Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 11 (1878-1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.23 MB)

Scans (1427.77 MB)

ebook (28.28 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 11

(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het geroofde zilverwerk.
Uit den sansculotten-tijd.
(Vervolg en slot.)

Eene tweede proclamatie, door denzelfden generaal uitgevaardigd, meldde dat alle besturen werden uitgenoodigd klachten in te dienen, door proces-verbalen gestaafd, tegen de agenten, gekend als Commissaires du Pouvoir exécutif, welke hunnen plicht zouden te buiten gaan en vooral zich aan heiligschennis plichtig maken; die klachten, zegt de generaal, zullen aangehoord en de ontrouwe beambten door de Nationale Conventie aan de strengheid der wetten overgeleverd worden!

Al wie echter zich-zelf wil recht doen, zal op zijne beurt gestraft worden, en wel met den dood, en de dorpen of steden die zich samenscholingen of opruiingen zouden veroorloven, plat geschoten of afgebrand worden. Ten slotte hoopt Dumouriez dat de Belgen de vriendschappelijke gevoelens zullen hernemen (?) die aan vrije volkeren past - een bewijs, dat het rooven en schenden onzer kerken de Belgen diep in het gemoed had gegrepen en zij, om die reden vooral, eene dreigende houding aannamen.

Het is opmerkelijk dat in het midden van al dien franschen dwang, de ‘provisoire representanten’ en het magistraat voortdurend de vlaamsche taal bezigden, voor zooveel zij niet met de hoogere republiekeinsche overheden in betrekking kwamen.

De publiekatie der proclamatie van generaal Dumouriez werd behoorlijk gedaan, en den 13 maart gaf de tijdelijke kommandant, kolonel van het 2e regement kavalerie Le Comte, bevel aan den kommandant Le Roy, de sleutels van de kamer der kerkmeesters terug te geven en den inventaris te maken van het zich daar bevindende zilverwerk, en tevens van dat hetwelk naar Brussel werd overgebracht.

Toen de inventaris te Mechelen gemaakt was, in tegenwoordigheid van de kommissarissen Fleury en Le Roy, werden de kanunniken du Trieu en Smets, alsmede de grafmaker Goris, met de noodige volmacht naar Brussel gezonden, om dat gedeelte van het zilverwerk op te eischen, dat naar deze stad gezonden werd. De afgevaardigden betrouwden echter al te zeer op het woord der proclamatie. Toen de gemelde personen zich in het hotel van generaal Duval aanboden, gaf dezes secretaris hun ten antwoord, dat wel is waar de generaal in last had de bevelen van den opperbevelhebber Dumouriez uit te voeren, doch dat, om de aangenomen wijze van wets-uitvoering te volgen, men zich tot de kommissarissen der Nationale Conventie wenden moest.

De kanunniken gingen op zoek naar het verblijf van gemelde kommissarissen en stonden weldra voor den beruchten kommissaris Camus. Deze antwoordde brutaal: ‘Wij kennen geen bevelen van generaal Dumouriez. Dumouriez heeft ons geen bevelen te geven; wij staan boven hem, wij, de kommissarissen der Nationale Conventie. Men zal u overigens teruggeven wat noodig is tot de eeredienst; doch dit gebeurt niet op het bevel van Dumouriez, die ons geen bevelen te geven heeft. Er moet geen pracht zijn in de kerken: il ne faut point de luxe dans les églises.’

Men ziet, wat eens in de roofzuchtige republiekeinsche handen zat, was er moeielijk uit te halen. Er bestond geen orde in de republiek: ieder ruiter, zooals het spreekwoord zegt, was er kapitein. Onze goede kanunniken gaven zich de moeite met citoyen Camus in redetwist te treden; doch men bespeurde weldra dat die moderne philosooph eenige machtspreuken wist uit te kramen over de primitieve nederigheid der Kerk en der bisschoppen - machtspreuken, die in onzen tijd nog zoo dikwijls voor treffende argumenten moeten gelden. Weldra bekende hij dat de republiek in het verschrikkelijkste geldgebrek verkeerde, zoo dat men zich daardoor gerechtigd waande het geld te nemen waar het te vinden was; doch, voegde hij er bij, alle heiligschenders zal de fransche republiek weten te straffen.

De spotternij zou bitter mogen genoemd worden!

Wij denken dat de kanunniken zich zoo min door die huicheltaal hebben laten bedriegen als wij in onze dagen door die naneven der sansculotten van 1793! In alle geval de afgevaardigden richtten zich tot de rechtbanken en gaven de zaak in handen van desn prokureur Mintens, nabij de St. Tergoelen-kerk wonende, en die ook dezelfde reclame voor het bestuur van gemelde kerk gelden deed.

Het magistraat van Mechelen wendde zich tevens, in dato 17 maart 1793, tot generaal Dumouriez, hem vertoogende dat de kommissanis Camus weigerde gehoor te geven aan de wet en het recht, om de naar Brussel overgebrachte voorwerpen uit te leveren; het voegde er bij dat het kapittel der kerk zich tot de muncipaliteit der stad had gericht, gelast met de uitvoering der wetten, ten einde alzoo de bescherming tegen die schending van eigendom te bekomen.

Het magistraat ‘der vrije stad Mechelen,’ zegt het vertoog aan den generaal, ‘een zoo billijken eisch aanvaardende, verzoekt den citoïen opper-generaal Dumouriez in aanmerking te nemen, dat het wegvoeren van gezegde voorwerpen, niet door de wet of den rechter gemachtigd zijnde, alleen als eene geweld kan worden beschouwd.’ Met fierheid gaat het magistraat voort: dat de inwoners van Mechelen vrij en onafhankelijk (?) zijn; dat zij aan geen vreemden wil kunnen worden onderworpen (?) zonder dat men in hen de eerste grondbeginselen der vrijheid kwetse.

Krachtens de proklamatie van den generaal moesten dus de zilveren voorwerpen en andere kostbaarheden aan de kerk van Mechelen worden terug gegeven, en die teruggave durfde het magistraat van den opperbevelhebber, zoo doordrongen van gevoelens van recht en billijkheid, verwachten.

Den volgenden dag, dus den 18 maart - men ziet, de afgevaardigden gunden zich geen rust - ten 5 ure des namiddags verschenen zij voor generaal Duval, hij, die gelast was de bevelen van generaal Dumouriez ten uitvoer te brengen. Deze, namelijk de eerste, had een oogenblik gedacht de vraag te kunnen inwilligen, aangezien Mechelen niet met Frankrijk vereenigd was, doch de kommissarissen der Conventie, met welke hij over het punt had gesproken, waren van meening, dat men slechts datgene lossen zou wat hoogst noodig was voor de uitoefening van de eeredienst; dat het overige, effêts superflus, waarvan reeds een gedeelte gebroken was, onder de handen der republiek bleef tot dat er nader over beschikt was.

De afgevaardigden merkten andermaal op, dat Mechelen nog een vrij en onafhankelijk gebied was, en de wetten der fransche republiek daar niet van kracht konden zijn. Machtelooze protestatie! De meerderheid der Belgen, zoo beweerde de generaal, avait émis son voeu pour la réunion à la, France (!) en het zou moeielijk zijn, dat een hoekske grond van België van het overige des lands afgescheiden blijven zou. Trouwens binnen kort zouden de kommissarissen der republiek zich naar Mechelen en Antwerpen begeven, om

[pagina 299]
[p. 299]

daar het volk over den vorm van gouvernement, dien het wilde aannemen, te raadplegen.

Wij kennen die keuze; men weet hoedanig die uitdrukking van den volkswil in onze gewesten bekomen werd! De generaal zegde het overigens zeer duidelijk, dat het volk van Mechelen, s'il ne vouloit pas se conformer aux intentions de la France, pourroit être traité par conquéte, dat is met geweld tot de inzichten van Frankrijk zou kunnen worden gebracht.

Nog maakten de afgevaardigden de opmerking, dat de verovering, conquête, volgens de door Frankrijk aangenomen grondbeginsels, geen recht hoegenaamd op het volk gaf; doch de generaal stelde de volgende keuze: òf Mechelen zal vrij en van Frankrijk afgezonderd zijn, en in dit geval zal het wel is waar niet aan de wetten onderworpen worden; maar het zal altijd moeten betalen in de overgroote onkosten die Frankrijk zich heeft opgelegd, om aan België de vrijheid te geven; òf het zal met Frankrijk veree nigd worden, en in dat geval zal men deze provincie behandelen gelijk de andere gedeelten van Frankrijk, en indien de fransche wet decreteert dat het overtollige, le superflu, der kerken aan de hoogst noodwendige zaken moet besteed worden, zal het zich daaraan moeten onderwerpen.

Alzoo, in ieder geval, bestolen!

Na die verklaring werd het schier nutteloos bij den opperbevelhebber verder aan te dringen; men vroeg dan ook slechts zes of zeven voorwerpen terug. Wat de relikwie-kas betreft, deze was, op vertoon der bewijsstukken, ontzegeld, doch de besluiten van het sansculottism waren zoo wispelturig, dat men niet wist in hoe verre die ‘volks-eigendom’ later zou gespaard worden, wanneer het verblijf der Franschen hier te lande nog zou worden gerekt.

In een dagverhaal van dien tijd wordt gemeld dat de citoyens Camus en Gossuin, kommissarissen der Nationale Conventie, den 16 januari 1793 ten half 7 des avonds, te Mechelen aankwamen en afstapten in de herberg de Kraan. De verzegeling, waarvan hooger sprake was, had in alle geestelijke gestichten en kerken plaats, doch om in de eerste behoeften te voorzien, lichtte men 100 fransche kronen (600 pond tournois) uit de kas van den ontvanger-generaal de Richterich. Men kon toch niet verzegelen zonder geld, en voorschotten doen, viel niet in den smaak der republickeinen!

Nog andere punten ontleenen wij aan meergemelde kronijk.

Dat er slechts wet en recht bestond in woord en niet in daad, wordt andermaal bewezen door het antwoord van generaal Bergeron, die op een request van wege het magistraat, de onwettigheid der in beslagneming bewijzende, antwoordde je passerai outre: ik zal het toch doen.

De aanvoerders der vrijheid waren dwingelanden in den hoogsten graad, en om geene nieuwe ‘beeldstormerij’ te zien aanvangen, moest men de geslachtwapens en blazoenen in de geschilderde kerkvensters, met eene laag verf overstrijken of dezelve wegnemen, omdat ‘de fransche natie, in de uytgedroomde egaliteyt, (die) niet en verstont te leyden.’ Hetzelfde had plaats in andere kerken, gildekamers, ambachts-kamers, ‘uyt vreeze der wanorders van de zoogenaamde sansculotten, die eerstdaags verwacht wierden.’

De voorzorgen, den 29 februari genomen, waren niet nutteloos, want de schrijver van het dagverhaal zegt, onder dagteekening van 2 maart: ‘Den 2 Meert 's morgens vroeg wilde de Stad doen weg nemen het Wapen van Keyzer Karel den V., dat, zeer konstig door twee sittende leeuwen opgehouden, in beeldwerk boven de poorte van 't Paleys van den Grooten Raede in den voor-gevel stond, ende dat door het oproerig volk van 1789 en 1790 al wat geschonden, ten jaere 1791 door de Stad wederom herstelt was, maer de werklieden daer aen bezig zynde, en weg-genomen hebbende de planken, waer mede dat Wapen al lang verborgen en uyt het gezigt gehouden was, zyn sy door de Fransche, die daer recht tegen over in het huys der gewezene Jesuïeten laegen, overrompelt en hebben deze met geweld dat Wapen afgetrokken ende in stukken geslaegen.’

De officieele stukken maken geen melding van de poging tot redding van eenige kostbare voorwerpen, onder ander het relikwie-kaske van den H. Rumoldus; doch het dagverhaal meldt, dat dit voorwerp, waarin de overblijfsels van den vereerden heilige berustten, den 13 februari naar het huis van den kanunnik Smets werd gedragen, doch den 23 maart naar dat van den grafmaker Goris, op den hoek der Begijnenstraat, werd overgebracht.

Ook geeft het dagverhaal, ter aanvulling van de reeds ontleedde officieele stukken, eene beschrijving van de wijze, waarop het zilverwerk, uit de kerken geroofd, naar Brussel werd gevoerd: ‘Den 7 van Meert in den avond was gansch het Garnizoen in de wapens op de groote Merkt; men sloot alle toegangen van de groote Kerke af; men bezette de Wolle-Merkt, het kerkhof, de straete onder den Thoren; men dede des nachts zeer sterke patrouillen door gansch de stad, en onder die voorzorgen wierd het Silverwerk van S. Rombauts Kerke naar Brussel vervoert.’

De maatregels waren blijkbaar niet nutteloos: het volk zou wellicht die onmeetlijke dieverij niet straffeloos hebben laten plegen.

Den 24 maart moesten echter de Franschen plotseling opbreken. Het was 11 ure voormiddag. Ten 5 ure des namiddags werd de stad door Oostenrijksche troepen bezet, ‘onder het luyden der Klokken, het spelen van den Beyaerd, ende den vreugdegalm der inwoonders... Den 25 is het Silverwerk dat met stukken in de Munte tot Brussel by- een vergadert was, door de voorzegde Gedeputeerden in dry tonnen naar Mechelen in het Seminarie gebragt, alwaer die van de Kerke ider het hunne weder bekomen hebben. Niet is er geheel gebleven dan de kostelijkste Remonstrantie, en veel word'er gemist.’ Dat was te begrijpen!

Wat nu het relikwie-kaske van den H. Rumoldus betrof, dit werd den 27 maart uit vrees voor verdere troebelen bij den grafmaker Goris in den grond gegraven, en den 20 april onder getuigen weder opgehaald. Trouwens van elk der reizen die deze kostbaarheid gemaakt had, was behoorlijk procesverbaal opgesteld. ‘De completen naar middag geeyndigd zynde, wierd dit reliquie-kasken, geplaetst op eene kleyne berrie bedekt met afhangende rood fluweel in 't goud geboord, door eene plegtige Processie uyt dat huys gehaelt.’

De broederschappen der verschillende kerken vergezelden dien optocht.

Den 22 april 1792 togen de commune-meester Van den Bossche, jonkheer de Burlet en heer J. Willems, schepenen, vergezeld van verschillende, door het magistraat benoemde personen en de leden van het kapittel, naar de groote choor der metropolitanekerk, om aldaar de groote zilveren relikwie-kas te openen en de daarin berustende relikwiën, besloten in eene houten kas, weg te nemen ten einde tot de zuivering der eerstgenoemde over te gaan.

De relikwiën, uit de kas genomen zijnde door kanunnik Hulleu, werden door vier kapellanen en begeleid door brandende flambeeuwen ‘in eene bovenplaetse van het Capittel-huys’ gebracht en daar op eene tafel geplaatst. Den 6 juli, nadat de zilveren kas door den zilversmid Maes gezuiverd en gerepareerd was, werden de relikwiën andermaal in genoemde kas gelegd en onder getuigen gesloten. Het houten koffer, waarvan hier sprake is, was met rood fluweel bekleed, omsingeld door drie cachetten met het wapen van Zijne Em. den kardinaal.

Den 15 mei had de groote mis van dankzegging plaats. De klokken luidden, de beiaard speelde, de kerk was in vollen luister, het altaar ‘met buyten gewoonelijk vele wassche keerssen verlicht,’ en het biddende volk vulde de kerk op om God te danken voor de verlossing van de vrijheidsvrienden.

Den 6 juli, met stadskermis, werd de zilveren kas ‘in de processie langs de Stad naer ouder gewoonte omgedraegen, het gene een-ider vele voldoeninge by-bragt.’ En wat niet minder voldoening bijbracht, was, dat men ontslagen was van de kerkroovers, die beweerden ons de vrijheid te brengen en ons integendeel niets dan ramp en onspoed aanbrachten; doch men betreurde altijd een aantal kunstschatten en heiligdommen, die blijkbaar door dezen en genen werden gestolen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken