Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1878-1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.23 MB)

Scans (1427.77 MB)

ebook (28.28 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het geroofde zilverwerk.
Uit den sansculotten-tijd.

Den 17 januari 1793 verscheen in de vergadering der ‘provisoire Representanten van het Vry ende Souvereyn Volk der Stad ende Provincie van Mechelen,’ de kommandant d'Averton, zoo als het proces-verbaal van die vergadering zegt: ‘met eene requisitie in schrifte ende gedrukte copie van het Decreet van den 15 december 1792, tot uytwerkinge van den 4. artikel van het zelve Decreet, verzoekende van hem daer over te geven onze antwoord in schrifte.’

D'Averton eischte den staat der voorwerpen, hier onder beschreven:

10. La Cathédrale, caisse et autres choses précieuses.

20. Les biens et effets de l'Archevêché et ses dépendances.

30. Les différens chapîtres séculiers.

40. Dans les Abbayes et Monastères.

50. Sur les Caisses publiques.

60. Chez les émigrés, Francais ou Indigènes.

70. A la Commanderie.

80. Sur les Titres en Benefices.

90. Sur les Approvisionnements et Subsistances, en laissant toute-fois ce qui sera jugé nécessaire, soit aux Communautés, soit aux Particuliers.

100. Sur les Armes et Munitions de guerre.

Buiten dit alles eischte de tijdelijke kommandant, altijd namens de kommissarissen der Nationale Conventie, de citoyens Camus en Gossuin, dat een beambte van den burgerlijken stand de afgevaardigde kommissarissen zou vergezellen en bijstaan.

Die kommissarissen waren zekere Jean Talmon, Jean Fleury, Jean Le Roy, Charles André... (naam open) en François Bois’ tous soldats de la liberté’; zij moesten de zegels leggen, die soldaten der vrijheid, in de metropolitane kerk, op de geldkassen en andere kostbare voorwerpen; op de goederen en voorwerpen van het aartsbisdom en hunne afhankelijkheden; bij de verschillende seculiere kapittels; in de abdijen en kloosters; op de openbare kassen; bij de uitwijkelingen, zoo fransche als inlandsche; in de commanderye (Pitzemburg); op de titels en beneficiën; ook op de bevoorrading van wapens, krijgsvoorraad en levensmiddelen, echter aan de gemeenschappen en particulieren datgene latende wat hun zou noodig geoordeeld worden.

De heilige vaten en versierselen, noodig tot het uitoefenen van den eeredienst, waren dus van de zegels ontheven, even als hetgeen in de kassen, voor de dagelijksche dienst, benoodigd was. In de particuliere huizen, in de kloosters en geestelijke gestichten liet men de meubels, het linnengoed, het zilverwerk en het keukengerief vrij van verzegeling; doch van alle deze voorwerpen moest inventaris worden opgemaakt en de eigenaars of bewakers bleven verantwoordelijk dat gemelde voorwerpen niet zouden worden ontvreemd.

De kommissarissen ontvingen voor die dienst de noodige inlichtingen; zij moesten in den aanvang gebruik maken ‘de tous les moiens de douceur qui peuvent caractériser une Nation qui ne s'est armée que pour rendre la liberté et la souveraineté aux Peuples, chez lesquelles elle a porté et portera ses armes,’ huichelwoorden, zoo als de tiranny, die zich vrijheid noemde, gedurig en in overvloed bij de hand had. Doch als de kommissarissen weêrstand mochten ondervinden, was het hun toegelaten tot geweld over te gaan.

Wat zou er gebeuren met de zilveren reliquie-kas van den H. Rombout? Dat was de vraag die in de vergadering der wethouderen van de stad Mechelen werd opgeworpen. Men kwam den 19 januari tot het besluit, dat de ‘Heere Communemeester Franco-y-Feo de Briez ende den Heere Raed pensionnaris Goubau verzogt (zouden worden) van naer middag de Heeren Representanten van het Volk te willen gaen spreken om de zilvere Kasse van St. Rombout om de zelve te reclameren als eene Nationale proprieteyt.’

Op dien datum gingen ook de kommisarissen naar de hoofdkerk van St. Rombout. Volgens het proces-verbaal had een burger van Mechelen - een verrader? - hun bekend gemaakt met het bestaan van een kelder, waarin zoo als hij zegde, een aantal kostbare voorwerpen verborgen waren. Toen men een aangewezen steen had opgelicht, vond men inderdaad den ingang van een onderaardsch gewelf en het was de vrijwilliger citoyen Petit, van het 3e batailjon van den Calvados, die in den kelder neêrgelaten werd en beurtelings de volgende voorwerpen aanreikte.

10 Zes groote zilveren kandelaars, met zes voeten; 20 twee kelken, een in goud en de ander in zilver; 30 een gouden ciborie (zilver ver guld); 40 verscheidene heiligen beelden, waarvan een in massief zilver, en twee anderen in zilver verguld; 50 zes kleine zilveren kandelaars, voor den tweeden trap des altaars; 60 verscheiden zilveren wierookvaten; 70 eene groote zilveren lamp; 80 een groot zilveren kruisbeeld, met voetstuk in zilver verguld; 90 een heilig Sacrament in goud, met kostbare steenen, besloten in een leêren koker; 100 een gouden kelk met patene, in een rood marokkijnen doos; 110 een massief zilveren lessenaar; 120 vier andere zilveren kandelaars - verder zilveren schotels; ampullen, een kardinaalsstaf, kruisen enz. enz.

Men vond eene tweede deur, en deze opgebroken zijnde, werden andere zilveren kerkschatten ontdekt. Alle deze voorwerpen werden door de vrienden der vrijheid, door de aanbrengers van het licht, in eene kamer en onder bewaking van een schildwacht, gesloten, alsof het hun eigendom was.

Den 20 januari was een zondag, en het procesverbaal van deze opzoekingen gemaakt, zegt dat men het verzegelen niet kon voortzetten, aangezien men de kerkelijke dienst niet wilde storen. Waar de eerbied zich al nestelde! Wij denken veeleer dat men huiverig was om het onderzoek op dien dag, en tusschen eene gekrenkte en gekwetste volksmenigte, voort te zetten.

Den 21 januari gingen de kommissarissen andermaal naar de metropolitane kerk, doch ditmaal mochten zij zonder iets verder te vinden, terugkeeren; zij bepaalden er zich dan ook bij, eene wacht in de kerk te plaatsen, om de zegels op de sacristijn, de relikwie-kas van St. Rombout, op de archieven en de drie kapellen gelegd, te bewaken.

Wij zegden hooger dat de wethouderen eene reclame hadden ingediend, om gemelde kas als nationalen eigendom te doen beschouwen: de militaire bevelhebber Bergeron, kommandant der stad, gaf aan de heeren, ‘hiertoe gedeputeert,’ eene goede ontvangst en verzocht hun ‘het bewijs van hun geallegueerde.’

[pagina 292]
[p. 292]

Middelerwijl diende het kapittel van St. Rombout's kerk aan denzelfden Bergeron, eene klacht in over het ‘exploit militaire’ dat sedert den 18en januari in de kerk voltrokken werd, ter zijde latende het openbaar protest dat de overheden, door de bewoners en provincie van Mechelen gekozen, tegen het decreet der Nationale Conventie, hadden aangeteekend. Het kapittel beklaagde zich

10 dat de soldaten den 18, met geweld in de kerk waren gedrongen en zich onmiddellijk hadden meester gemaakt van de sacristijnen, zonder het kapittel of een der leden te hebben verwittigd;

20 dat de fransche militairen, strijdig met de hun gegeven inlichtingen en voorscriften, geen kommissarissen, door het metropolitaan kapittel benomd, hebben gerewireerd, ten einde over te gaan tot het leggen der zegels en het opmaken der inventarissen;



illustratie
eene audiëntie bij agrippa, naar alma tadema.


30 het metropolitaan kapittel beklaagt zich over de ruwe beleedigingen, die een zijner leden, kanunnik Ponthieure-de Berlaere, van wege de soldaten heeft ondergaan, toen hij zich ter plaatse begaf, in zijne hoedanigheid van kerkmeester, om den schat aan te wijzen, ‘dien men altijd in oogenblikken van oorlog en omwenteling, verbergt;’

40 dat, strijdig met de voorschriften, de soldaten een aantal voorwerpen (kelken, wierookvat,

[pagina 293]
[p. 293]

kasuifels, kardinaals-ornementen, enz.) onder zegel hebben geplaatst,

50 dat, tegen dezelfde instructiën in, gezegde soldaten de papieren en archieven van het kapittel onder zegel hebben gelegd;

60 dat zij den sleutel der kerkmeesterskamer, waar zij de kostbaarheden geplaatst hebben, in bezit houden en dit zonder de tusschenkomst van het kapittel;

70 dat, sedert 18 dezer, de fransche soldaten dag en nacht wacht hielden in de kerk; dat deze schildwachten in den beuk stoelen verbrand hadden en daar keuken hielden en andere onbetamelijkheden pleegden, inouies chez les Catholiques.

Men ziet in die weinige en tamelijk bedekte regelen, hoe de sansculot hier te lande huishield en hoe weinig eerbied hij toonde voor alles wat ons, katholieken, dierbaar is. Het groote vraagpunt was echter, of men ook de zilveren relikwiekas van St. Rombout, als zijnde de eigendom der kerk, zou aanslaan, of wel dat zij, als zijnde de eigendom van de Mechelaars, zou geëerbiedigd worden?



illustratie
broertje kan loopen, naar meyer von bremen.


In een brief, door de ‘municipaux’ van Mechelen aan generaal Bergeron gericht, lezen wij, dat die kas ten koste van het Mechelsche volk gemaakt en in de metropolitane kerk geplaatst werd, en altijd onder de hoede was geweest van het magistraat der stad, die de kosten van onderhoud en reparatie betaalde, en het kon voor-

[pagina 294]
[p. 294]

zeker niet in den geest vallen der Nationale Conventie, de hand op volkseigendommen te leggen.De eigendom van dit kunststuk werd duidelijk bewezen door de rekeningen van J. van Campenhout, zilversmid, die door Jonkheer Goswinus-Alexander de Richterich, ontvangergeneraal van het inkomen der stad en provincie Mechelen, betaald werden.

‘Item de zelve Kasse gerepareert, wit gezide, en gebruneert, en vacatien tot sluyten en ontsluyten der Kasse.... 150 ‘0 ‘0.’ gedagteekend 1 februari 1793.

‘Betaelt aen de Stads-werklieden achthien guldens over een jaer loon van het af- en opzetten der silvere kasse vers. ult. 8bris 1788 by ord. en quitt. 18 ‘0 ‘0’

‘Betaelt aan den Heere de Bruyn, thien guldens tien stuyvers over een jaer gesloten ende ontsloten te hebben de deuren van den hoogen autaer Sti Rumoldi, verschenen ult. 8bris 1789 bij ord. quitt. 10 ‘10 ‘0.’

‘Betaelt aen de gilde van den ouden Kruysboog dry-en-veertig guldens vier st. over het waeken der silvere Kasse ten tyde dat de zelve is staende in S. Rombouts Kerke, verschenen kersmisse 1788 en Paeschen 1789 daer in begrepen eene gulden vier st. over Pelle-geld bij ord. quitt. 43 ‘4 ‘0.’

‘Betaelt aan Guil. Maes, Meester Silversmid, negen-en-veertig guldens acht st. 6 ds. over leverantie van vier nieuwe silvere krollen aan de silvere kasse St. Rumoldi, etc. bij ord. quitt. 49 ‘8 ‘6.’

Het schijnt wel dat alle die klachten, alle die voorgebrachte stukken moeielijk gehoor vonden, en dit verwondert ons niet. Het was der republiek te doen om te plunderen en te stolen, de hand te leggen op een andermans eigendom en van dat oogenblik is alle redeneering nutteloos! Een aanzienlijk deel der voorwerpen, te Mechelen in beslag genomen, werd dan ook naar Brussel overgebracht. Het waren de ‘soldaten der vrijheid’ Le Roy, Bois en Fleury, die met de overbrenging werden gelast. Volgens de optelling moet er eene goede karvracht geweest zijn. Een zekere du Coudray teekende den 8 maart 1793 een ontvangstbewijs van die inlevering, want men hield er aan te doen gelooven, dat alles regelmatig en rechtvaardig toeging, in de eene en onverdeclbare republiek.

Den 11 maart 1793 deed eenige hoop op verandering zich voor. Generaal Dumouriez, de man die misschien het beste van allen of beter gezegd een der weinigen was, die den geest onzer Nederlanden had begrepen, verschcen in de vergadering der tijdelijke vertegenwoordigers van Brussel; hij was vergezeld van generaal Duval, bevelhebber van Henegouwen en Brabant, en een aantal citoyens, zoo officieren als andere. Na plaats te hebben genomen, drukte de generaal zich ongeveer in de volgende bewoordingen uit:

‘Citoyens, je viens vous déclarer qu'on a commis des fautes et même des crimes contre le Peuple Belge; je vous annonce que je veux faire réparer les unes et punir les autres. On vous a dit tantôt que vous étiez administrateurs, tantôt que vous ne l'étiez pas. Vous l'êtes; c'est le Peuple qui vous a choisis. Rentrez dès ce moment dans toute l'intégrité de vos fonctions.’

Alzoo werden de door het volk verkozen vertegenwoordigers met de woorden vous l'êtes, gij zijt het, in hunne volmacht van bestuurders hersteld. De generaal zegde verder: ‘Je ferai rendre aux églises les vaiselles qu'on en a enlevées d'une manière indécente. Les Français, les Soldats de la liberté ne doivent pas ressembler aux brigands; ils désavouent des actions déshonorantes, et ce n'est ni la Nation, ni l'Armée Française qui sont coupables des torts dont la Nation Belgique a le droit de se plaindre.’

't Was stout en flink gezegd: gij zijt het bestuur en ik zal aan de kerken de vaatwerken doen terug geven, waarvan zij op eene onbetamelijke wijze beroofd werden. Het Fransche volk is aan die onteerende schelmstukken niet plichtig! Ook hier wierp Dumouriez de schuld op de handlangers, die - echter door de Conventie - naar onze provinciën werden gezonden.

In het dagorde dat den 11 maart 1793, 2e jaar der republiek verscheen, zegt de opperbevelhebber dat het fransche volk en de vertegenwoordigers der republiek nooit het inzicht hadden om hier te lande de schelmerij en de heiligschennis (le brigandage et la profanation) te brengen; toch werden die ingevoerd door de agenten van de uitvoerende macht, en dit met eene dwingelandij die de Franschen onteert en de Belgen tot wanhoop voert (une tyrannie qui déshonore les Français et qui met les Belges au désespoir).

Die trek van de walgelijkste schraapzucht (de l'avarice la plus sordide) moet beteugeld worden, om aan alle volkeren te doen zien, dat de godsdienstige denkwijzen door de republiek geëerbiedigd (?) worden, en dat billijkheid en recht het wezenlijk karakter zijn des franschen volks ‘dat, zijne vrijheid veroverend, nieuwe deugden moet hebben erlangd en slechts zijne wapens voor de rechtvaardigheid beschikbaar hebben moet.’

‘En conséquence, voulant réparer le tort que nous a fait dans l'esprit des Belges l'indiscrétion sacrilège des Agents, qui ont fait enlever l'argenterie des Eglises, j'ordonne au nom de la République Française, de la Réligion, et de l'Equité, que toute l'argenterie des Eglises soit restiluée et retablie dans les différens lieux où elle a été enlevée’, dat dus al het zilverwerk aan de kerken ontnomen, op zijne plaats zou worden terug gebracht, terwijl de opperbevelhebber aan alle militaire kommandanten bevool de burgerlijke overheden, in de uitvoering van dit besluit, de hand te leenen.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken