Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1877-1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.92 MB)

Scans (1279.35 MB)

ebook (29.24 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De walvischvangst.

De vangst van het reusachtige zeemonster, dat ons de traan levert, is door alle zeevarende volken beoefend, doch niet een enkel volk heeft er in het verloop der tijden zooveel voordeelen en roem meê ingeoogst als de Hollanders. Tegen het midden der zeventiende eeuw toch bouwden zij op Spitsbergen vaste verblijfplaatsen voor de walvischvangst, waar zij hunne harpoenen en verdere benoodigdheden smeedden, de traan kookten, de vlugge bootjes maakten die het dier moeten aanvallen, in één woord, waar alle voorbereidende maatregels worden genomen om op de vangst uit te gaan.

Zoodra een walvischvaarder het ruime sop heeft gekozen, worden de rollen onder de manschappen verdeeld. Voor elk bootje worden een kapitein, een harpoenwerper en vier roeiers aangewezen. Zulk een bootje is geen vaartuig van de gewone soort, want van de vlugheid, waarmeê het zich kan bewegen, hangt het leven der bemanning af, zoodat de zorgen, waarmeê het vervaardigd wordt, niet gering zijn. Ook de harpoenen zijn met bijzondere zorg gemaakt en indien er niets aan ontbreekt, zijn zij de vreeselijkste wapens, welke men zich kan voorstellen.

Het gevaar aan de walvischvangst verbonden is niet gering, want een enkele slag van het vervolgde dier kan de lichte boot naar den afgrond slingeren, en dat deze gevallen niet dikwijls voorkomen is alleen toe te schrijven aan de behendigheid van den harpoenwerper, die het dier met den eersten worp eene doodelijke wonde toebrengt, waardoor het zijne kracht verliest.

Om een aanschouwelijk beeld van zulk eene jacht te geven, laten wij hier een verhaal volgen van een bekend zeeman, die meermalen met een walvischvaarder uittoog.

Bij het aanbreken van den dageraad, verhaalt hij, kozen wij het ruime sop. De wind was ons gunstig en de matroos boven in den mast was nauwelijks een uur op zijn post, of hij riep met eene heldere stem: ‘Een walvisch! ik zie hem blazen!’

De geheele bemanning kwam in beweging en leunde over de verschansing om het monster te zien, waartegen men den strijd zou beginnen.

‘De booten te water!’ kommandeerde de kapitein, op welke woorden weldra de orde hersteld en ieder op zijn post was. De booten werden in zee gelaten, de stuurlieden namen het roer ter hand, de harpoenwerpers stonden aan den kop met hun wapen in de hand, gereed om het 't monster in het lichaam te werpen.

Na eenige oogenblikken schoten vier bootjes op den walvisch toe, die, hunne nadering bemerkende, met verbazende snelheid de vlucht nam naar de diepte van den oceaan. Het is echter bekend, dat de walvisch boven het water moet adem halen, waarvan het dier tevens gebruik maakt, om het water, dat hem door de duikeling in den muil is geloopen, door het gat boven in den kop, weêr uit te spuiten. De bootjes kunnen hem dus niet uit het oog verliezen en behoeven slechts de waterstralen te volgen.

Een der bootjes was de andere vooruitgesneld en dus het dichtst den walvisch genaderd. Eensklaps hieven de manschappen van dit bootje een luiden kreet aan. Eene harpoen, met kracht geworpen, was het monster in de zij gedrongen.

Het gewonde dier sloeg vreeselijk met den staart en zijne vinnen in het rond. Indien een enkele slag een der bootjes geraakt had, zou het vernield zijn geworden als ware het een

[pagina 267]
[p. 267]

nootschelp. Doch in plaats van zijne vijanden aan te vallen, sloeg het dier op de vlucht, het bootje meêsleepende, dat door een koord, aan de harpoen vastgemaakt, aan hem verbonden was. De walvisch duikelde naar de diepte en kwam daarna weêr naar de oppervlakte van het water, dat gekleurd was door zijn bloed. Deze strijd duurde omstreeks een uur, waarna het monster uitgeput scheen en boven bleef drijven, om weldra den laatsten adem uit te blazen.

Het bootje, dat hem de doodelijke wonde toegebracht had, naderde nu van ter zijde, van welke gelegenheid de harpoenwerper gebruik maakte, om hem eene groote lans in het lichaam te stooten, op de plaats waar de longen zitten.

Op hetzelfde oogenblik koos men het hazenpad, want de doodstuipen zijn even verschrikkelijk als de ontzettende kracht van het monster, dat door zijne luchtgaten bloedstralen opspoot, zooals het een uur geleden water in de lucht had geworpen. De walvisch wrong en keerde zich: het leven verlaat zulk een reuzenlichaam niet spoedig.

Om zijnen dood te verhaasten, naderden de andere bootjes zeer voorzichtig, en brachten nieuwe harpoensteken toe aan het stervende dier. Vooral nabij den staart trachtten de zeelieden hem te treffen, om zoodoende zijn grootste kracht te breken.

Het mocht een buitengewoon geluk genoemd worden, dat er geen enkel ongeluk te betreuren was, want het gebeurt nog maar al te dikwijls, dat een bootje meê naar de diepte gesleept wordt en met zijn inhoud nooit meer bovenkomt.

Eindelijk gaf het zeemonster den laatsten snik. Van alle bootjes stegen lange hoera's in de lucht, welke van het groote schip beantwoord werden. Terstond ging men nu over tot het in stukken kappen van den walvisch, ter welker ontvangst de kolossale ketels reeds boven het vuur hingen.

Zulk een arbeid is niet een van de gemakkelijkste en neemt veel tijd in beslag, daar elk stuk met een lier op het schip moet geheeschen worden terwijl de reuk van de traan precies niet van de aangenaamste is. Het vroolijk geklap van de zeelieden en hunne bedrijvigheid vergoeden eenigszins die ongemakken, en aan het feestmaal, dat de vangst bekroont, gaat het zoo vroolijk toe, dat men zijne reukorganen buiten werking stelt en hartelijk meêlacht om de krachtige uitdrukkingen der matrozen.

Tot zoover het vernaal der walvischvangst. Wij kunnen er nog bijvoegen, dat de hoofdschotel van dien feestmaaltijd een stuk walvischspek is, waarvoor echter de meesten den neus optrekken. De dubbele portie jenever, die aan de manschappen uitgedeeld wordt, brengt de meeste vroolijkheid aan.

Het spek van den walvisch is allesbehalve smakelijk, doch met de tijden schijnen ook de smaken te veranderen. Wie zou het gelooven, dat er een tijd geweest is, waarin het walvischspek een koninklijke schotel in Engeland was? Men behoeft niet tot de tijden der Saksers op te klimmen, om een voorbeeld te vinden van zoo een zonderlingen smaak, want die visschen of liever hun vleesch verscheen tot de zestiende eeuw op de koninklijke tafels.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken