Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1878-1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.23 MB)

Scans (1427.77 MB)

ebook (28.28 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dertien jaar geleden.
Eene historische herinnering.
(Vervolg en slot.)

Doch laat ons voor een oogenblik luisteren naar hetgeen generaal Capiaumont vertelt, die, met verrekijker en kaart gewapend, ons de hoofdpunten van het gevecht op 18 juni verklaart, en ons vooral spreekt van de derde divisie, onder bevel van generaal-bajonnet (baron Chassé) wier moedige houding door de ons over het algemeen vreemd zijnde geschiedschrijvers over 't hoofd wordt gezien.

‘De nacht van 17 op 18 juni,’ zegt de generaal, ‘was inderdaad schrikwekkend. Allerslechtst was het weder. De regen plaste bij stroomen neêr. Er was iets onheilspellends in de lucht en rondom ons. De nacht was als een rouwfloers, dat zich over dat wijde veld uitbreidde. Ons leger was, zoo als gij weet, samengesteld uit jonge soldaten, ongewoon aan den strijd, afgetobd door lange en vermoeiende marschen; maar voor hen was de worsteling een punt van eer, van nationaliteit.

‘Een holle weg, een heuvelachtige grond, van 3000 nederlandsche ellen breed, zich uitstrekkende tot Wavre, scheidde de twee legers van elkander, 't Was den 18den juni, ten half twaalf, dat het eerste kanonschot op de hoogte van Mont-St.-Jean donderde. Dat was het signaal. Ziet gij ginds, rechts van u, die groep boomen? 't Is Hougoumont.....’

Ons aller oog richtte zich naar het aangewezen punt, waar het op dien dag vreeselijk moet gespookt hebben; maar voor ons, soldaten des vredes, is het niettemin zeer aangenaam, dit alles, vijftig jaren later, te hooren vertellen.

‘Destijds lag er een kasteel, en nog vindt men er eene hoeve, door eenen met geïmproviseerde schietgaten voorzienen muur omringd. Die belangrijke post werd verdedigd door de Nassauërs, Brunswijkers en elf kompagnieën engelsche garden (Coldstream). Het was de divisie van prins Jérome, welke daar met eene ongelooflijke hardnekkigheid den aanval waagde, en eerst na twee uren kloekmoedig de stelling verdedigd te hebben, trokken de geallieerden in het kasteel, dat zij den ganschen dag heldhaftig verdedigden.’

‘Waar stond de divisie, van welke gij deel maaktet op dat oogenblik, generaal?’ vroeg een onzer vrienden.

‘Op de hoogte achter Hougoumont, in de richting van Braine-la-Leud; zij maakte de reserve uit. Te vergeefs deed Napoleon houwitsers op de geereneleerde verschansing hagelen; te vergeefs vielen de brandende daken op de strijders in en werden de gekwetsten letterlijk gebraden; te vergeefs dat nieuwe troepen aanrukten om den aanvaller te ondersteunen: onze bondgenooten hielden onwrikbaar stand. Nooit zal ik dat onmeetlijk gloeiend vuur vergeten, waaruit de zoo wel gerichte en doodende kogels, de wanhopig strijdende Franschen wegmaaiden. Zes duizend soldaten sneuvelden daar......’

De generaal sprak met vaste stem, maar toch was hij ontroerd bij die herinnering.

Waarachtig, lust om aardigheden te zeggen, zelfs te denken, had ik op dat oogenblik niet.

‘'t Was drie ure,’ vervolgde generaal Capiaumont, ‘toen er op gansch de linie gestreden werd, en ongeveer zeshonderd vuurmonden dood en vernieling braakten. De hoeve Haie Sainte, hardnekkig door kolonel Ompeda en de Hanoveranen verdedigd, werd aangevallen, genomen en hernomen. De gedurige, verbazend neêrbonzende charges der kurassiers van Milhaud en Piré, werden door de Engelschen, Nassauërs en Hanoveranen telkens afgeslagen. Het was op dit oogenblik, dat de derde divisie haar standpunt van Braine-la-Leud verliet, en op de vlakte van Mont-St.-Jean verscheen, waar zij gansch den namiddag aan het verschrikkelijkste vuur des vijands blootgesteld bleef, zonder te kunnen antwoorden. Van dat punt zagen wij de onstuimige charges der fransche kurassiers van generaal Travers en der lanciers van de garde.

‘In eene dier charges, aan welker hoofd de prins van Oranje zich bevond, overdekte zich het tweede regiment karabiniers, aangevoerd door kolonel de Bruyn, met eer en roem. De prins van Oranje drukte hem vurig de hand na de charge, en riep: ‘Reprenez vos positions, braves carabiniers, vous en avez fait aujourd'hui.’

‘Op het oogenblik, dat de prins van Oranje een engelsch bataillon carré en de brigade kavalerie van generaal Ghigny verliet, om zich aan het hoofd van een bataillon carré Nassauërs te plaatsen, met inzicht eene vijandelijke batterij, welke verschrikkelijke verwoestingen in onze gelederen aanrichtte, met de bajonnet in te nemen, werd hij door een Biskaaier aan den schouder gewond en bemerkte dit slechts toen hij in onmacht bijna van het paard stortte. Lord Murch, zijn aide-de-camp, en kapitein Constant de Rebeeq plaatsten den prins, niet zonder moeite, op het paard van dezen laatste, om hem buiten het gewoel van den strijd te voeren.’

De generaal wees ons de plaats, waar de prins van Oranje werd gekwetst. Wat al denkbeelden stormden mij op dat oogenblik door den geest! Vlaamsch-België deed wèl, niettegenstaande alle franschgezinde opposities, den vijftigsten verjaardag te gedenken, en zich dankbaar te toonen jegens Oranje, al heeft de fransche geest er dan ook zegepralend gezongen: la mitraille a brisé l'Orange. Doch neen, laat ons de slapende kat niet wakker maken!

‘Was de veldslag op dat oogenblik beslist, generaal?’ werd er andermaal gevraagd.

‘Neen,’ hervatte Capiaumont. ‘Het was 8 ure des avonds. De eerstvolgende aanval zou echter die beslissing doen ontstaan. Op dat oogenblik zweeg de engelsche artillerie op de vlakte, rechts van Mont-St.-Jean. Haar krijgsvoorraad was uitgeput. Napoleon bemerkte dit en gaf aan vier regimenten bevel dat punt met de bajonnet te bestormen, terwijl al de beschikbaar zijnde kavallerie den aanval moest ondersteunen. De keizer plaatste zich in persoon aan het hoofd der garde, en onder den geestdriftigen kreet van vive l'empereur! kwam zij stormenderhand opdagen! Maar ook generaal Chassé, een fiksch krijgsman, heeft met dien arendsblik welke hem kenmerkte,

[pagina 27]
[p. 27]

gezien dat het oogenblik beslissend is. Op zijn eigen gezag gelast hij de batterij van majoor van der Smissen, in galop vooruit te rukken, en pas ter plaatse gekomen, braakt zij haar vernielend schroot op de keizerlijke garde, op die onverwinbare keurbende. De oude krijgers staan pal, maar vluchten doen Zij niet....

‘Generaal Chassé spreekt nu zijne jonge soldaten der derde divisie moed in; hij spreekt van het vaderland, van vrijheid en onafhankelijkheid, en met hem aan het hoofd vallen zijne infanteristen met de gevelde bajonnet, op de oude garde in; de worsteling lijf om lijf vangt aan. De garde, die sterven maar zich niet overgeven kon, weêrstond den onstuimigen aanval niet. Al de beschikbare troepen zakten nu, op het bevel van den hertog van Wellington, naar dit punt van het slagveld af, en de zegepraal is ons gebleven.’

‘Dat feit, zoo roemrijk voor de nederlandsche wapens, is niet vermeld in het engelsch rapport!’ werd er aangemerkt.

‘Dat is waar,’ hervatte de generaal, ‘maar ik zal de brieven van generaal Chassé en lord Hill nogmaals doen kennen, welke bewijzen dat dit feit wel degelijk zóó bestaat. Het engelsch rapport werd, volgens Hill, afgekondigd voordat de bevelhebber wist hoeveel onze nederlandsche troepen tot de overwinning hadden bijgedragen. De geschiedschrijvers hebben zich op dat eerste rapport gegrond, en ziedaar hoe zij ons eene kroon ontrooven, welke ons in rechte toebehoort!’Ga naar voetnoot1)

Aan hen die de pen voeren, is het als eenen plicht opgelegd, die gestolen kroon terug te winnen!

En hoe zullen nu onze nazaten, bij voorbeeld na eene tweede reeks van vijftig jaren, in de XXe eeuw, onzen tocht naar Waterloo vertellen? Het veid, zullen zij zeggen, had destijds een heerlijk, een prachtig opzicht. De natuur had hare rechten op de baldadigheid van den mensch, in al zijne verwaande glorie, hernomen; want de strijders van den 18en juni 1865 waren mannen des geestes, mannen des vredes. Het welig koren, al mocht men dan ook zeggen: aucun épi n'est pur de sang humain, golfde toen op de uitgestrekte vlakte, naast den malschen klaver, met purpere bollen en het manna der arbeiders, den gezegenden aardappel. De lauwer groeide er niet meer, omdat die dichterlijke boom niet behoorlijk rendeert en een enkele korenaar meer bijdraagt tot het geluk des volks, dan eene wagenvracht lauweren, welke laatste nog slechts gewaardeerd worden in Aaltje of de zuinige Keukenmeid.

De zon stoofde de vlakte en deze werd van tijd tot tijd door een weldoenden wind verkoeld. De vogelen hieven hun ‘minnegekweel,’ volgens den officieelen spreker, aan. De oude krijgers sliepen rustig in hunne graven, en zelfs hunne schimmen kwamen niet op de parade. De moordtuigen dier dapperen hingen ginds, aan den voet des bergs, aan den muur te roesten en in den gapenden muil des fieren Leeuws nestelden de musschen, zoo rustig als onder mijn prozaïsch pannendak.

't Was vrede - in den vollen zin des woords.

Hier, zou men er kunnen bijvoegen, poëtiseerde de divisie der dichters en dweepers, eene mengeling van rassen; daar pochte de divisie der Brusselaars; ginder pruilde de lilliputsche divisie van Gent; verder verborg zich eene zeer onnoozele divisie ambtenaars van ministeriën of anderzins, die beweerden dat de Mogendheden het kwalijk nemen zouden, dat zij daar waren. Hier danste eene divisie hulptroepen, ik meen Pruisen, onder de luchtige tent; daar, in dat hotel, werd de divisie der vermoeiden, onze gekwetsten, onbarmhartig door den engelschen waard gebrandschat; ginder te Hougoumont, onder de hooge boomen, werd de antwerpsche divisie op champagne onthaald. Overal werd gepoliticeerd, gedisconreerd, geneêrlandiseerd!

Alzoo was het mitraille der strijders van 1865 het woord; hun kanon de wijnflesch; hunne wapens lepel en vork; hun leger-fourgon een open rijtuig; hun vereenigingskteet verbroedering; hunne proclamatie, al bleven zij dan ook Nederlanders in de ziel, het lied van Béranger:

 
Peuples, formons une Sainte alliance,
 
Et donnons-nous la main.

En met die denkbeelden bezield, ben ik in mijne woning teruggekeerd, Zonder de hoop te koesteren, dat de wensch van den waard te Waterloo zal kunnen verwezenlijkt worden, toen hij mij bij het vertrek dankend toeriep: ‘Tot den naasten keer, als 't u belieft, mijnheer!’ De naastvolgende keer zal zijn in den jare onzes Heeren 1915. Helaas, het geslacht der Methusalems is sedert lang uitgestorven!

 

Yours.

voetnoot1)
Generaal Capiaumont heeft over dit punt twee voor de geschiedenis belangrijke brieven geschreven, welke in het Handelsblad van Antwerpen van 20 en 21 juni 1865 plaats vonden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken