouden later mannen opstaan die op wetenschappelijke gronden wilden bewijzen dat het vliegen mogelijk is.

De wiskunstenaar Dante uit Perugia, een bloedverwant van den beroemd geworden dichter, was de eerste van die mannen. Hij maakte aan zijne schouders twee vleugels vast, en wezenlijk gelukte het hem daarmeê te vliegen.

In 1460 vloog hij van den stadstoren naar eene plaats die hij vooraf had aangewezen, doch onderweg kreeg hij een ongeluk aan het toestel waarmeê de vleugels aan zijne chouders gebonden waren, en daar hij zijn lichaam nu niet meer in evenwicht kon houden, viel hij naar beneden en brak het scheenbeen.

Hij bracht er het leven af, doch niet meer de kracht bezittende om zijne proef te herhalen, schreef hij verschillende studiën over de vliegkunst, welke studiën later aan verschillende ‘vogelmenschen’ gediend hebben tot handleiding bij hunne proeven.

 

De beste verhandelingen over de vliegkunst zijn echter van de eerw. paters Lana van Brescia en Galien van Avignon, maar beiden raden het nemen van proeven, als heel gevaarlijk, sterk af, daar, al kan men de theoretische mogelijkheid er van bewijzen, de bezwaren die men in de praktijk te overwinnen heeft zoo groot zijn, dat eene uitvoering zoo goed als onmogelijk is.

Toch waren er waaghalzen die het wilden beproeven en de namen van Buritini, Bolori, Cook, Oliver, Elmero de Malamerio, Guzman en anderen zijn als zooveel titels van drama's in de geschiedenis der vliegkunst, waarin zij de hoofdrol speelden, maar waarbij ook de helden hun leven lieten of minstens erg verminkt er af kwamen.

De eerstvolgende die als ‘vliegende man’ veel van zich deed spreken was de fransche werktuigkundige Le Besnier, die in 1768 te Parijs verschillende proeven deed met zijne vliegmachine.

Zijn toestel bestond uit vier vleugels of riemen van zijde, die rondom twee stokken waaraan zij vastgemaakt waren, door middel van een scharnier konden draaien en zich half toevouwen.

De twee stokken werden over de schouders gelegd en met de handen bewoog hij de voorste vleugels, terwijl hij met de voeten, die met de stokken in verband stonden, door een koord, de vleugels in beweging zette.

Het toestel van Le Besnier was meer een zweef- dan wel een vliegmachine, want de kunsten die hij er meê vertoonde, bepaalden zich tot het gemakkelijk neêrdalen van eene hoogte naar den grond en het is wellicht daaraan te danken dat hij roem en fortuin inoogstte voor zijne uitvinding, in plaats van een ongeluk, zoo als zoovele zijner voorgangers.

Dit is ten minste zeker, dat toen een zekere koorddanser Alard met het toestel van Le Besnier beproefde te vliegen, hij bij die proef den hals brak.

 

Tot dusver had men om te vliegen er meer op gelet om de figuur van een vogel na te bootsen, dan wel om een vliegtoestel te maken, en het was dus iets nieuws toen de abbé Desforge in 1772 met zijn ‘vliegende koets’ voor den dag kwam.

Zijn toestel had de vorm van een bootje, waaraan groote vleugels vastgemaakt waren, doch in weerwil van de logische verklaringen over het gelukken zijner proeven, kon hij het niet verder brengen dan tot eene langzame neêrdaling, zoodat er van vliegen geen spraak kon zijn.

Een tiental jaren later maakte Blanchard naam met zijn ‘vliegende boot.’

Hij kon het echter evenmin tot vliegen brengen, want wel steeg hij op tot eene hoogte van

[pagina 364]
[p. 364]

80 meters, doch door middel van een tegenwicht dat over een katrol liep.

Om te vliegen moest dat tegenwicht verdwijnen, maar dat was juist de moeielijkheid.

Vele jaren zocht hij te vergeefs om zich van dien boei te ontdoen, en ten laatste kwam hij tot de overtuiging dat hij met zijn toestel zonder tegenwicht een koorddanser was zonder balanceerstok.

De ongunstige uitslag der talrijke proeven om vliegmachines te maken, begonnen velen af te schrikken, en toen de beroemde landmeter Lalande in 1782 in een geschrift de onmogelijkheid bewees van een vliegmachine, was het zoogoed als gedaan met nieuwe proefnemingen.



illustratie
DE WILDE EEND.


Lalande toch toonde op wiskunstige gronden aan, dat een mensch, die zich zonder anderen steun dan zich zelven in de lucht wil bewegen, voorzien moet zijn van twee vleugels van 184 voet lang en van dezelfde breedte, of met andere woorden dat zij de afmetingen moesten hebben van de zeilen van een schip, een massa, die onmogelijk door de krachten van een enkel mensch kan bewogen worden.

Toen dan ook in 1783 de luchtballons werden uitgevonden was het voorgoed met de ‘vogelmenschen’ gedaan en moesten zij plaats maken voor de luchtschippers.

Wij zouden hier onze beknopte schets kun nen eindigen, ware het niet dat de ‘vogelmenschen,’ al hebben zij ook uitgediend, toch met hunne tallooze mislukte proeven het aanzijn hebben gegeven aan eene nieuwe uitvinding, namelijk het valscherm, dat te recht als eene nieuwe vinding in de geschiedenis der vliegkunst beschouwd wordt.

Alle proeven die tot nu toe genomen waren, hadden geen ander gevolg gehad dan dat men toestellen had uitgevonden om langzaam van eene hoogte op de aarde neêr te dalen, en wat

[pagina 365]
[p. 365]

heeft het valscherm anders ten doel?

Het draagt wel een meer passenden naam, doch zijne toepassing is dezelfde; 't is daarom dat wij het niet over het hoofd mogen zien.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken