Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1876-1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.18 MB)

Scans (1302.41 MB)

ebook (33.42 MB)

XML (3.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1876-1877)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een millioen soldaten.
(Slot.)

In de vorige aflevering verbeeldde ik mij aan het hoofd van het millioen russische soldaten te staan; thans doe ik afstand van mijne hooge waardigheid, om af te dalen tot den rang van eenvoudigen toeschouwer en..... opmerker. Zette ik mijne illusie voort, ik zou vreezen mij door mijne militaire liefhebberij te laten meêsleepen en niet onpartijdig genoeg te kunnen zijn. De lezer neme mijne transformatie dus voor lief, zooals ik er zelf gemakkelijk over heenstap.

De officieele cijfers van het ministerie van oorlog geven aan, dat elk russisch soldaat het land in vredestijd op 1200 franken per jaar te staan komt; wat hij in tijd van oorlog kost, wordt niet gezegd, hetwelk overigens ook moeilijk gaan zou. In oorlogstijd vallen er zooveel uitgaven, die zelfs niet bij benadering onder cijfers gebracht kunnen worden! Millioen en en honderden millioenen gaan verloren door het vernielen van gebouwen, bruggen, vestingwerken, steden; de malaise of stilstand in den handel verslindt wederom nieuwe millioenen; kolossale geldsommen blijven soms tusschen de vingers der leveranciers hangen, enz. enz. Wat door dit alles verloren gaat, evenals door de plunderingen der dikwijls bandelooze soldaten - de russische soldaten, vooral de kozakken, hebben in dat opzicht een zeer breed geweten, de ouden van dagen, ook hier te lande, weten er uit de jaren van 1813 en 1814 van te spreken - kan bepaald noch aangogeven worden. Wij willen alles zoo laag mogelijk schatten en nemen aan, dat ieder russisch soldaat in oorlogstijd, de kosten voor bewapening, amunitie enz. meêgerekend, het land op niet meer dan 2000 franken komt te staan, wat in één jaar voor het millioen manschappen een totaal van twee duizend millioen zou bedragen. Dit cijfer als grondslag onzer beschouwing nemende, willen wij eens zien wat zulk een geldsom zoo al te beteekenen heeft.

Twee duizend millioenen! het getal is gemakkelijk uit te spreken en neêr te schrijven: een eentje met eenige onnoozele zero's er achter en - 't getal staat er. Maar toch, lezer, eerbied voor twee duizend millioen! Hoe onnoozel het er uitziet, wil het nog al iets zeggen en wanneer gij de volgende kolommen gelezen hebt, zult ge met mij instemmen, dat het gemakkelijker is 't getal neêr te schrijven, dan er zich een juist begrip van te vormen.

Brussel is eene groote stad, eene zeer groote stad zelfs, en er moet heel wat gedaan, gewerkt, gezwoegd, gezweet en geslaafd worden, om de bijna 300.000 monden aan het eten te houden. Welnu, met de simpele twee duizend millioenen, die de russische legermacht in één jaar tijds, helaas nutteloos, verslindt, zou geheel Brussel te helpen zijn. Laten er in de hoofdstad 50.000 huisgezinnen bestaan, en deel de genoemde som gelijkelijk onder hen uit, dan zou ieder huishouden eensklaps in het bezit zijn gesteld van een kapitaal van 40.000 franken, wat, tegen 5 °° uitgezet, jaarlijks de niet onaardige som van 2000 franken oplevert. Ik stem toe, dat de rijke kooplui en de groote bankiers met dat inkomen weiniggebaat zouden zijn, doch de fortuin is wankelend en er kan een tijd komen, dat die 2000 franken 's jaars ook voor hen meer dan een douceurtje zou mogen heeten, terwijl dezelfde som voor de groote meerderheid der Brusselaars als eene groote verlichting en eene wezenlijke uitkomst zou begroet worden.

Aan mijne lezers laat ik hot verder over na te rekenen, wat er met de twee duizend millioen in hunne woonplaats uitgericht zou kunnen worden. Zelfs al namen zij het leeuwenaandeel voor zich zelven, er zou toch altijd nog genoeg overblijven, om hunne stad- of dorpgenooten van de materieele zorgen des levens te ontheffen.

Maar gesteld eens, de twee duizend millioen moesten gehaald en behoorlijk geteld worden. De taak zou minder gemakkelijk gaan dan men zich gewoonlijk verbeeldt. Het natellen der som alleen is een wezenlijke reuzenarbeid. Als de som in twee centiemenstukken uitbetaald moest worden, was er letterlijk geen doorkomen aan. Laat twee man elkander afwisselen en elk op zijne beurt twaalf uren tellen, één muntstuk per seconde - weet ge in hoeveel tijd die twee mannen, bij lust, leven engezondheid, de twee duizend millioen in twee centiemenstukken zouden nageteld hebben? In niet meer of minder dan in 3170 jaar! Dat is een wanhopige taak; ook het neêrtellen van het bedrag in twee frankstukken zou onder gelijke omstandigheden nog bijna twee en dertig jaar vorderen, en in gouden twintig frankstukken drie jaar en een paar maanden, en zelfs het natellen van de som in bankbiljetten van duizend franken zou eerst na verloop van drie en twintig dagen afgeloopon zijn!

Ook het afhalen van den schat heeft zijne wezenlijke bezwaren. In koperen munt en zelf de vracht op den rug nemende, konden duizend man, die elk honderd kilo's voor hunne rekening namen, 3330 reizen dosn, eer de geheele buit afgehaald was. De afstand behoefde dan nog zoo heel groot niet te zijn om een half menschenleven aan het heen en weêrtrekken te besteden. We zullen dus de hulp onzer paarden moeten inroepen. Laat ons al de trekdieren, die Belgie bezit, gelijktijdig inspannen - en laat ons dat getal stellen op 125.000 - dan zou elk nog met eene vracht van ongeveer 2500 kilo's belast moeten worden, eer de twee duizend millioen overgebracht waren, en met allen eerbied voor de spierkracht en de voortreffelijkheid van het nederlandsch paardenras, vrees ik, dat zulk eene vracht de meesten wel wat zwaar zou vallen. Per spoor vervoerd zouden de twee duizend millioen in koper niet minder dan 333 treinen ieder van honderd waggons, elke waggon 10.000 kilo's vervoerende, in beslag nemen.

In zilver gaat het iets beter, maar duizend personen zouden toch altijd nog een honderdtal reizen moeten doen om den geheelen schat te vervoeren, of wilde men hem in eens overbrengen, dan zou men daartoe de hulp van een vijfduizendtal sterke paarden, of duizend spoorwegwaggons moeten inroepen; bestond de schat uit louter goudstukken, dan was het voldoende dat ge de hulp inriept van de geheele mannelijke bevolking eener kleine stad, want 6 à 7000 helpers zoudtge waarlijk wel noodig hebben. Alleen in papieren geld gaat het gemakkelijker. Om de twee duizend millioen in bankbiljetten tehalen, zou men het met een veertig- of vijftigtal sterk gespierde lastdragers een heel eind ver brengen.

Wij spraken er straks van om onze twee duizend millioen te tellen, maar vergaten dat er een veel gemakkelijker wijze is om het aantal geldstukken te berekenen - men weegt ze. Dat deden reeds

[pagina 300]
[p. 300]

de Romeinen, toen zij den aftocht der Galliërs voor hunne stad met klinkende munt kochten. Wij behoeven duseenvoudig een reusachtige balans op te hangen, in de eene schaal het geld en in de andere gewichten te plaatsen, en de zaak is in orde. Daar er echter in het land niet genoeg ‘geijkt’ gewicht in voorraad is, nemen wij onze toevlucht tot meer afdoende middolen. Het wegen der gouden twintig frankstukken is in een oogenblik afgeloopen; we halen eenvoudig het steenwerk van een drietal groote gebouwen en werpen het in de schaal. Wil de balans nog niet overslaan, dan verzoeken wij nog een duizendtal personen in te stijgen, en klaar zijn we. Bestaat echter de schat uit twee frankstukken, dus uit zitver, dan wordt de taak reeds veel lastiger. Wij verzoeken eerstens de geheele bevolking van Antwerpen met zijne 125.000 inwoners in de schaal plaats te nemen, in de veronderstelling, dat het gemiddeld gewicht per persoon veertig kilo's bedraagt; we merken echter dat wij er nog in lang niet zijn; ginds kolossaal gobouw met zijne honderd duizend steenen laden we daarbij - neen, we nemen er tien - en werpen ze in de schaal. - Vergeefs! de balans wil nog niet overslaan. Daar komt precies een spoorweglocomotief met een twintigtal goed beladen goedsrenwaggons aan; - komaan, locomotief, waggons en goederen in de schaal bij het overige gezet! Dat helpt! de balans begint te waggelen en als Brennus er zijn zwaard nog bijlegt is het evenwicht bereikt.



illustratie
hobart-pacha, groot-admiraal der turksche vloot


Met kopergeld zullen we de proef liefst niet wagen: we zouden eene geheele stad kunnen afbreken, menschen, huizen, kerken, straatsteenen en al het overige in de schaal doen, eer we de balans konden doen overhellen.

Het geld is echter bij elkander: laat het in een rol opgepakt worden; zijn het goudstukken, dan kan men er een reusachtigen rol van maken, die zoo wat eene lengte heeft van 175 mijlen of ongeveer 32 uren gaans. De twee duizend millioen in twee francs vormt een nog veel aanzienlijker rol, daar deze niet minder dan 2000 mijlen of 353 uren lang zou zijn. Een zilveren rol van Antwerpen naar Napels, dat zegt nog al iets! In centen afgepast kon men met den rol driemaal een band om den aardbol slaan en van het overschot nog eenige duizenden wagenvrachten wegvoeren.

Ik heb wel eens in de tooverspreulcjes gelezen, dat de een of andere oostersche kalif of sultan de hoofdzaal van zijn ka steel met goudstukken bevloerd had. De bezitter van den schat van twee duizend millioen zou nog meer kunnen doen: neem een kerkgebouw dat hon-



illustratie
de tentoonstelling op het vaticaan


[pagina 301]
[p. 301]


illustratie
de oorlog in het oosten. - aankomst van turksche artillerie te roestsjoek.


[pagina 302]
[p. 302]

honderd meters lang en vijftig breed en waarvan de vloer geheel met twintig frankstukken belegd is; welnu, daartoe zou men nog niet voluit het twaalfde gedeelte van den geheelen schat noodig hebben. Met franken zou men een oppervlakte van 120, met centen eene oppervlakte van 5000 bunders kunnen beleggen.

Onlangs zag ik op de Amsterdamsche hofbouw-tentoonstelling eenige met goud papier beplakte kubussen van verschillende grootte: zij moesten een denkbeeld geven van de betrekkelijke waarde in goud der katoenoogsten van eenige staten: Noord-Amerika, Egypte, Britsch-Indië, enz. Laat ons dit voorbeeld navolgen en de honderd millioen goudstukken tot één staaf versmelten: nadat het werk verricht is, krijgen we een soort van obelisk van goud, die bij eene breedte en dikte van één meter 38 meter hoog is. In zilver vormt onze schat een obelisk van 900 meters hoogte bij de genoemde breedte en dikte. Vormen wij er liever eene pyramids van, dan kunnen wij het voetsluk 40 meters in het vierkant maken en de top zal zich dan nog 27 meters boven den grond verheffen. Versmelten wij onze honderd milliaraen centen, zoo kunnen wij er eene pyramide van gieten, wier grondvlak eene oppervlakte van 400 meters heeft en die nog 400 meters hoog is.

Genoeg echter met onze berekeningen, meer dan genoeg om te doen zien, hoeveel kostbare schatten bij den oorlog nutteloos, neen, in bloed en tranen verspild worden. Men zaait het geld bij honderden millioenen en oogst, helaas, niets dan vernieling, rouw en ellende. Rusland heeft den oorlog gewild, en wat zal zijn loon zijn? Eenige duizenden vrouwen tot weduwen en kinderen tot weezen gemaakt te hebben, enkele milliarden armer te zijn geworden en voor langen tijd de bronnen van handel en nijverheid verdroogd te hebben. Rusland heeft het echter aan zich zelven te wijten, en wanneer de zaak niet zoo treurig was, zouden wij met den Franschman zeggen: Tu l'as voulu, George Dandin!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken