Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1876-1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.18 MB)

Scans (1302.41 MB)

ebook (33.42 MB)

XML (3.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1876-1877)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De viool van Mozart.

We tellen het jaar 1791. De onweêrswolk van oproer en strijd, die reeds lang dreigend over Europa hing, begon ten teeken harer nadering heviger bliksemstralen uit te zenden, en hier en daar kon men reeds de vlam bespeuren, die weldra tot een verslindend vuur zou worden en alles vernielen wat op haren weg lag.

In het vorstelijke Weenen hield men zich nog rustig en stil, al was het dan ook de rust en stilte van een vulkaan, daags vóór zijne uitbersting. De hooge adel deed nog zijne dagelijksche rijtoertjes langs het Prater en lokte de burgers van Oostenrijks hoofdstad daarheen, om het steeds nieuwe gezicht der schitterende equipages te bewonderen.

Op den 5en december van genoemd jaar echter zag men de equipages, als bij afspraak, allen den weg inslaan naar de voorstad St.-Jozef en daar stilhouden voor een eenvoudig, ja onooglijk huis, dat, te oordeelen naar het uithangbord, 't welk boven de deur hing, bewoond werd door zekeren Ruttler, een uitdrager en koopman in oude vodden.

De uitdrager ontving de groote heeren allen met een vriendelijk gezicht, en voerde met hen een druk gesprek, waarvan een oude stoel en een dito viool de onderwerpen schenen te zijn. Vele burgers, die de equipages gevolgd waren, konden zich niet onthouden, zoodanige bewon-dering voor een stoel en eene viool bespottelijk te vinden en dit luid te kennen te geven, te meer nog toen zij hoorden, dat een der edellieden eene som voor beide voorwerpen bood, die hen aan zijn verstand moest doen twijfelen.

Hoe klom echter hunne verbazing, toen zij zagen dat Ruttler die som weigerde en zelfs voor een hooger bod van den edelman niet te bewegen was van zijn eigendom afstand te doen. Aan dien stoel en die viool moest dus wel eene zonderlinge en buitengewone geschiedenis verbonden zijn, 't geen ook inderdaad het geval was. Om dat begrijpelijk te maken is het noodig, dat wij eenige maanden met ons verhaal teruggaan.

De uitdrager Ruttler was, al naar men 't nemen wil, de ongelukkigste of gelukkigste mensch der wereld. Ongelukkig, omdat hij met al de energie die hij bezat, met al zijn onvermoeid en rusteloos werken er niet in gelukken kon zijn talrijk gezin, dat behalve zijne vrouw uit veertien kinderen bestond, waarvan de oudste zestien jaren telde, behoorlijk te onderhouden, zoodat er niet weinige avonden kwamen, waarop hij zich, alleen met de hoop op een beteren dag tot avondmaal, op zijn ellendig strooleger moest uitstrekken.

Ruttler was gelukkig, omdat hij een uitstekend karakter bezat en niet alleen tevreden was met het harde lot dat hem ten deel viel, maar daarbij nog altijd gereed stond het lot van anderen te verzachten, zij het dan door een woord van troost of door hulp, zoover zijne krachten dit toelieten.

Om deze gaven werd Ruttler onder zijne buren algemeen geacht, en menigeen begunstigde hem met zijne klandizie, alleen omdat men wist, dat hij veel moeite had den honger uit zijn huis te weren.

Zoodra de morgen was aangebroken stond Ruttler in zijn winkel, ieverig bezig zijne klanten te helpen als deze zich opdeden, en eerst 's avonds als het daglicht verdween werd de deur gesloten. Meer dan eens had hij opgemerkt, dat dagelijks op zeker uur, een man voorbij zijn huis kwam, die door zijn ernstig uitzicht en geniale trekken zijne hoogste belangstelling opwekte. Die belangstelling werd nog grooter, toen Ruttler, bij een nauwer onderzoek, tot de overtuiging kwam, dat de voorbijganger aan eene doodelijke ziekte leed en geen oog over had voor alles wat hem omringde.

Dikwijls had Ruttler in zijn gezin over den vreemdeling gesproken en ziende dat de weg, dien hij af te leggen had, hem vermoeide, waagde hij het op zekeren dag den zieke aan te spreken en hem te verzoeken, aan zijne deur een stoel te zijner beschikking te mogen stellen, opdat hij daarop zou kunnen uitrusten.

De vreemdeling had bij dat verzoek wel eenige verwondering aan den dag gelegd, doch na den uitdrager in het helder oog gezien te hebben, het dankbaar aangenomen, en sedert dien dag kon men hem dagelijks voor de deur van Ruttler eenige oogenblikken zien uitrusten. Spoedig was hij met de kleinen van den uitdrager zeer bevriend geworden, want hij scheen van

[pagina 188]
[p. 188]

kinderen te houden, en sprak met hen dat het een lust was om te hooren, doch nimmer trad hij den winkel binnen.

Op zekeren morgen, het was op Sinxenmaandag, keerde de vreemdeling vroeger dan gewoonlijk van zijne wandeling terug. Als naar gewoonte omringden hem de kinderen van Ruttler en vertelden hem, dat Onze Lieve Heer hen 's nachts een nieuw zusterke had gebracht.

Om van zijne belangstelling te doen blijken, stond hij op, trad den winkel binnen en sprak tot Ruttler eenige woorden van gelukwensching, waarna hij vroeg, hoeveel kinderen hij had.

‘Vijftien, mijnheer,’ antwoordde deze.

‘Vijftien,’ herhaalde de vreemdeling verbaasd, ‘maar dan is uw lot niet benij denswaardig, vriend.’

‘Och, mijnheer,’ was het antwoord, ‘wij zijn allen tevreden en prijzen elken dag, dien de goede God ons schenkt, al is hij dan ook niet altijd gelukkig voor ons.’



illustratie
in het vrije, naar h.j. kaulbach.


‘Ik benijd u, vriend,’ zeide de vreemde, ‘want dat is de ware wijsheid; doch hebt gij al een peter voor uw dochterke?’

‘Als men arm is, mijnheer, vindt men zoo spoedig geen peter; de peters mijner overige kinderen zijn óf voorbijgangers óf mijne buren, die even arm zijn als ik.’

‘Noem haar Gabrielle,’ hernam de vreemdeling, ‘ik wil haar peter zijn, en mag dus den naam wel kiezen. Ziehier honderd gulden voor den feestmaaltijd, waarbij ik tegenwoordig zal zijn. Neem ze gerust aan, vriend, het is geen schande iets van den peter voor zijn petekind aan te nemen, dat is immers het gebruik?’

Ruttler wist niet of hij zijne ooren kon gelooven. Hij aarzelde.

[pagina 189]
[p. 189]


illustratie
de commodore van der bilt.




illustratie
de kanunnik de smet.


‘Neem aan,’ vervolgde de edelmoedige gever, ‘zoodra gij mij beter hebt leeren kennen,’ zult gij ondervinden, dat ik niet onwaardig ben u te helpen. Doch bewijs mij een kleinen dienst en reik mij de viool eens over, welke ik daar in uw winkel zie hangen; ik heb een gedacht........... dat wil ik opschrijven.’

Ruttler haastte zich aan dit verlangen te voldoen en gaf den vreemdeling de viool, die er zulke melodieuze tonen aan ontlokte, dat de straat weldra vol nieuwsgierigen stond, die aan de klanken, welke hun oor troffen, den meester herkenden. De vreemdeling gaf er echter geen acht op en begon op een stuk muziekpapier eenige noten te krabbelen. Toen hij daarmeê gedaan had, nam hij afscheid van Ruttler en beloofde den volgenden dag weêr te komen, om verder over de doopplechtigheden van zijn petekind te spreken.



illustratie
de zuidelijke mond van den st.-gothard-tunnel.


Een, twee, drie dagen verliepen, en tevergeefs wachtte Ruttler op zijn onbekenden weldoener: de stoel aan de deur bleef ledig. De oudeVoddenkoopman besloot nog een dag te wachten, en dan zelf te gaan onderzoeken wie zijn weldoener was.

Den volgenden dag echter vernam hij het door den stoet der adellijke equipages, die voor zijne deur stilhielden. Zijn beschermer, de peter van zijn kind, was niemand anders dan de



illustratie
de zitting der skupschtina.


[pagina 190]
[p. 190]

groote Mozart. Met dit bericht vernam hij ook het afsterven van den genialen componist.

Geen geld kon Ruttler bewegen zich van de viool en den stoel te ontdoen, en zijn eerste weg, toen zijne hooge bezoekers vertrokken waren, was naar het huis van Mozart. Bij de treurende weduwe toegelaten, vertelde hij haar zijn wedervaren, en bood haar de viool aan, waarop de groote toondichter zijn zwanenzang gespeeld had (een stuk uit zijn beroemd Requiem). Deze antwoordde echter, dat Mozart stervende nog aan zijn petekind gedacht en het verlangen te kennen gegeven had, dat de viool moest verkocht worden en de opbrengst daarvan moest strekken tot bruidschat voor Gabrielle, indien zij ooit mocht besluiten in het huwelijk te treden.

De mare, dat Mozart in het huis van Ruttler voor 't laatst gespeeld had, dat daar de viool aanwezig was, alsmede de stoel waarop hij dagelijks placht te zitten, deed talrijke bezoekers naar de voorstad St.-Jozef stroomen en was voor Ruttler eene bron van welvaart.

De viool werd later voor 4000 franken verkocht en voor het door Mozart aangegeven doel gebruikt, doch van den stoel wilde Ruttler niet scheiden, want hij was hem een aandenken aan zijne armoede en zijn geluk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken