Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 13 (1880-1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 13
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.24 MB)

Scans (1396.84 MB)

ebook (31.83 MB)

XML (3.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 13

(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Nuttige wenken en opmerkingen over land- en tuinbouw.

Boomteelt.

Het vermenigvuldigen van vruchtboomen door zaad. II. In een voorgaand nummer gaf ik eenige wenken over het voornaamste punt, waarop men bij de voortteling van appel- en pereboomen door zaad te letten heeft en wel over de behandeling en bewaring der pitten, voor de zaaiing bestemd. Ik wil thans over een tweede voornaam punt bij deze cultuur spreken en eenige opmerkingen in het midden brengen over de bewerking en bereiding van den grond, waarop de zaden van appel- en pereboomen zullen gezaaid worden. Een eerste vereischte bij de keuze van dien grond - afgezien natuurlijk van zijne hoogere of lagere ligging, waarover ik in het vorige nummer sprak - is, dat hij overal goed door de zon kan beschenen worden. Onverschillig of men in november of maart zaait, steeds blijft dit vereischte bestaan. Eene zaaiing op eene beschaduwde plek zou zeer slechte uitkomst geven en misschien voor altijd den lust voor deze nuttige en aardige cultuur bij den liefhebber geheel uitdooven. Eene zonnige plek dus moet men er voor uitzoeken en eerst nadat men die gevonden heeft, kan men op het gelukken der vermenigvuldiging door zaad voor een gedeelte rekenen. Deze plek nu moet zeer diep worden omgespit en op zeer schrale gronden rijkelijk van mist worden voorzien. Het verdient hierbij groote aanbeveling de aarde lang voor de zaaiing te bewerken en te bemisten. De grond wordt hierdoor los en luchtig en de mist

[pagina 88]
[p. 88]

is verrot als de pitten ontkiemen; de jonge worteltjes der boomkens vinden dan dadelijk bij hun ontstaan opneembaar voe[ds]el en een geschikt terrein voor hunnen groe[i] en verdere ontwikkeling. Men moet er ook vooral voor zorgen dat de aarde diep wordt losgen aakt en dat de mist overal in den grond verspreid wordt. Niet alleen dus boven, maar ook on[de]r in de aarde moet mist gevonden worden, zal de zaaiing kans van slagen bieden. De beste mis is een zoo genaamde mengselmist of eene vereeniging van verschillende stoffen, welke voor plantenvoedsel kunnen dienen. Het is natuurlijk eerst noodig die stoffen vóór de bemisting met elkander te vermengen, opdat de vereeniging zoo volkomen mogelijk zij. Als bestanddeelen van het mengsel, die voor alle grondsoorten nuttig zijn, neme men vooreerst ouden, goed verteerden stalmist en fijne steenkoolasch. Kan men als stalmist enkel mist van runderen krijgen, dan verdient deze de voorkeur. Bij deze beide stoffen voege men nu wat goed verdeeld en zuiver kalkpuin van oude muren, wat hout- of turfasch en, zoo men die voorhanden heeft, eenige goed vaneen gereten wollen lompen. Deze stoffen menge men zoo innig mogelijk met de voorgaande bestanddeelen en brengt ze daarna op de plaats, waar men vóór of na den winter de pitten wil uitstrooien. Hier spitte men ze dadelijk onder, opdat er niets van voor de plantjes verloren ga en daarna gaat men over tot de zaaiing, waarover ik in een volgend nummer spreken wil.

Landbouw.

Iets over weiden. II. Ik wees er in een vorig nummer reeds op, toen ik over hetzelfde onder werp sprak, dat het gewoonlijk een teeken is eener slechte behandeling als men een weiland ‘scheuren’ moet. Eene goede weide behoeft nooit voor een tijdlang als bouwland gebruikt te worden met het oog om ze hierdoor te verbeteren. Maar zal een weiland goed heeten en goed blijven, dan moet het goed onderhouden worden en in het voor- of najaar terug ontvan-



illustratie
het eerste lokomotief.


gen, wat het vee er gedurende den vorigen zomer aan onttrok. De verstandige landbouwer zorgt er dus steeds voor dat hij in november of maart genoeg mist voorhanden heeft om zijn weiland van mist te voorzien. Hij verzamelt gedurende den zomer allerlei stoffen om den groei van het gras te bevorderen, als zijn vee in den herfst stalwaarts is gekeerd of den stal in de lente nog niet heeft verlaten. Heeft hij eene hooge en drooge weide, waar, door overstroomingen in den winter, geen water komen kan, dan bemist hij deze in november of december; bezit hij daarentegen een laag en nat weiland, dat dikwijls van het overtollige water te lijden heeft dan wacht hij met de bemisting er van tot in maart. Ik zei dat de verstandige landbouwer als mist voor zijne weiden allerlei stoffen gebruikt. 't Zal denkelijk noodig wezen dat ik eene nadere omschrijving van die stoffen geef en dit te meer, daar nog veel landbouwers in de meening schijnen te verkeeren dat enkel stalmist als bemisting voor weilanden in aanmerking komen mag. Wanneer dus de nadenkende boer in den zomer de slooten tusschen zijne weiden moet opgraven om zijn vee in zijn eigendom te houden, dan verzamelt hij alle waterplanten en kruiden, welke in die slooten groeien en brengt die op een hoop bijeen. Hierbij voegt hij den uitgegraven bagger en modder benevens alle stalmist, welke hij, zonder dat hij zijn bouwland benadeelt natuurlijk, te missen heeft. Bij dit mengsel brengt hij vervolgens alles wat maar eenigszins eene mistende waarde hebben kan: hout-, turf- en steenkoolasch, onkruiden van akker en tuin, bloed, roet, vet, kalk, kaf, kippen- en duivenmist, overblijfselen van doode dieren, afval uit de huishouding, enz., enz. Van tijd tot tijd, bijv. om de maand, wordt hei mengsel goed omgezet en met zoo genaamd stalkwater of aalt overgoten om de ontbinding der stoffen te bespoedigen en de vruchtbaarheid van den hoop te verhoogen. Ook urine en vloeibare beer zijn bij uitnemendheid geschikt om de rotting te bevorderen en de waarde van het mengsel voor het weiland hooger te stellen. In den weidetijd gaat de boer, die eenige kennis van de grassen en hunne meerdere of mindere voedingswaarde heeft, dikwijls na welke nuttige kruiden en grassoorten op zijne weide niet voorkomen. Heeft hij dit gedurende den groeitijd der planten goed waargenomen en hiervan aanteekening gehouden, dan koopt hij de zaden der ontbrekende grassen en kruiden aan om ze, vóór dat hij zijne weiden met de verzamelde stoffen bemist, over de wei landen te zaaien. Op deze wijze behandela, behoeft een weiland nooit gescheurd te worden, wijl het nooit zijne vruchtbaarheid verliest. In een volgend nummer zeg ik iets over de behandeling van weiden, welke men gedwongen is te scheuren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken