Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1876-1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.18 MB)

Scans (1302.41 MB)

ebook (33.42 MB)

XML (3.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1876-1877)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een millioen soldaten.

Ik had mij verdiept in de lectuur van mijn lievelings-dagblad en heel veel schrikkelijks gelezen over de gevechten, de strooptochten en het beschieten van steden en for ten in het Oosten. Het was avond, de avond na een zoelen meidag, en daar de lamp nog niet aangestoken was, lei ik mijn voor het oogenblik nutteloos geworden dagblad neer en verviel in eene halve dommeling; ik sliep niet, maar was evenmin wakker: monitors en kanonnen, verschansingen en loopgraven, bashi-bazoeks en kozakken - alles ging mijn geest voorbij, als passeerde het de revue voor het oog mijner ziel, tot ik wat langer bleef stilstaan bij eene mededeeling, die ik zoo-even in het dagblad had gelezen, deze namelijk, dat Rusland een millioen soldaten in het veld kan brengen.

Een millioen soldaten! Wat grootsche gedachte, generaal te zijn van zulk een ontzaglijke legermacht - macht te hebben over leven

[pagina 292]
[p. 292]

en dood van zoo velen, - door een wenk zulk eene menschenmassa in beweging te brengen en te leiden naar zijn wil! Ik dacht er over na half wakend, half droomend en door het ingespannen denken verbeeldde ik mij in ten laatste de russische legerscharen aan te voeren, inoende ik aan het hoofd te staan van de geheele russische krijgsmacht, dacht ik mij de opperbevelhebber van het millioen soldaten. Ik weet niet hoe lang ik zoo droomde, alleen herinner ik mij, dat ik plotseling wakker schrikte, toen mijn elfjarig zoontje mij aanstiet en mij verzocht een rekenkunstig vraagstuk op te lossen, waarmede hij zich, volgens zijn zeggen, een half uur lang het hoofd ‘gebroken’ had. Tot mijne verwondering was de lamp reeds aangestoken, en neit minder was ik in het eerste oogenblik verbaasd, geen infanterie, artillerie of kozakken voor mij te zien - ik, de veldheer van een millioen soldaten. Toen mijn jongen echter nogmaals mijne hulp inriep, werd ik vilkomen wakker, en nog half in gegachten verzonken, op het rekenkunstige vraagstuk dacht, schoot mij eene vindingrijke combinatie van mijn droom van zoo even en de ‘som’ van mijn jongen.



illustratie
de stroopers, naar eene schilderij van semenowsky


‘Kom, jongen’ sprak ik, ‘leg uw rekenboek voor een oogenblik op zij en help mij eenige vraagstukken op te lossen, daarna zal ik

[pagina 293]
[p. 293]

zien wat ik van uw som maken kan.’

Mijn zoon zag mij niet weinig verrast aan, maar toen ik hem mijn plan duidelijk gortiaakt had, zette hij met iever en lust zijn griffel in beweging en weldra hadden wij de uitkomsten verkregen, welke ik mijnen lezers onder eenigzins minder droogett en afgetrokken vorm dan onze bloote cijfers en berekeningen wil mededeelen.

 

Ik had - in mijne verbeelding altijd - aan het hoofd van een millioen soldaten gestaan: ik wilde zien wat ik er mede kon uitrichten. Vergun mij echter nog de illusie, lezer, die legermacht aan te voeren. Ik plaats mij aan het hoofd mijner troepen, - tusschen twee haakjes gezegd: ze bestaan uitsluitend uit infanterie, - en deel met eene stem, die sterker dan de dorider klinkt, mijne bevelen uit. Ik wil mijn millioen soldaten inspecteeren en beveel ze naast elkander in het gelid en op ééne rij te gaan staan. Een oogenblik - en de lange rij is gevornld.



illustratie
abdul-kerim-pacha, opperbevelhebber der turksche troepen in europa


Ik zal lcennis maken mot mijna manschappen; de generaal is de vader zijner soldaten: eene minuut voor elk hunner is toch waarlijk niet te veel. Maar helaas, mijn goede wil stuit af op het onuitvoerbare der taak: na een onafgebroken. arbeid van vierentwintig uren, heb ik nog slechts met 1440 mijner manschappen, à één minuut per persoon, de gewenschte kennismaking kunnen aanknoopen en ik bereken, dat ik zóó onafgebroken voortgaande, niet minder dan 693 dagen of 1 jaar, 10 maanden en 28 dagen zou noodig hebben, alvorens ik elk der mijnen zijne minuut gegeven heb. Ik ben dus wel gedwongen mijn loffelijk voornemen te laten varen, en wil mij bepalen bij het wisselen van een korten groet met ieder mijner manschappen. Minder dan een seconde - een enkele polsslag! - an ik hun niet schenken, doch mijn adjudant - in dit geval mijn jongen - brengt mij onder het oog, dat mij die simpele seconde per persoon nog meer dan elf en een halvendagzou kosten, altijd onder voorwaarde, dat ik dag en nacht zonder ophouden met mijn groeten voortging. Ook dat was wel wat veel gevraagd, zoowel



illustratie
de oorlog in het oosten. - rumeensche troepen op marsch


[pagina 294]
[p. 294]

voor mijne soldaten als voor mijzelven, en ik besloot nu mijne inspectie zonder de minste complimenten te doen plaats hebben en zonder oponthoud of groeten de rij mijner millioen manschappen langs te gaan.

‘Als ge uur op uur en bestendig doorgaat, kunt ge, mits gij uwe manschappen niet te ver van elkander piaatst, - 60 centimeters voor elk is zeker niet te veel - in 108 uren of juist 4½ etmaal de rij langs geweest zijn,’ fluistert mijn adjudant mij in.

Ik zag vreemd op: mijn leger zou een rij vormen van meer dan honderd uren lengte, dat is een afstand zoo groot als die van Antwerpen naar Parijs; - de zaak kwam mij onbegrijpelijk voor en toch - mijn adjudant had gelijk; en toen ik door den nood gedwongen eindelijk de reis van den eenen vleugel tot den anderen per spoor aflegde, mocht ik God en den stoker danken, dat ik de vreemdsoortige inspectiereis in tien uren had kunnen afleggen.

Na de inspectie wilde ik mij met mijn leger in beweging zetten. Ik kommandeerde het voorwaarts, marsch! en daar de weg zeer smal was, liet ik de soldaten een voor een achter elkander gaan. Elkander letterlijk op de hielen volgende, slechts met eene tusschenruimte van een halve meter gescheiden, waren de eerste mijner manschappen van de laatste ruim negentig uren verwijderd, en toen de eerste regimenten reeds in Keulen hun nachtverblijf hielden, lagen de laatsten nog in Amsterdam te slapen, met den onafgebroken ketting mijner manschappen tusschen beide steden in. Later, mijne soldaten in gelederen van tien man in de breedte plaatsende, was de achterhoede toch nog altijd 50.000 meters of negen uren gaans van de voorhoede verwijderd.

Toen ik mijn leger een carré liet formeeren van een enkele rij soldaten, sloot het reusachtige vierkant eene oppervlakte van 22.500 vierkante mijlen of 729 vierkante uren in, eene oppervlakte ongeveer gelijk aan die van geheel België, waaruit volgt, dat mijn leger, langs de grenzen van ons land opgesteld op een rij, en zij aan zij staande, het geheel en al zou kunnen omsluiten. Om echter op mijn carré terug te komen, wanneer ik er mij midden in bevond, was ik juist 13½ uur van de dichtst bij zijnde manschappen verwijderd. Verzamelde ik mijn leger, altijd op een enkele rij, in een cirkel om mijn persoon, en vormde ik hot middelpunt van dien cirkel, dan stond ik overal meer dan zeventien uren van mijne soldaten af, en was de omtrek des cirkels uit een tiendubbele rij manschappen gevormd, dan bedroeg de afstand tusschen de gelederen en het middelpunt toch altijd nog bijna drie en een half uur.

Plaatste ik mijne soldaten wederom op een rij en liet ik ze hand aan hand een ketting vormen, dan zou die menschenketting een lengte van drie honderd uren, zoo ongeveer de afstand tusschen Antwerpen en Rome bereiken. Deed ik ze een rondedans uitvoeren, ze zouden een cirkel vormen, binnen welks omtrek het geheele grondgebied van het engelsche rijk met zijne onderhoorige eilanden eene plaats kon vinden

Doch mijn leger heeft reeds evolutiën genoeg uitgevoerd: ik moet er aan gaan denken mijne manschappen te eten te geven. Zonder voedsel marcheert, ja vecht zelfs het best gedisciplineerde leger niet. De uitdeeling zal beginnen. Er zijn juist drie duizend zware wagenvrachten met brood aangekomen - de wegen zijn uitmuntend en elke vrachtrijder trekt 2500 kilo; - nadat iedere manschap zijne dagelijksche portie van 750 gram ontvangen heeft, zijn de wagens leêg en moet er weêr nieuwe aanvoer voor den volgenden dag komen. Om dat brood te bakken waren er 7500 mudden graan noodig, in de veronderstelling altijd dat de Russen eerlijke bakkers zijn en geen kilo meel door de vingers laten gaan. Zoo mijn leger hier te lande gekampeerd was, zou het in een jaar tijds ongeveer de helft van den gezamenlijken rogge- en tarweoogst noodig hebben...... ongerekend de jenever. Voor een enkel middagmaal behoeven mijne millioen manschappen niet minder dan 12.000 mud aardappelen, benevens 250.000 kilogram vleesch; om dit laatste te verschaffen, is er een stal van een duizendtal goed in 't vleesch zittende runderen aangevoerd. In minder dan vijf maanden tijds ware de veestapel van eene heele provincie geheel opgoteerd, en die van geheel het grasrijke Nederland in een jaar met meer dan een derde verminderd. De russische soldaat leeft echter niet alleen bij vleesch en brood en aardappelen. Hij zal zijn pint bier ongaarne en kan zijn glas jenever in het geheel nietmissen. Nu, een liter bier per dag zal niemand den in het veld kampeerenden militair misgunnen, en om den goeden geest onder mijne troepen te houden, heb ik wel degelijk gezorgd, dat het schuimend vocht aanwezig is. Daar komt de bezending voor één dag aan: vijf honderd sterke paarden trekken de 10.000 hektoliter die er noodig zijn. Op één rij naast elkander gelegd, beslaan de vatfen eene uitgestrektheid van een uur gaans. Dat alles is in één dag verdwenen, en wanneer ik straks mijne manschappen hun glaaske jenever schenk, moet ik, om ieder een tiende liter te kunnen geven, - en mijne soldaten beweren dat dit voor een orthodoxen Rus veel te weinig is - niet minder dan vier honderd okshoofden doen aanbrengen.

Ik zwijg van vele andere zaken - kleinigheden, zoo ge wilt, maar die mij hoofdbrekens genoeg kosten - als ik bijv. mijne manschappen hun half onske tabak wil bezorgen, is eene geheele scheepslading niet voldoende, en de koffie voor een enkel ontbijt wordt met geheele karvrachten aangevoerd; - liever vertel ik bij een volgende gelegenheid wat mijn millioen soldaten zoo al kosten.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken