Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 8 (1875-1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.80 MB)

Scans (1267.55 MB)

ebook (26.64 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 8

(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Nieuwe boeken
De glasschildering.
(Vervolg en Slot.)

Wij hebben gezien dat ijzer aan het glas die groene tint geeft: dit brengt ons tot het onderzoek der voor glasschildering geschikte stoffen.

De ontelbare kleurstoffen in nijverheid en kunst gebruikt, kan men in twee groepen verdeelen: 1e de organische, welke men aan het planten- en dierenrijk ontleent, zooals: meekrap, indigo, karmijn, enz., enz.; 2e de delfstof kleuren, zooals: vermiljoen, smalt, okergeel, bloedsteen (roodkrijt), enz., enz.

Er blijft nu over, te zien welke van deze kleuren, zonder zich te ontbinden, de hitte van gesmolten glas kunnen doorstaan. Van de eerste groep gééne; want men weet dat organische lichamen samengesteld zijn uit: kool, waterstof, zuurstof en stikstof, welke allenGa naar voetnoot(1) op dien warmtegraad tot gassen herleid worden.

Vele tot de tweede groep behoorende kleurstoffen worden ontbonden, of voegen zich als de organische, bij voorbeeld: vermiljoen, dat uit zwavel en kwik gevormd is; beide verdampen zonder zelfs sporen van hun bestaan na te laten.

Daar de metaalroesten aan een zeer hoogen warmtegraad kunnen weêrstaan, en zich door bestendigheid onderscheiden, kon men slechts onder de mineralen die bergstoffen kiezen, welke dergelijke roesten in overvloed bevatten.

Uit de verschillende gehalten dezer laatste ontstonden dan ook die talrijke tonen van dezelfde kleuren. Zoo wisten reeds de glasschilders van vroegeren tijd, dat zekere mijnstoffen deze of gene kleur voortbrachten, zonder dat zij het waarom daarvan kenden.

 

Wat echter verdient opgemerkt te worden, is hunne behendigheid om de kleurstoffen door eene geregelde hitte naar verlangen te wijzigen. In een der schriften van den monnik Theophiel wordt aanbevolen, het vuur uit te dooven zoodra men den gewenschten toon bekomen heeft. In tegenovergesteld geval doet een hoogere warmtegraad de kleurstoffen in kracht winnen.

Men ziet dus dat de hitte in het glaskleuren eene groote rol speelt. Hoe zonderling dit ook schijnen moge, is het gemakkelijk het verschijnsel scheikundig uit te leggen.

Wie kent er den geelrossen ijzerroest niet? Dien noemt men ijzerhydraat, dat is water met ijzerroest verbonden.

Welnu, wanneer men dien roest aan een toenemend vuur blootstelt, ziet men hem opvolgend rood, bruin en eindelijk zwart worden, naarmate hij de zuurstofGa naar voetnoot(1) van de lucht opslorpt.

Bij de roodgloeihitte overdekt zich het koper met eene laag eersten roest, die er als schubben afspringt, ‘hamerslag’ geheeten, omdat hij als zulke in de smisse voorhanden is; zijne roode kleur wordt door langere gloeiing gansch zwart, en er vormt zich dan dubbele koperroest.

Beide proeven zijn meer dan voldoende om te bewijzen dat verandering van kleuren enkel een hoogere roestingsgraad voor oorzaak heeft.

Met dan eenvoudig bij de gesmolten glasmassa zekere metaalroesten te voegen, verkrijgt men de volgende kleurenGa naar voetnoot(2): scharlaken door eersten koperroest, - blauw bij middel van cobaltroest (dien men in azuurblauw, smalt en saffier aantreft) - en geel door houtskool.

De enkele bijvoeging van overmangaanroest geeft purper, dat tot rood overhelt wanneer het glas de soda voor basis heeft, en er blauwachtig uitziet zoo deze laatste door potasch vervangen is.

De dubbele koperroest, waarvan wij daareven de bereiding hebben doen kennen, geeft aan het glas die groene tint, welke veel krachtiger wordt wanneer de koperroest met ijzerroest gepaard gaat.

 

Het kleurend vermogen der metaalroesten is zeer verschillend.

Dat van eersten koperroest verft het glas zóó sterk rood dat het hierdoor van zijne doorzichtbaarheid gansch zou beroofd worden, indien men het middel niet had, om het slechts op eene zijner oppervlakten te kleuren.

Het zoogenaamd opgelegde glas (verre plaque) verkrijgt men door de glasblazerstang, op welker einde reeds een zekere hoeveelheid gekleurd glas kleeft, bij verkoeling in eene gesmolten massa witglas te dompelen, het geheel tot een cilinder te blazen, die men, in twee gesneden, op een gloeiende plaat uitspreidt.

Hierdoor bekomt men twee op elkander gelegde bladen, waarvan alleen het dunste gekleurd is.

[pagina 380]
[p. 380]

Alhoewel de monnik Theophiel van geen opgelegd glas gewaagt, is het bewezen dat het rood van dien tijd uit twee lagen bestond; enkele stukken zijn in de massa gekleurd en sterk geelachtig.

Tot op de helft der XIVe eeuw waren het slechts met glas vermengde koperloovertjes die de kleurlaag uitmaakten; daardoor onderging het licht die veelvuldige straalbrekingen, welke aan het glas het vonkelend effect gaven dat wij later niet meer terugvinden.

Om op de ruiten van dezelfde kleur lijnen of schaduwen te brengen, had men maar ééne enkele bruine glasverf (émail), welke uit zeer licht vloeibare glassoorten was samengesteld.

De monnik Theophiel zou deze van gebrand koper, groen glas en ‘grieksche saffier’ bereid hebben; van die ‘saffier’ geeft hij geen verdere uitlegging.

M. Viollet-le-Duc is van gevoelen, dat deze laatste niets anders was dan eene blauwe, zeer smeltbare venetiaansche glassoort.

Dat verder het gebrande koper de basis niet was van zijn zwarte of bruine kleurstof, lijdt geen twijfel, aangezien een scheikundig onderzoek bewezen heeft, dat bij die kleur het ijzer in groote hoeveelheid voorhanden is.

Meer dan waarschijnlijk hebben de ouden hunne preparaten in ijzeren vaten bereid, en aldus onwillekeurig den ijzerroest ingebracht; later werden deze stoffen veelal door gebrande aarde vervangen.



illustratie
ADOLF VAN GELDER.


Vervolgens wreef men de daaruit verkregene verf tot een fijn poeder, dat met een min of meer kleverig vocht gemengd, doelmatig op het glas werd aangebracht. De inbranding van dit émail geeft aan die kleur eene eeuwen trot seerende duurzaamheid.

 

Wat het bereiden der bruine glasverf bij de ouden betreft, alsmede den vorm dien zij aan hunne ovens gaven om net glas in te branden, dit alles berust enkel op loutere gissingen zóó veel is zeker, dat dáárin nooit hunne zoogezegde geheimen bestonden. Om dit punt op te helderen, zullen wij de bewerkingswijze doen kennen, welke te dien einde door onze hedendaagsche glasschilders wordt gevolgd.

De menging der tot glasverf geschikte stoffen, wordt in eenen kroes tot smelting gebracht, en dan in koud water uitgegoten; de plotselinge verkoeling verbrijzelt de glasmassa tot poeder, dat dan gemakkelijk fijn te wrijven is. Het kleverig vocht, waarvan wij daareven spraken, bestaat enkel uit water met suiker of gom, terpentijn of lavendelolie.

Als vorm verschillen de ovens veel van elkander; wij zullen ons derhalve bij de aanduiding bepalen van het stelsel dat wij als het beste aanzien.

De oven is uit vuurproeven steen gemetseld; in het midden is er eene opening, waarin zich de moffel bevindt; deze bestaat uit eene kas van klei of van ijzer, met een aantal ijzeren schuiven voorzien.

Vooraleer de glaspatronen op deze ijzeren platen te leggen, draagt men zorg, ze met een dunne laag krijt te bestrooien, welke de ruit belet aan de plaat vast te kleven; wanneer alles naar verlangen geschikt is, sluit men de

[pagina 381]
[p. 381]


illustratie
TURKSCHE WREEDHEDEN.




illustratie
GEZICHT OP ZWORNIK.




illustratie
GEVECHT BIJ ZAITCHAR.




illustratie
HET TENTOONSTELLINGSGEBOUW TE BRUSSEL.




illustratie
SPOORWEGRAMP TE BATH.


[pagina 382]
[p. 382]

moffel dicht, en het vuur wordt van boven ontstoken, de vlammen likken en slingeren naar beneden, langs de ruimte welke tusschen moffel en oven is uitgespaard.

Weldra ziet men de binnenwanden van den moffel blozen; langzaam geraakt de glasverf aan het smelten, maar ook de harde oppervlakte van de ruiten wordt week, en zóó hechten zich de beide glassoorten aan elkander.

Om het smeltingspunt waar te nemen, draagt men zorg de proefglaasjes, welke gelijktijdig in den oven gebracht zijn, er nu en dan eens uit te halen. Wanneer de verf een goed blinkend uitzicht heeft, laat men den oven allengskens uitgaan en één of meer dagen lang verkoelen.

 

Nu dat de smeltverf door de inbranding onuitwischbaar is gemaakt, blijft er nog over, de geschilderde ruiten van verschillende vormen tot een paneel (gedeelte der raam) aan elkaar te brengen.

Te dien einde gebruikt men de loodteekeningGa naar voetnoot(1), die den vorm en de plaats der glaspatronen aanduidt. Men begint met een middenstuk door rabatlood in te sluiten; dank aan de plooibaarheid van dit metaal kan men het naar willekeur allerlei vormen doen aannemen; een tweede stuk wordt er weldra tegengeschoven; een derde, en zoo tot dat het geheele vak volledig is.

Bij middel van soldeering hecht men al de looden banden aan een; ook geeft men hierdoor aan het paneel die stevigheid welke het tegen samenplooiing vrijwaart.

Verder zullen wij ons op het terrein der technische kennissen niet wagen, uit vrees van door meerdere uitbreiding de zaak te verwarren. Wat de lezer desaangaande nog dient te weten, zullen wij in den loop der geschiedenis doen kennen.

 

Men ziet de schrijver behandelt de kwestie met volledige kennis van zaken; die weinige bladzijden zullen gewis het boek bij den liefhebber der glasschildering toegang verleenen.

voetnoot(1)
Men besluite daaruit echter niet dat zulks een volstrekt algemeene regel is, aangezien het geel glas en voornamelijk wel datgene dat in den handel voorkomt, zijne kleur aan de houtskool verschuldigd is.
voetnoot(1)
De zuurstof of roestlucht is een en dezelfde gas; het is enkel een verschil van benaming, om de tweevoudige werking dezer stof te doen kennen. Sommige lichamen worden door die gas tot zuren herleid, andere tot roesten, of gelijk de Hollanders het de Franschen nazeggen, oxyden.
voetnoot(2)
Men gelieve op te merken dat die opgaven enkel dienen om een oppervlakkig gedacht over glaskleuring te geven: eene volledige beschrijving zou wel een geheel boekdeel eischen.
voetnoot(1)
Deze is enkel de kopij der omtrekken, welke met gitzwarte lijnen op het model of karton zijn afgeteekend.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken