Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1877-1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.92 MB)

Scans (1279.35 MB)

ebook (29.24 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Uit het dagboek van een dokter.

(Vervolg.)

Ik overwoog eenige oogenblikken dezen akeligen toestand en kon niet nalaten tot de vrouw te zeggen: ‘Gij zijt wèl ongelukkig, moedertje!’ Zij sloeg hare groote oogen ten hemel, als wilde zij zeggen: ‘'t is God bekend wat ik lijd,’ en barstte toen in tranen uit. Dat was eene verlichting voor haar. Wie weet, in hoe langen tijd die bron van troost niet had gevloeid. Dat oog, dat droog bleef bij mijne aankondiging van het aanstaand overlijden harer jongste lieveling, droog, toen het zich naar het lijkje van haar kind in de krib wendde, die mond, die zich niet had geopend tot het uiten van een enkele klacht, dat oog werd vochtig, die mond opende zich, nu zij, door mij opmerkzaam gemaakt, hare rampen overzag. ‘Dat zegt ge wèl, mijnheer, wij zijn zéér ongelukkig,’ bracht zij snikkend uit.

‘En hebt ge u tot niemand gewend om hulp of ondersteuning?’ vroeg ik.

‘Och, mijnheer,’ antwoordde zij, ‘tot wien zouden wij gaan? Wij hebben, Goddank! nog nooit hoeven te vragen en missen dus de stoutigheid. Ge moet weten, dat wij niet altijd in dezen staat ben geweest. Mijn man is van beroep schoenmaker en verdiende goed zijn brood, ik boorde pantoffels voor een winkel en won zóó ook nog een paar centjes er bij. Wij hadden nergens schuld, iets wat voor ons soort van menschen al een groote is. Nu wil het ongeluk, dat mijn man zich met zijne els in de hand steekt. In 't eerst lette hij er niet op, maar spoedig werd het een verzwering, zoodat hij niet kon werken. Hij is zeker een week of acht met die hand geplaagd geweest. Al gauw raakten wij ten achter met de huur, en moesten wij borgen

[pagina 404]
[p. 404]

bij kruidenier en bakker. Mijn man trok zich dat alles zóó aan, dat hij zware zenuwkoortsen er door kreeg en een paar maanden het bed moest houden. Natuurlijk had ik druk werk mijn zieken man op te passen en vier kinderen heel en schoon te houden, ik kon er dus geen cent bij verdienen. Het eene kleedingstuk vóór en het andere stuk huisraad na ging naar den Berg. Verleden zaterdag - ja, het wordt overmorgen een week - heb ik mijn laatste pand er in gebracht en daarvoor twee frank ont vangen. Nu heb ik niets meer om er in te brengen. Sedert gisteravond hebben wij niet te eten gehad. Geen wonder dus, dat mijn lieve Hein, die toch niet heel sterk van natuur was, van gebrek is gestorven;’ en hier begon zij weêr luide te snikken.



illustratie
DE AFREKENING, NAAR B. WOLTZE.


‘Geloof mij,’ begon ik na eenigen tijd, ‘er zijn nog wel goede menschen, die u gaarne zouden geholpen hebben, zoo zij uw toestand slechts hadden gekend.’

‘Mijnheer,’ was haar antwoord, ‘dat geloof ik best, maar zie, het is zoo schoon als ge oud zijt te kunnen getuigen, nooit een cent onderstand genoten te hebben; en ook, dan zijn er nog zoo veel menschen die het noodiger hebben, dat ik bang ben, die sukkelaars te benadeelen.’

Ik zette groote oogen op: nog erger behoeften dan dáár, dat ging mijn begrip te boven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken