Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1878-1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.23 MB)

Scans (1427.77 MB)

ebook (28.28 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De smokkelaars.

De kozakken-hetman Kagarin liep rusteloos rond in de ruime kamer van het wachthuis dat hij bewoonde. Eene voor hem gewichtige omstandigheid had zijne ziel met zorg en kommer vervuld.

De bewoners der russische grensstreken welke aan het grondgebied van den pruisischen staat liggen, oefenen een zeer uitgebreiden smokkelhandel uit. In Pruisen is alles wat niet bepaald tot de voedingsmiddelen behoort, veel goedkooper dan in het overgroote rijk der czaren. Alle manufacturen, galanterieën en lederwaren, edelgesteenten en lijfssieraden, koloniale en kruidenierswaren, in het bij-

[pagina 52]
[p. 52]

zonder de beminde tabak, kortom alle voortbrengselen van nijverheid, alle producten van den overzeeschen handel kosten in Pruisen veel minder en zijn er niettemin veel beter dan in Rusland. De russische regeering wil den handel en de nijverheid van haar land bevorderen door zware belastingen te heffen van buitenlandsche producten, welke zij daardoor hoopt te weren; dat onder zulke verhoudingen de smokkelhandel een grooten omvang moest verkrijgen is licht te begrijpen. Wel tracht men dezen te voorkomen door langs de grenzen een talrijk leger van douaniers, kozakken en gendarmen te onderhouden, doch die legioenen van bespieders zijn niet in staat de hun opgedragen taak tot volkomene tevredenheid van het gouvernement te vervullen. De benden smokkelaars toch bestaan uit even slimme lieden als de douaniers; zij gaan even slim als voorzichtig te werk, kennen nauwkeurig het terrein waar zij hun bedrijf uitoefenen en zijn over het algemeen uitmuntende schutters, die, wanneer het tot een gevecht met hunne vervolgers komt, dezen niet zelden geduchte neêrlagen toebrengen.



illustratie
in de kerk, naar l. passini.


In weêrwil van het gevaar dat aan het smokkelen verbonden is, en ondanks de geringe winst welke het atwerpt, nemen in Rusland, even als in Pruisen, vele personen aan dien onwettigen handel deel. Het avontuurlijke er van verlokt de jeugd, die bovendien het in de grensdistricten algemeen heerschende gevoelen huldigt dat men

[pagina 53]
[p. 53]

er een verdienstelijk werk door verricht, daar de regeering het recht niet heeft de behoeftige en arme menschen het aanschaffen van vele benoodigdheden onmogelijk te maken.

Geen punt der uitgestrekte grenzen werd voor eenige jaren zoo zeer door den smokkelhandel onveilig gemaakt als de streek waardoor het grondgebied van het groote in pruisisch Kujavië gelegen dorp Liszkowo begrensd wordt. Daar had zich eene bende van drie en twintig jongelieden gevormd die de smokkelarij met hart en ziel was toegedaan. Kloeke knapen waren het, sterk als reuzen, listig en behendig als vossen. Tot aanvoerder hadden zij Stacha Vialkowski, den knapsten jonkman uit heel Kujavië, gekozen. En niet alleen was Vialkowski schooner dan zijne gezellen, maar ook sterker, wijzer en stoutmoediger, zoodat de anderen zich gewillig aan hem onderwierpen en zijne bevelen ten stiptste opvolgden. Zij bevonden zich daar goed bij, want tot dusverre was geen enkel hunner ondernemingen nog mislukt.

Dit ongehoord geluk maakte de smokkelaars steeds vermeteler en de kooplieden die zich met smokkelhandel bezig hielden, hoe langer hoe ondernemender, zoodat er ten laatste kolossale hoeveelheden goed in Rusland werden binnengesmokkeld.



illustratie
h.d.h. prinses emma van waldeck-pyrmont.


Het gouvernement van Warschau besloot om daaraan krachtdadig paal en perk te stellen. Het verdubbelde niet alleen het getal der te Liszkowo gevestigde tolbeambten, maar zond er nog bovendien een legerafdeeling kozakken heen onder bevel van Kagarin. Kagarin, een jeugdig, werklustig en eerzuchtig officier, was met het vurigste verlangen bezield om door één geduchten slag zijne zending te volbrengen, doch hij kwam spoedig tot de overtuiging dat hij zijne krachten veel te hoog, die zijner tegenstanders daarentegen veel te gering geschat had. Zijne ieverigste pogingen leden schipbreuk: Vialkowski's bende was nog even onvermoeid als vroeger; alleen ging zij voorzichtiger en geheimer te werk.

De ligging der streek begunstigde de oogmerken der jonge smokkelaars. Mijlen ver strekte zich een dicht bosch van Pruisen in Polen uit. Aan den kant van Rusland was dit bosch een chaos gelijk. Alles groeide er wild en welig dooreen: hemelhooge boomen wuifden hunne kruinen naast dwergachtig kreupelhout en de tusschenruimten werden ingenomen door allerlei woekerplanten, welke niet zelden den mensch teenemaal den doortocht beletten. Het bosch was heuvelachtig en werd doorkruist door talrijke, zeer diepe kuilen en door eenige



illustratie
de krater van den vesuvius.


[pagina 54]
[p. 54]

beken, welke eveneens den bodem diep hadden uitgegraven. Den smokkelaars, die in deze wildernis volkomen thuis waren, gaf de woeste grondgesteltenis natuurlijk des te meer voordeel, daar het in hun keuze stond de richting te volgen welke hun het beste voorkwam.

Kagarin zag eindelijk de onmogelijkheid in om den stouten Vialkowski en diens gezellen in zijne macht te krijgen. Zijne manschappen, door de vruchteloosheid van hun arbeid ontmoedigd, deden hun plicht nog slechts werktuigelijk, zonder lust en liefde; want zelfs de knoet, welke Kagarin hun somtijds deed gevoelen, vermocht niet de soldaten tot iever aan te sporen. Van den anderen kant liet de bevoegde overheid het niet ontbreken aan vermaningen, strenge berispingen en bedreigingen, totdat de man zich naar Warschau begaf om den toestand nauwkeurig bloot te leggen en te verzoeken dat men een commissie zou afvaardigen om zich omtrent de waarheid van zijn verslag te overtuigen. Men gaf gevolg aan zijn wensch. Eenige hoogere beambten werden naar de grenzen gezonden en stelden zich op de hoogte van den toestand, waarbij zij tevens de overtuiging opdeden dat de uitroeiing der bende alleen dan mogelijk zou zijn indien zij door verraad in de handen der grenswachters viel.

Het gouvernement nam nu zijn toevlucht tot het gewone hulpmiddel: het lokken van verraders. Het loofde aanzienlijke premiën uit. Hij die bewerkte dat de gansche bende of althans het grootste gedeelte er van onschadelijk kon worden gemaakt, zou vijfhonderd, en wie den aanvoerder Vialkowski verraadde, zou tweehonderd zilveren roebels ontvangen. Ook voor de aanwijzing van helers werden belooningen aangeboden, terwijl vrijstelling van straf werd verzekerd aan wie vroeger met de smokkelaars had meêgedaan, zoo hij jegens hen verraad pleegde.

De smokkelhandel levert niet zooveel voordeel op dat dit opweegt tegen het gevaar waardoor de smokkelaars steeds bedreigd worden. Het kan derhalve geen verwondering baren dat vele de verzoeking niet konden weêrstaan zich vrijstelling van straf te verzekeren en nog daarenboven zevenhonderd roebels te verdienen.

Het was Mises, een herbergier en tevens on dersteuner der smokkelaars, die op zekeren dag in het tolhuis kwam en den verheugden commandant zijn voornemen te kennen gaf om hem zijne beschermelingen over te leveren; de verwezenlijking van dat plan moest natuurlijk uitgesteld worden tot het tijdstip dat de smokkelaars weêr de herberg van Mises zouden bezoeken.

Die tijdruimte scheen den ongeduldigen officier een eeuwigheid toe, en buitensporig was daarom zijne vreugde toen Mises hem op een morgen in October de boodschap kwam brengen dat des avonds de gansche bende, met een kostbare vracht voorzien, bij hem haar intrek zou nemen.

De herbergier ging daarop naar Liszkowo, om, naar hij voorgaf, nadere inlichtingen in te winnen. Hij bleef buitengewoon lang weg, zoodat een diepe onrust zich van Kagarin begon meester te maken. Eindelijk tegen den avond, toen de commandant het reeds voor zeker hield dat Mises onvoorzichtig genoeg moest geweest zijn van zich te verraden, meldde de kaporaal van de wacht hem aan met de woorden:

‘Daar is de jood!’

‘Laat hem maar binnen!’ beval Kagarin, en terstond daarop trad Mises sluipend en ootmoedig de kamer in.

‘Wat komt gij laat,’ voegde de commandant hem toe.

‘Het is mijn schuld niet, mijnheer,’ antwoordde Mises op fleemenden toon. ‘De smokkelaars waren uit en ik moest toch op hunne terugkomst wachten wilde ik de gewenschte inlichtingen ontvangen.’

‘Goed,’ onderbrak hem de officier, ‘en hoe staat het er nu meê?’

‘Gelijk ik u al heb medegedeeld, mijnheer. Tegen middernacht zal de heele troep in mijn huis zijn.’

‘En Vialkowski toch er bij?’ vroeg Kagarin haastig,

‘Hij zal, als altijd, haantje de voorste zijn.’

De oogen van den commandant schitterden met ongewonen glans.

‘Ha!’ murmelde hij, ‘zullen we eindelijk eens met die schelmen, die ons zoolang reeds geplaagd hebben, nader kennis maken!’

‘Mijnheer,’ hervatte Mises, ‘nu krijg ik de heele zevenhonderd roebels, niet waar?’

‘Als we de bende van nacht in onze macht hebben, betaal ik u morgen vroeg.’

‘In zilver?’

‘In klinkklaar zilver.’

‘En ik word niet gestraft om mijn vroegere smokkelarij?’

‘Dat hebt ge immers gelezen in de bekendmaking van den gouverneur,’ was Kagarins nijdig antwoord, en ongeduldig liet hij er op volgen: ‘Ziezoo, ga nu maar naar huis; zoo de smokkelaars in de put vallen die ik voor hen zal graven, zal het u aan belooning niet ontbreken.’

Mises had kennelijk nog iets op het hart. Langzaam stapte hij naar de deur, doch daar gekomen, wendde hij zich om en zeide, verlegen in zijne handen wrijvend:

‘Mijnheer, ik hoop toch dat u er voor zorgen zult, dat de smokkelaars mij geen kwaad kunnen doen. Lieve hemel, verbeeld u dat zij mij een kogel door het lijf joegen; ik beef van angst als ik er aan denk.’

Kagarin berstte in een luiden lach uit en sprak:

‘Maak u niet ongerust; geen haar van uw hoofd zal gekrenkt worden.’

‘Maar mijnheer, het zijn anders drie en twintig wilde kerels, die als ze merkten hoe zij in den val geloopen waren, zich wel eens zouden kunnen wreken. Als ze mij al niet vermoordden, zouden ze toch zeker wel mijn huis in brand steken en....’

‘Voordat er één in uw huis is, heb ik ze reeds allen in mijn macht. Komaan, laat me nu met rust!’

‘Ik ben geruïneerd, als....’

‘Hoe is 't, gaat ge nu?’

‘Ja, mijnheer, maar....’

De officier greep naar den knoet. Dat had uitwerking: zoo vlug als een vogel snelde Mises het vertrek uit.

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken