Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1878-1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.23 MB)

Scans (1427.77 MB)

ebook (28.28 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een miskende wetenschap.

Het wordt bijna algemeen voor een onloochenbare waarheid gehouden dat de uitdrukking der oogen het geschiktste en zekerste middel is om te bepalen hoe het in 's menschen binnenste geschapen staat. Er zijn dienaangaande zeer schoon klinkende zinnen neêr geschreven: ‘het oog is de spiegel van de ziel,’ zoo luidt het hier, ‘in het oog leest men 't merk van het hart,’ zegt een ander, en wij zouden die aanhalingen nog met een aantal andere kunnen vermeerderen.

Hoe vermetel het ook moge schijnen, wij beweren dat dit een vooroordeel is, hetwelk den weg behoort op te gaan van die zijner makkers welke opgehouden hebben te bestaan. Immers, men kan met de oogen doen wat men wil: zij zijn het beweegbaarste, het inschikkelijkste aller zintuigen; zij hebben eene zachte, strenge, vreeselijke, huichelachtige uitdrukking, al naar gelang wij zelf verkiezen.

Zij kunnen dus onmogelijk altijd een vertrouwbare maatstaf zijn. Neen, wij kennen een veel beter middel om de ziel, het karakter van den mensch te beoordeelen. Wilt gij de gewone denkwijze, de neigingen, deugden en ondeugden van iemand te weten komen, maak dan - lach niet, lezer, - een grondige studie van zijn neus. Alvorens echter onze stelling toe te lichten, moeten wij, tot onze gerustheid, doen opmerken dat hetgeen wij gaan meêdeelen slechts een kort begrip is van de werken der voornaamste gelaat- en zielkundigen die zich met dit ernstig vraagstuk hebben bezig gehouden.

Laat ons eerst eens nagaan welke eischen de kunst aan een volmaakten neus stelt; volgens haar behoort deze bijna zoo lang te zijn als het voorhoofd en bij den wortel een kleine holte te hebben. Van voren gezien, moet het been breed en halverwege eenigzins gewelfd wezen, terwijl de vleugels nagenoeg evenwijdig moeten loopen. Het schot mag slechts een derde zoo lang zijn als de neus, en deze moet bij den boog van het oogbeen minstens een halven duim breedte hebben.

Een neus die al deze eigenschappen bezit, pleit volgens de leer die wij wenschen te verkondigen, ten gunste van hem die er door de natuur meê begiftigd is.

Deze leer biedt den opmerker veel stof tot studie aan, en hoe gemakkelijk zijn die waarnemingen niet te doen! De neus vormt het meest in 't oog loopend gedeelte van het gezicht, hij is geheel bloot, niets staat een aandachtige beschouwing er van in den weg, en wij kunnen derhalve zeggen, gelijk Buffon met betrekking tot den stijl gezegd heeft: de neus is de mensch!

Hoe gelukkig zou het zijn zoo deze wetenschap meer algemeen bekend ware! Gij zoudt dadelijk kunnen zeggen, indien gij in gezelschap van onbekende personen waart, tot wat slag van liê zij behoorden en daardoor zoudt gij nooit gevaar loopen kennis of vriendschap aan te knoopen met wie het beter is geen verkeer te hebben. Of het gevaarlijke, dwaze, domme, of wel goede, brave, verstandige liê waren, daarvan zoudt gij u kunnen overtuigen door eenvoudig een oogslag te werpen op hunnen neus.

Zonder veel moeite zoudt gij door die neusbeschouwing zelfs het beroep van den betrokken persoon te weten komen, want het is bekend dat de bezigheden van den mensch van invloed zijn op zijn gemoedsleven, en dit is het beste af te leiden uit den vorm van den neus.

Zoo verkondigt een neus, die reeds aan den wortel sterk begint te welven, een onbuigzaam karakter, iemand die tot grootsche dingen bekwaam is en zijne plannen niet licht laat varen. Kleine neusgaten verraden wankelmoedigheid, vreesachtigheid, gemis van ondernemingsgeest. Een kleine neus met een spleetje van onder kan toebehooren aan een persoon van doorzicht, maar niet van genie. Zinnelijkheid wordt te kennen gegeven door een neus met breede, sterk beweegbare gaten, maar dit kan ook een teeken zijn van veel gevoel. De afwezigheid van een inzakking nabij het voorhoofd, duidt, tenzij de neus sterk gebogen is, een kleingeestig man aan.

Wat den neus betreft, die bijzonder naar den

[pagina 143]
[p. 143]

mond overhelt, deze doet zijn eigenaar kennen als iemand die zeer teruggetrokken is en veel aanleg heeft voor droefgeestigheid en hypochondrie. Een steile, zoogenaamde grieksche neus kenmerkt een man van beproefde standvastigheid. Deze, men vergeve ons de opmerking, komt zeer zelden bij de vrouwen voor. Na nog vermeld te hebben dat een arendsneus in het geheel niet altijd de eigendom is van een fier en moedig man, gaan wij over tot de mededeeling van den volgenden stelregel, die slechts zeer weinige uitzonderingen heeft: de vorm van den neus, zijne lengte en breedte, zijn in overeenstemming met de verstandelijke vermogens van den persoon die hem draagt.

Laat ons nu eenige geschiedkundige bijzonderheden aanhalen die onze leer nader kunnen toelichten.

Socrates, Xenophon en Esopus hadden een stompneus, of Philosophische neus; men treft dezen intusschen ook wel aan bij menschen die zich veel afgeven met woordspelingen, en een voorliefde hebben voor grove, ruwe spotternij. Alweêr een bewijs dat de afstand tusschen het verhevene en het belachelijke zeer klein is! De platneus is met den stompneus verwant. Die is bij uitstek philosophisch en de bezitter daarvan lacht bijna nooit.

Een neus, wiens breedte bepaald wordt door de twee hoeken van den mond, was het eigendom van Apicius en werd door de ouden ook aan de satyrs toegekend. Dit is voldoende om te doen uitkomen dat het de zinnelijke neus is. Hij die er meê begaafd is, zal altijd een plaats aan een wel voorziene tafel waardig zijn; het drinken is hem aangenamer dan het denken en hij kan veel gemakkelijker een flesch Bourgonje-wijn ledigen dan een gedicht lezen. Intusschen wordt de dikke neus die een weinig gematigd is, het kenmerk van slimheid en verstand, en hij heeft het voordeel van na verwant te zijn aan den langen neus, die, gelijk wij straks reeds lieten doorschemeren, de meest benijdenswaardige is. Aristophanes had er een van deze soort die de gestelde grenzen zelfs te buiten ging: evenzoo was het gesteld met Plautus, die door de kinderen op straat werd nageloopen. Boileau, Racine en Molière kunnen gezegd worden modelneuzen van deze soort gehad te hebben, en ook Walter Scott, Schiller, Lamartine en Victor Hugo bevestigen de waarheid van den stelregel dien wij hebben vermeld.

De wetenschap waarvan wij een denkbeeld hebben trachten te geven, zou, gelijk men ziet, zeer veel nut kunnen stichten indien zij meer en ernstiger beoefend werd. Wat zouden bijv. de neuzen van Napoleon III en Thiers niet gezegd hebben! En hoeveel moeite zou die wetenschap velen onzer kiezers besparen, die niet weten welken kandidaat zij tot hun vertegenwoordiger in den raad van land of gemeente zullen kiezen!

Men heeft tafels opgemaakt om de planten en delfstoffen in klassen te rangschikken; waarom zou men niet hetzelfde doen met betrekking tot 's menschen neus, vooral daar men aldus in staat zou wezen zijn evennaaste bij den eersten oogslag juist te beoordeelen? En in hoevele andere opzichten zou die wetenschap nog van nut zijn; zij zou de plaats kunnen vervangen van geschiedkundige bewijzen en getuigenissen. Wij zouden Alexander den Groote even goed leeren kennen door een aandachtige beschouwing van den vorm van zijn neus als door Apienus en Quinte-Curcius, en de neuzen van Nero en Domitianus zouden ons zooveel te denken geven dat Tacitus teenemale overbodig zou worden. Om kort te gaan, de neus zou de sleutel worden tot de geschiedenis en wij zouden het onschatbaar voordeel hebben van iemands karakter te kennen voordat wij hem nog een enkele daad hadden zien doen of een enkel woord hooren spreken!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken