Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1876-1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.18 MB)

Scans (1302.41 MB)

ebook (33.42 MB)

XML (3.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1876-1877)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Professor Verzamellens over de sneeuw.
(Vervolg.)

Deze bevroren bloemen nu stellen de sneeuw onzer bergen samen; ze beladen de toppen der Alpen, waar hare brooze architectuur spoedig door weêr en wind wordt vernield.

- Heerlijk! riep Charles uit, die zich niet langer kon inhouden; daaraan moet ik mijn microscoop eens wagen; maar, vervolgde hij tot den professor, uit 'tgeen u gezegd hebt, begrijp ik nog niet waarom de landlieden zoozeer naar sneeuw verlangen.

- Indien gij me niet onderbroken hadt, luidde het antwoord, zou langzamerhand alles zich hebben opgehelderd; dan, ook het vragenstellen heeft zijn voordeel.

De landlieden verlangen naar sneeuw, omdat zij de akkers verwarmt en vruchtbaar maakt. Daar de sneeuw eene groote hoeveelheid lucht gevangen houdt, welke de warmte, of, wat bij omkeering hetzelfde is, de koude slecht geleidt, kan de grond, die door een dikke sneeuwlaag is bedekt, nooit zoo sterk afkoelen als de vrije dampkringslucht; omdat ten andere een sneeuwvlok uit zeer kleine deeltjes bestaat, die niet dicht aan elkander sluiten, wordt de voortplanting der koude ook daardoor belemmerd.

Bovendien bevat de sneeuw stoffen, die zeer voordeelig op de akkers werken, zooals b.v. het koolzuur en eenige stikstofhoudende sappen. Smelt dus de sneeuw, dan sijpelt het vocht langzamerhand in de poriën van den grond, en de bloei der gewassen wordt zeer bevorderd. Het welslagen van den oogst is bijna verzekerd, wanneer de sneeuw gedurende langen tijd den grond heeft bedekt. Want veilig kan men beweren, dat voor de noordelijke streken een winter zonder sneeuw even noodlottig is als voor het Zuiden een voorjaar zonder regen.

Tusschen de eeuwige sneeuw, die de kruinen der Pyreneën en Alpen bedekt, en de zacht afdalende heuvelen aan haren voet, waar des zomers de wijngaardranken bloeien, wordt de sneeuw, die des winters in aanzienlijke hoeveelheid is gevallen, nu eens spoediger, dan eens trager door de werking der zomerzon ontdooid. Overal nu, zelfs op die plaatsen waar zij gedurende acht of tien maanden den grond bedekt, heeft de sneeuw onder haren mantel eene menigte kruiden opgekweekt, die bij de ontdooiing eensklaps zichtbaar worden en het vee tot kostbaar voedsel verstrekken; als bij tooverslag wordt het witte kleed door een groen

[pagina 183]
[p. 183]

tapijt verwisseld, rijk geschakeerd door duizende schoone bloemen, wier knop zich reeds onder de sneeuw had ontwikkeld.

Dikwijls had men tevergeefs beproefd, deze bloemen der Alpen in onze hoven over te brengen en aan het klimaat te gewennen, toen een hovenier op het vreemde denkbeeld kwam hen in een serre, of bloemenkas, te plaatsen, tusschen granaat- en oranjeboomen. En waarlijk, op deze wijze bleven de bloemen in koude streken, waar de temperatuur met die van Siberië overeenkomt en des winters de thermometer daalt tot 30 graden onder nul, bijzonder goed bewaard. Zij vonden aldus in de serre de beschutting tegen de koude weêr, die de sneeuw haar elders verleende.

- Bijgevolg, onderbrak Charles opnieuw, wordt ons winterkoren op gelijke wijze beschut.

- Zeer zeker, antwoordde Verzamellens, maar de sneeuw brengt ons nog andere voordeelen aan. Voor Europa wordt de zomerhitte zeer verkoeld door de sneeuw.

- Dat klinkt ongeloofelijk; waar toch, professor.....

- De kruinen der bergen, Charles, zijn immers altijd door sneeuw bedekt! Welnu, de warme winden, die opstijgen boven de gloeiende zandwoestijnen van Afrika, of boven de heete gewesten aan den aequator, trekken over de besneeuwde bergtoppen heen en geven hunne warmte af, die de sneeuw ontdooit. Zoo worden tevens onze stroomen en rivieren gevoed, doch op gematigde en heilzame wijze, want indien zij dezelfde hoeveelheid water ontvingen van de regenwolken en in een kort tijdsbestek, zij zouden aanwassen tot ontzaglijke, alles vernielende watervloeden of tot uitgestrekte meeren.

Omtrent dit punt moet ik mij nog eene korte uitweiding veroorloven:

Des zomers valt er minder regen dan in de andere jaargetijden, en eenmaal op de aarde uitgestort, verdampt zij veel spoediger; hieruit volgt dus, dat vele kleine stroomen hoe langer hoe meer water verliezen, dat anderen geheel droog worden, en dat de groote vloeden niet meer het vereischte voedingswater ontvangen uit de bronnen, die hen anders zoo ruimschoots bedeelen. Maar de natuur heeft hierin voorzien. Duizende voeten boven de oppervlakte der aarde heeft zij voorraadschuren opgericht om in den zomer de dorstigen te laven. Groote sneeuwmassa's vergadert zij des winters op de hooge bergruggen, bewaart die schatten in het koude jaargetijde en deelt ze in het warme met milde handen uit. Laat de zomerzon verzengend hare stralen op het aardrijk neêrschieten en de wateren der vlakten als onzichtbaren waterdamp opeischen voor hoogere gewesten, met woeker zal zij hare afpersingen moeten vergelden, daar hare warmte den sneeuwvoorraad der bergen ontdooit en stroomen van het heerlijkst water in de rivieren stort, die in bergspleten haren oorsprong nemen. Juist dan, wanneer de wateren der vlakten het laagste staan, worden de kinderen der bergen het krachtigst gevoed. Maar ook het tegendeel geschiedt. In de lente, in de herfst en gedeeltelijk ook des winters, als overvloedige regenbuien de stroomen der vlakte ruimschoots van water voorzien, en hen somtijds buiten hunne oevers doen treden, zijn de magazijnen der bergtoppen gesloten, omdat de zon geene krachten heeft, om die verbazende sneeuwmassa's te ontdooien; bijgevolg zullen ook in die tijden de bergrivieren het minste voedsel ontvangen.

Verzamellens zweeg en zag ons ondervragend aan. Ik wilde hiervan partij trekken en opende reeds mijn mond, toen Jules mij voorkwam en zeide:

- Om een sneeuwbal te maken, professor, moet de sneeuw vochtig zijn; bij sterke vorst echter is zij te droog en hangt niet samen.

- Zeer juist; en wat komt u hierin onverklaarbaar voor? vroeg Verzamellens.

- Mij dacht, antwoordde Jules, dat bij sterke vorst de sneeuwdeeltjes des te gemakkelijker aan elkander moesten vriezen.

- Begrepen, zeide Verzamellens; ook voor mij is dit punt langen tijd zeer duister geweest; maar sinds het door Faraday en Tyndall werd verklaard, meende ik na herhaalde proefnemingen, zelfs nog dezen winter gedaan, de uitlegging dezer geleerden voor de ware te mogen houden.

Gij weet dat een vloeistof aanhoudend verdampt, en wel aan hare oppervlakte; bij smeltend ijs en sneeuw geschiedt hetzelfde. Bepalen wij ons eerst bij 't ijs. Twee stukken van deze stof ontdooien en hebben dus eene temperatuur van nul graden; de vrije oppervlakten van deze stukken leggen wij op elkander, waardoor zij de middenpunten worden van een nieuw geheel of grooter stuk ijs; in dat midden houdt nu de ontdooiing op en de beide stukken vriezen op deze punten aaneen; want de vochtvrijheid verdwijnt, terwijl ieder ijsdeeltje der oude oppervlakten onder den invloed komt van al zijne naburen.

Op dit verschijnsel heeft Faraday in Juni 1850 het eerste gewezen, en Dr. Hooker heeft het regulatie genoemd.

‘Op zekeren heeten zomerdag,’ dus verhaalt Tyndall, ‘ging ik eens een winkel in het Strand binnen, voor welks venster stukken ijs in een bekken waren tentoongesteld; met vergunning van den winkelier nam ik het bovenste stuk ijs op, en hief daarmede alle stukken als ééne massa omhoog. Ofschoon de thermometer op ‘8°C stond, waren de stukken ijs op de punten ‘harer aanraking aaneengevroren.’

In een bekken met heet water zouden wij de proef kunnen herhalen, en ondanks de warmte zouden de stukken aan elkander vriezen.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken