Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1876-1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.18 MB)

Scans (1302.41 MB)

ebook (33.42 MB)

XML (3.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1876-1877)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

[Nummer 12]



illustratie
gloria in excelcis deo et in terra pax hominibus bone voluntatis.


[pagina 90]
[p. 90]

Geillustreerd nieuws.

Inhoud:

De internationale tentoonstelling aan de Kaap de Goede Hoop. - De politieke toestand in Frankrijk. - Renouard. - Chesnelong. - Prins Nicolaas. - De brand van den Schouwburg te Brooklyn.

 

Onze eeuw is de eeuw van den stoom, der uitvindingen en - der tentoonstellingen. Heeft Europa reeds verscheidene zoogenaamde wereldtentoonstellingen zien geboren worden, ook de nieuwe wereld, Amerika, heeft hare oudere zuster nagevolgd en 1876 had zijne groote expositie te Philadelphia, welke als eerste proeve niet ongelukkig geëindigd is. Dat echter ook de oude wereld niet van zin is op den eenmaal ingeslagen weg te blijven stilstaan, bewijst het feit, reeds vroeger door ons meêgedeeld, dat Parijs in 1878 opnieuw zijne algemeene tentoonstelling hebben zal. Toch schijnt deze onder geen gelukkige ster geboren te zijn: de dreigende verwikkelingen in Europa maken haren bijval zeer twijfelachtig en Duitschland zal, 't zij uit onmacht, 't zij uit vijandschap, er geen deel aan nemen, zoodat deze niet meer op den naam van wereldtentoonstelling zal kunnen roemen.

Uit een anderen hoek is er intusschen ook een internationale tentoonstelling aangekondigd en reeds zoogoed als gereed. De engelsche kolonie de Kaap de Goede Hoop of, eigenaardiger, het Kaapland, zal binnen een paar maanden (15 maart 1877) voor alle volkeren der aarde de poorten openen van den eersten ‘nijverheidstempel’ van Afrika, waarvan wij hierachter eene getrouwe afbeelding geven.

Dit tentoonstellingsgebouw munt uit noch door nieuwheid van vinding, daar het eene kopie is van dat van Hyde-Park te Londen, in 1851 geopend, noch door grootschheid van plan en uitvoering, maar het heeft twee zeer aanbevelenswaardige eigenschappen, welke bij die van Parijs, Weenen en Philadelphia wel eenigszins uit het oog verloren werden: het is met betrekkelijk geringe kosten samengesteld en biedt eene groote en doelmatige ruimte aan voor de ten toon te stellen voorwerpen. IJzer en glas zijn de voornaamste materialen van het gebouw, 't welk in Engeland pasklaar gemaakt is en waarvan de verschillende deelen op schepen naar de Kaap gevoerd zijn.

De meeste landen van Europa en de koloniën der oude en nieuwe wereld hebben hunne meêwerking tot deze eerste internationale tentoonstelling van Afrika toogezegd, zoodat zij, betrekkelijkerwijze althans, zeer belangrijk en voor de pas in hare kindschheid verkeerende nijverheid der kolonie, eene aandrijving tot bloei en snelle ontwikkeling kan worden. Het plan der tentoonstelling is er dan ook geheel op berekend om een machtigen stoot te geven aan de nog onbeteekenende nijverheid der Kaapkolonie. Voor de zoogenaamde weelde-artikelen, welke op de tentoonstellingen in Europa zulk eene ruime - eene al te ruime - plaats besloegen, is hier weinig ruimte afgestaan, maar zooveel te meer voor de artikelen van handel en nijverheid.

De tentoonstelling zal in tien klassen of groepen verdeeld zijn.

De eerste klasse zal de verschillende voedingsmiddelen bevatten; de volgende de scheikundige producten - olie, zeep, suike, kleurstoffen, geneesmiddelen, enz. De derde klasse bevat het huisraad in zijne verschillende vormen; de vierde zijde, linnen, katoen en andere kleedingstoffen; de vijfde vervoermiddelen; de zesde bewerkte en onbewerkte metalen; de zevende verschillende machinerieën, met uitzondering van die voor den landbouw, welke tot de volgende klasse gebracht worden. De negende klasse is bestemd voor de wetenschap en de opvoeding, terwijl de tiende eindelijk alle voorwerpen zal bevatten, welke niet tot de vorige groepen kunnen teruggebracht worden.

Natuurlijk zijn ook voor deze tentoonstelling gouden en zilveren medailles, benevens de onmisbare getuigschriften uitgeloofd.

Het kan niet ontkend worden dat de Kaapkolonie, gelijk overal waar de Engelschen zich gevestigd hebben, eene schoone toekomst te gemoet gaat. Wij willen hier niet spreken van de mogelijkheid dat binnen korter of langer tijd de meer noordelijk gelegen nog onafhankelijke staten of republieken aan het Kaapland geannexeerd zullen worden, want hoezeer de engelsche politiek uitsluitend daarheen gericht is, om ook Natal en de Transvaalsche republiek bij de kolonie in te lijven, toch schijnt het, dat dit lievelingsdenkbeeld der Engelschen nog zoo spoedig niet verwezenlijkt zal worden, daar de laatste berichten weêr melden, dat president Burgers (zie onze vorige afleveringen) vaster dan ooit in zijnen zetel schijnt te zitten; wij willen alleen aanhalen welke ontzaglijke uitbreiding het handelsverkeer aan de Kaap in de laatste jaren genomen heeft. De invoerhandel die in 1816 slechts 40 millioen franken bedroeg, wees in 1875 het cijfer van 140 millioen aan; de uitvoer steeg in hetzelfde tijdverloop van 30 tot 100 millioen.

Het land is zeer vruchtbaar en bezit rijke diamantvelden; reeds 1400 kilometers spoorwegen zijn in aanleg, benevens 3500 kilometers telegraafdraden.

De bevolking der kolonie bedroeg in 1875 751.500 zielen; zij bezat elf millioen schapen, drie millioen geiten en angora's, één millioen runderen en 22.000 struisvogels.

 

Frankrijk beleeft weinig geluk met zijn republikeinschen regeeringsvorm; overigens, de herhaalde proefnemingen van vroeger hebben voldingend bewezen dat dit land er niet voor geschikt is. Het vaart dan ook weêr met volle zeilen de haven van het keizerrijk binnen, zoo de Voorzienigheid de wind niet doet keeren en het schip doet aanlanden aan de veilige reê van het wettige koningschap.

Zooals de zaken nu staan is de tegenwoordige republikeinsche regeeringsvorm iets half-en-half, een onding, dat de gemoederen in voortdurende spanning houdt, de oorzaak is van telkens terugkeerende ministerieele krisissen en binnen den vrede en buiten de soliditeit vernietigt. Zelfs voor het bestgezinde gouvernement wordt het onder den tegenwoordigen regeeringsvorm onmogelijk gemaakt, iets tot welzijn van het land te doen. De Kamer der Afgevaardigden staat tegenover den Senaat, en beiden maar al te dikwijls tegenover het ministerie, zoodat er van eene regelmatige werking der staatsmachine geen spraak zijn kan. De meerderheid in de Kamer is radicaal, die in den Senaat konservatief en het ministerie het een noch het ander.

Het kan niet anders of een en ander moet verlammend werken, op de vlucht van Frankrijks handel en nijverheid.

De laatste verkiezing van twee onafzetbare senaatsleden heeft opnieuw bewezen hoe gebrekkig de staatsmachine in dat land werkt. Door den dood van Wolowski en generaal Letellier-Valazé waren opnieuw twee zetels in den Senaat opengevallen. En de republikeinsche èn de konservatieve partij meenden op de zegepraal harer vrienden te mogen rekenen bij de stemming, welke den 24en november in den Senaat moest plaats hebben. De uitslag beschaamde echter beider berekening, want de Senaat koos één lid van de rechterzij (Chesnelong) en één van de linkerzij (Renouard). Wij geven hierachter de portretten der nieuwbenoemde senatoren met een korte biographie.

 

De heer Renouard was, zooals wij zeiden, de kandidaat der linkerzijde; hij is echter een gematigd republikein, daar men, om de twijfelachtige stemmen van het zoogenaamde centrum (de partij welke zich tusschen de linker- en rechterzijde beweegt) niet te verliezen, geen ultra durfde stellen. De gekozene is al een oud man en zijn 82ste jaar ingetreden; hij is prokureurgeneraal bij het hof van cassatie. In zijne jeugd was Renouard professor in de wijsbegeerte, maar werd later advokaat aan de parijsche balie. In deze hoedanigheid heeft hij verschillende schitterende processen gewonnen.

In 1830 werd hij lid van den Staatsraad en sekretaris-generaal van het ministerie van justitie, terwijl hij twee jaar later tot lid van het Wetgevend Lichaam gekozen werd. Onder Louis Philippe werd hij in 1846 tot de waardigheid van pair verheven; bij den coup d'état van Napoleon op 2 december 1851 was hij een der afgevaardigden, welke zich het hevigst tegen den toenmaligen president verzetten; hij belastte zich met de opstelling van de akte van beschuldiging des presidents, maar werd met zijne ambtgenooten, die zich tot eene soort van rechtbank aangesteld hadden, aan den eenen kant gezet.

Eindelijk onder het presidentschap van Thiers werd Renouard benoemd tot zijne tegenwoordige betrekking, die van prokureur-generaal bij het hof van cassatie.

Renouard heeft een aantal rechtsgeleerde en opvoedkundige werken geschreven, welke hem veel naam hebben gegeven.

 

Chesnelong, de gekozene van de katholieke partij in Frankrijk, heeft reeds sedert lang een welverdienden naam verworven; vurig katholiek, is hij altijd een warm voorstander van het pausschap geweest, terwijl hij indertijd veel geieverd heeft voor het wettige koningschap van den graaf De Chambord.

Onder het keizerschap van Napoleon III werd Chesnelong in 1866 tot afgevaardigde gekozen in het Wetgevend Lichaam voor het departement der Basses-Pyrénées. Hij was een der voornaamste katholieke afgevaardigden die voor de rechten van den Paus als wereldlijk vorst in de bres sprong en toen Rouher op eene interpellatie van de linkerzij in de Kamer verklaarde, dat Frankrijk Pius IX nooit in den steek zoude laten, kon Chesnelong over die verklaring dubbel tevreden zijn, daar dit niet alleen geheel en al met zijne inzichten overeenkwam, maar ook wijl ze voornamelijk gedaan werd, door zijn welsprekend pleidooi ten gunste van den door de revolutie bedreigden Paus.

In 1872 bezigde hij al de hulpmiddelen zijner welsprekendheid om de Kamer gunstig voor den graaf De Chambord te stemmen en om de tweedracht en het misverstand uit den weg te ruimen, welke onder de toenmalige konservatieve meerderheid der fransche Kamer heerschte; al zijne pogingen leden echter schipbreuk op de onverdraagzaamheid en de dubbelzinnige houding der Orleanisten, zoodat toen tot zijne innige spijt de kans verloren ging om den wettigen erfgenaam der Bourbons zijne kroon, en Frankrijk zijne macht, eendracht en glans in het buitenland terug te geven.

De graaf De Chambord heeft echter, ondanks het mislukken dier pogingen, Chesnelong een dankbaar hart blijven toedragen.

In Antwerpen en Brussel heeft de kiezing van Chesnelong vooral blijdschap doen ontstaan; velen hebben den geachten spreker aldaar dezer dagen leeren kennen. In Antwerpen, onder ander, gaf de redenaar eene voordracht in den Katholieken Kring, weinige dagen nadat de nederlandsche pater Van Meurs zich daar had hooren toejuichen.

 

De eindelooze en eentonige oostersche kwestie welke de handeldswereld zoowel als de gemoederen in voortdurende spanning houdt, schijnt maar niet opgelost te kunnen worden. Nog altijd is het onzeker wie de hoofdrol spelen zal bij de oplossing van het moeielijke vraagstuk: de diplomatie of het leger. Daar wij intusschen in eene vorige aflevering een paar portretten gaven van diplomatieke celebriteiten, geven wij vandaar het portret van den persoon die, wanneer het tot een oorlog komen mocht, zeker een hoofdrol spelen zal in de gebeurtenissen van het oosten; wij bedoelen prins Nicolaas, de nieuwbenoemde opperbevelhebber van het gemobiliseerde russische leger.

Prins Nicolaas (Nikolaï Nikolajewitsch) is de broeder van keizer Alexander van Rusland. Sedert lang heeft hij in dat land, de gewichtigste militaire betrekkingen bekleed: hij is kommandant van de lijfgarde te St.-Petersburg, en als zoodanig het hoofd van het Petersburgsche militaire district, verder inspekteur-generaal der gezamenlijke russische kavalerie en generaal der genie. De grootvorst-opperbevelhebber heeft eene zorgvuldige en degelijke

[pagina 91]
[p. 91]

militaire opleiding genoten; hij is een man van het vak en geldt voor een der beste militaire ingenieurs van Rusland.

Het is overigens eene zwaarwichtige taak om het opperbevel te voeren over zulk een ontzaglijk leger als Rusland op de been kan brengen. De honderdduizenden manschappen die reeds nu bij hunne korpsen ingedeeld zijn, kunnen gemakkelijk tot 1 ½ millioen gebracht worden, want in Rusland bestaat de algemeene dienstplicht, wat in een rijk van 80 millioen zielen nogal iets te beteekenen heeft, ten minste als er geld is, om het op voet van oorlog gebrachte leger te onderhouden. Wat dit laatste betreft, het blijkt dat Rusland daar voorshands geen gebrek aan hebben zal: een binnenlandsche leening van 100 millioen roebels is meer dan volteekend. Prins Nicolaas is reeds naar het zuiden afgereisd, waar zes legerkorpsen gereed staan, om den oorlog te beginnen. Op zijne reis heeft de grootvorst-opperbevelhebber overal eene geestdriftvolle ontvangst gevonden, terwijl ook het leger zijne benoeming met vreugde vernomen en hem bij zijne aankomst hartelijk toegejuicht heeft.

Op dit oogenblik wordt het op de conferentie te Konstantinopel beslist, of de prins zijne troepen het voorwaarts zal kunnen toeroepen dan wel of het bij eene grootsche maar kostbare militaire vertooning blijven zal.

 

Het schijnt vreemd, maar het is niet minder waar, dat bijna alle groote schouwburgen, ten minste die welke niet in de laatste jaren gebouwd zijn, te eeniger tijd eene prooi der vlammen zijn geworden.

Een der vreeselijkste en verschrikkelijkste ongelukken van dien aard is ongetwijfeld de brand, welke in den avond van den 5 december in den grooten schouwburg te Brooklyn is uitgebersten.

Dien avond had de opvoering plaats van de Twee Weezen; de schouwburg wasgoed gevuld, men schat dat er ongeveer duizend personen tegenwoordig waren; men was aan het laatste bedrijf van het tooneelstuk gekomen, toen plotseling het alarmgeroep van brand door de ruime zaal weêrklonk. Een wilde schrik, een onbeschrijfelijke verwarring greep de toeschouwers aan op dien kreet, te vreeselijker omdat ze werd aangeheven binnen eene besloten ruimte, met menschen opgevuld. De pen is onmachtig om weêr te geven wat er toen volgde. alleen de verbeelding kan zich eene gedachte maken van dien verwarden chaos van menschelijke wezens welke zich in de zaal verdrongen om den uitgang te vinden, die door de dichtopeengepakte menschenmassa's verstopt werd. Hier de bloedroode vlammen, welke hare vurige armen gedurig verder uitbreidden, als om al die honderden menschen inééne verschrikkelijke omarming te omvatten; daar het nederstorten van balken en gebinten en een gloeienden regen van gesmolten metaal, neêrkomende op de hoofden der wanhopige bezoekers; ginds het afbreken der balustraden op trappen en gaanderijen, door den drang der ongelukkigen en het instorten dier gaanderijen en trappen zelven, waardoor honderden met een hartverscheurend gejammer naar beneden vielen om te verpletteren en verpletterd te worden; overal verwarring, radeloosheid en den dood in zijne vreeselijkste gedaante. Zulk een ijselijk tooneel laat zich wel gevoelen, maar niet beschrijven. Honderden verkoolde lijken zijn dan ook uit de puinhoopen van den schouwburg te voorschijn gebracht, en nog dagen na den brand dwaalden duizenden personen in den omtrek rond, om het lijk van een broeder, van een vader of kind te herkennen. En te moeten denken dat die brand met zijne vreeselijke gevolgen gemakkelijk in zijnen oorsprong had kunnen gestuit worden, wanneer de aanwezige bluschmiddelen in den schouwburg in voldoenden toestand geweest waren, en men met kalmte en bedaardheid de noodige voorzorgen had genomen. Tegen het geweld van storm en watervloed valt gewoonlijk niet te worstelen, maar deze verschrikkelijke ramp had moeten voorzien, had kunnen voorkomen worden. Eene misdadige onvoorzichtigheid en laakbare zorgeloosheid zijn de oorzaak dat talrijke familiën in diepen rouw zijn gedompeld, en op dien rampzaligen avond hare dierbaarste betrekkingen en haar steun en broodwinner verloren hebben.

Er zijn huizen in de stad die geheel uitgestorven zijn; geheele huisgezinnen, uit acht à tien personen bestaande, zijn onder de puinhoopen van den schouwburg begraven geworden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken