Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 13 (1880-1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 13
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.24 MB)

Scans (1396.84 MB)

ebook (31.83 MB)

XML (3.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 13

(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Nuttige wenken en opmerkingen over land- en tuinbouw.

Bloementeelt.

Tulpen als kamerbloemen. Om tulpen in de kamer te hebben geve men den bollenhandelaar, van wien men de tulpen koopt, op, dat ze binnenshuis moeten bloeien.



illustratie
tropee van klompen, ten toon gesteld door den heer vanhiel-moersdijk te brussel.




illustratie
katoenspinnerij.


Men plant de tulpen in ouderwetsche aarden potten van ruim I dM. wijdte, welke met vruchtbaren hofgrond zijn gevuld. Nieuwe potten verdienen aanbeveling boven oude, omdat de eerste beter warmte en lucht door hare wanden laten trekken. Gebruikt men echter oude potten, dan is het noodig die vóór het gebruik te zuiveren met zeepwater om het groene omkleedsel, dat dergelijke potten gewoonlijk omgeeft, zoo goed mogelijk te verwijderen. In potten van de opgegeven grootte plant men gewoonlijk drie bollen bijeen; in grootere potten kan men er natuurlijk ook meer plaatsen, hoewel ik niet kan aanraden te veel tulpen in denzelfden pot te plaatsen. Bij de planting zij men er verder op bedacht de bollen onder en boven van het bruine omkleedsel te ontdoen, gelijk ik dit reeds vroeger opgaf. Men plant de bollen in den pot slechts zoo diep, dat het bovenste deel van elken bol met den bovenrand van den pot gelijk komt te staan. Na de planting drukke men de aarde rondom de bollen goed vast aan om het oplichten bij de wortelschieting te voorkomen. De verdere behandeling hangt voor een groot deel af van de verschillende omstandigheden, waarin zich iedere bloemenvriend bevindt. Hij, bijv., die over een hoekje grond kan beschikken, make nu in den vollen grond een ondiep kuiltje, waarin hij de potten plaatsen moet. De aarde, welke uit het kuiltje is gekomen, strooie hij op en tusschen de potten maar hij zorge er voor dat er niet meer dan engeveer 1 dM. aarde boven op de potten komt te liggen. Hier late hij de potten nu rustig staan tot het midden van december. Begint het te vriezen, dan is het echter noodig over het plaatsje, waar de potten begraven zitten, wat stroo of blaêren te werpen, niet om de tulpen voor bevriezen te vrijwaren, maar om ze in december gemakkelijk uit den grond te kunnen nemen. In die maand brengt men de potten nu in de huiskamer. Hoe minder warm het in die kamer is en hoe beter de tulpen hier van het zonnelicht kunnen genieten, hoe beter ze zich ontwikkelen en bloeien zullen. Zoodra zich de bloemen beginnen te openen, onttrekt men ze echter aan 't zonnelicht, wijl ze dan minder spoedig uitgebloeid zijn. Hij, die zijne potten niet in den grond kan graven, late ze na de planting eenige weken buiten staan en brenge ze eerst binnen als het sterk begint te vriezen. Gedurende de ontwikkeling der plant mag men de tulpen in potten niet veel water geven; bloeien ze echter dan vragen zij eene tamelijke begieting. Veel warmte is echter steeds nadeelig voor hunnen bloei.

Groenteteelt.

Bewaring van roode koolen. Langzamerhand begint reeds de tijd te naderen. waarop de meeste groentesoorten den open grond moeten verlaten en geborgen moeten worden voor den vorst. Ook de koolsoorten, hoe forsch zij er ook uitzien, kunnen den vorst voor 't meerendeel niet verdragen en verlangen beschutting. 't Is zeker haast aan ieder bekend dat de verscheidenheid der koolsoorten, welke algemeen witte kool genoemd wordt, niet gedurende den wintertijd wordt bewaard maar dat deze variëteit reeds in de herfstmaanden wordt ingemaakt om in den winter ons de bekende zuurkool te geven. Zeer algemeen bekend is 't voorzeker ook dat eene andere verscheidenheid van kool, gewoonlijk roode kool genoemd niet wordt ingemaakt voor wintergebruik maar steeds zoo lang mogelijk versch wordt gegeten. Minder bekend is het echter misschien hoe het mogelijk is roode koolen lang versch te houden, ook in die maanden als de versche groenten bijna geheel ontbreken. Een paar woorden dus, over de bewaring van roode koolen gedurende den winter, zijn hier denkelijk welkom. Zoodra dan de maand november in 't land is, maakt men op eene zeer drooge plaats in den hof een langwerpigen kuil van ongeveer 1 M. breedte en ruim 3 dM. diepte. De lengte van den kuil meet men natuurlijk af naar de hoeveelheid roode koolen, welke men bewaren wil. Is de kuil gereed, dan neme men de gaafste en meest volwassen koolen bij droog weêr uit den grond, juist zoo als zij gegroeid zijn: men snijdt ze niet af, maar trekt ze uit met wortel en al. Nu plaatst men de koolen op den bodem van den kuil naast elkander, met de wortels omhoog en met de koppen omlaag. Zijn ze allen in den kuil, dan werpt men de uitgegraven aarde tusschen de koolen in om de overgebleven ruimten te vullen. De overige aarde werpt men zóólang tusschen en op de koolen tot er van dezen niets meer dan het bossige wortelgestel te zien is. De hoeveelheid aarde is dik genoeg om de koolen den ganschen winter voor den vorst te beschermen. Evenwel handelt men goed, zoo men over den hoop wat dorre boomblaêren werpt om den vorst te beletten den grond hard te maken en op deze wijze het uitnemen der koolen gedurende den strengsten winter te bemoeielijken. Het is op deze eenvoudige manier dat men roode koolen tot februari kan bewaren. Is die maand echter gekomen en is de voorraad nog niet verbruikt, dan doet men wel de overige uit te halen en ze op eene luchtige, vriesvrije plaats op te hangen tot verder gebruik. Is de hof vochtig en nergens eene drooge plaats te vinden, dan maakt men geen kuil ter bewaring, maar plaatst de koolen op den beganen grond op de opgegeven wijze naast elkaar en overdekt ze te gelijker hoogte met aarde, welke men uit voren, die men langs de bewaarplaats maakt, kan wegnemen. De koolen blijven even versch en smakelijk alsof ze pas waren gegroeid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken