Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 13 (1880-1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 13
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.24 MB)

Scans (1396.84 MB)

ebook (31.83 MB)

XML (3.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 13

(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het kunstmatig uitbroeiën van eieren.

In een vroegeren jaargang hebben wij eene beschrijving gegeven der verschillende perioden van ontwikkeling van het ei; wij deden daarbij uitkomen hoe de natuurlijke warmte van den broeienden vogel die ontwikkeling der kiem te voorschijn roept en bevordert. Het uitbroeien van het ei langs den natuurlijken weg, d.i. door de ouders, is in 't geheel geen vereischte om uit het ei het jong te voorschijn te doen komen: een zekere en gelijkmatige warmtegraad is daartoe voldoende. Daaruit blijkt, dat het uitbroeien der vogeleieren ook langs kunstmatigen weg kan geschieden, en werkelijk werd en wordt zulks op meer of minder groote schaal toegepast.

In warme gewesten, waar de temperatuur van de lucht en den bodem meer overeenkomst heeft met de natuurlijke warmte der dieren dan bij ons, moest men wel het eerst tot de ontdekking gekomen zijn, dat vogeleieren ook zonder de hulp der ouders uitgebroeid kunnen worden, en inderdaad waren de Egyptenaren en Chineezen reeds vroegtijdig met deze daadzaak bekend. In de fellah-dorpen van Egypte wordt nog tegenwoordig het kunstmatig uitbroeien der eieren op de zelfde manier beoefend, als voor tientallen van eeuwen. Het grootste gedeelte der bevolking, die in hoenderteelt haar voornaamste middel van bestaan vindt, drijft dezen tak van nijverheid op kunstmatige manier. Iedere inrichting bestaat uit 4 tot 12 ovens, die van beide zijden door een middengang doorsneden worden; elke oven, die altijd overwelfd is heeft den vorm van een kubus en is 2.8 meter lang, breed en hoog. Vier stammen van palmboomen, ongeveer 80 centimeters hoog, dragen een leemen bodem, die het geheel in een boven- en benedenverdieping verdeelt. De beide verdiepingen staan met elkander in gemeenschap door eene vierkante opening, welke in den leemen bodem aangebracht wordt. De beide verdiepingen zijn van uit den middengang door twee deurtjes toegankelijk. Deze ovens worden gewoonlijk slechts eens in het jaar en wel gedurende de maand Ramadan (februari) gebruikt, daar omstreeks dien tijd in Egypte de eieren het goedkoopste zijn. Vóór het broeien is echter een lange voorbereiding noodig, en reeds in het midden van januari wordt in de benedenverdieping van den oven klein gekapt tarwestroo uitgeschud en, bij gesloten deuren, aangestoken. Bij matigen luchttoevoer verbrandt het stroo uiterst langzaam, zoo dat het eerst na verloop van twintig dagen geheel verteerd is De oven is daardoor gelijkmatig verwarmd en geeft goeden waarborg voor de gelijkmatige ontwikkeling der eieren. Dezen worden zonder verdere voorbereiding in de uitgedoofde asch der benedenverdieping gelegd, en wel in 4000 à 6000 stuks. Een fellah neemt de leiding van het uitbroeren op zich en zondert zich met dat doel geheel van de buitenwereld af. Hij begeeft zich in den middengang, welks deuren achter hem gesloten worden en blijft gedurende twee weken onzichtbaar. Als welverdiende vergoeding voor zijne eenzaamheid reikt men hem door de luchtgaten in den zoldering van den gang de beste levensmiddelen toe, welke in het dorp te verkrijgen zijn. Zijne werkzaamheid bestaat hierin, dat hij in de bovenverdieping van den oven voortdurend kleine partijen stroo ontsteekt, en daardoor de eieren steeds warmte van boven toevoert. Na verloop van twaalf dagen wordt al het vuur uitgebluscht, de eieren worden van de beneden- naar de bovenverdieping overgebracht en alle openingen en deuren gesloten. Na nog vijf dagen wordt de bovenste deur geopend en de kiekens zijn uit het ei gekropen. Deze eenvoudige handelwijze geeft de beste uitkomsten; men verzekert dat 6000 eieren 4000 kiekens leveren en, in het ongunstigste geval, nog altijd 3000.

De Chineezen broeien de eieren - en wel hoofdzakelijk eendeneieren - in vaten uit, en ook deze handelwijze is zeer eenvoudig; deze nijverheid wordt hoofdzakelijk in Midden- en Zuidelijk China gedreven, van waar de eieren naar het Noorden uitgevoerd worden.

In Europa was voor ruim honderd jaren Réaumur de eerste, die belangwekkende bijzonderheden over het kunstmatig uitbroeien van vogeleieren bekend maakte; Bonnemain echter was de eerste, die met groote opmerkzaamheid en omzichtigheid alle omstandigheden van het broeien bestudeerde en later het bedrijf met goed gevolg en in het groot uitoefende. Voor de groote revolutie voorzag hij de parijsche markt van voortreffelijk gevogelte en wel in een tijd van het jaar, waarop anders geene jonge hoenders te bekomen waren. De stormen der omwenteling deden ook deze inrichting te gronde gaan en sedert is geen ander meer in zulk een graad van volkomenheid in het leven getreden. Inrichtingen van dergelijken aard werden wel te voorschijn geroepen, maar zonder het gunstige gevolg, dat men er zich van voorspeld had.

In den laatsten tijd is echter de opmerkzaamheid opnieuw en in verhoogde mate op het kunstmatig uitbroeien der eieren gevestigd; men heeft het zelfs zoo ver weten te brengen dat de haudelwijze een bijna wiskunstige zekerheid van welslagen geeft; terwijl men inzag dat de zoo veel mogelijk getrouwe navolging der natuur de meeste kans van gelukken gaf, bestudeerde men het broeiingsproecs in al zijn onderdeelen en paste de gemaakte bevindingen op de natuur toe. Het ei moet door de broeimachine steeds van boven verwarmd worden, want bij de horizontale ligging van het ei bevindt de kiem zich steeds op de hoogste plaats en ontvangt de warmte rechtstreeks en Zoodra de hen het ei aanraakt; de warmte moet met de grootste zorgvuldigheid steeds gelijkmatig op 32 graden gehouden worden, maar men mag niet verzuimen de eieren van tijd tot tijd af te koelen, want ook de hen verlaat nu en dan het nest, en wel verre dat dit afkoelen als een gebrek te beschouwen is, is het tegendeel voor het embryo van groote beteekenis. Wanneer het ei namelijk afkoelt, ontstaat er een ruimte met verdunde lucht en door de poreuze schaal wordt zuurstof opgenomen. Het afkoelen vergemakkelijkt daardoor de ademhaling

Verschillende broeitoestellen zijn voorgeslagen; sommigen zijn hoogst eenvoudig en primitief, anderen zijn zeer kunstrijk ingericht; bijna allen leveren bij de noodige opmerkzaamheid bevredigende resultaten. Verwarmt men een groote blikken kist of trommel, met water opgevuld, aan een der hoeken door een spiritusvlam, legt men de eieren in een tweede, kleinere, met wol en zaagmeel goed voorziene vlakke houten kist, en plaatst deze onder de grootere, en wel zoodanig dat de eieren den bodem er van raken. dan heeft men een bruikbaar broei-toestel, dat

[pagina 196]
[p. 196]

goede resultaten kan opleveren, wanneer men zich de moeite wil geven drie weken lang voortdurend den thermometer in de kist met water gaê te slaan en op de zelfde hoogte te houden. Een zoodanige handelwijze loont echter de moeite niet, en met een of meer kiekens wordt het zelfde doel veel gemakkelijker bereikt. Een klein broei-toestel dat slechts 30 à 40 eieren bevatten kan, heeft slechts in bijzondere gevallen eenige waarde.

Alleen toestellen, die hunne warmte zelf regelen, zullen in de practijk van nut zijn; ook deze zijn gevonden, zoo dat ze niet meer dag en nacht behoeven bewaakt te worden. Doch ook na het broeien, wanneer het kieken uit de schaal gekomen is, behoeven de jonge dieren nog geruimen tijd eene verhoogde temperatuur, als vergoeding voor het gemis van de natuurlijke warmte der moeder. Bij de inrichtingen voor kunstmatige uitbroeiing heeft men daarom bijzondere vertrekken, die wederom van boven verwarmd worden en waarin de jonge hoenders hun voedsel ontvangen en tevens gelegenheid hebben zich naar hartelust te bewegen. Intusschen heeft dit juist de meeste bezwaren in, en menige proef mislukte, doordien men de eenmaal uitgekomen kiekens niet in het leven kon behouden.



illustratie
de weduwe van den krijgsman.


Het vraagstuk om hennen langs kunstmatigen weg uit te broeien of ze op te voeden kan als opgelost worden beschouwd, maar in de practijk

[pagina 197]
[p. 197]


illustratie
p.j. joubert.




illustratie
paul krüger.




illustratie
transvaalsche boeren in het gevecht.


[pagina 198]
[p. 198]

heeft men er tot heden weinig voordeel van gehad, daar de voor het doel benoodigde toestellen te kostbaar en de bezwaren bij de kunstbewerking te groot zijn. In den gewonen broeitijd verdient daarom het natuurlijk uitbroeien der eieren de voorkeur boven den kunstmatigen weg. In Frankrijk, waar de hoenderteelt bijzonder practisch en met het beste gevolg gedreven wordt, heeft het kunstmatig uitbroeien geen vasten bodem kunnen winnen. Men laat er echter de hennen niet broeien, maar bedient zich hoofdzakelijk van kalkoenen, die een groot aantal eieren bedekken kunnen en drie nesten met eieren achter elkander kunnen uitbroeien. Men zet gewoonlijk gelijktijdig meerdere kalkoenen te broeien, en terwijl men de kiekens, dikwijls 30, 40 of 50 in getal, aan de zwaksten ter bewaking toevertrouwt, ontvangen de overigen aanstonds weêr versche eieren. De kalkoenen schijnen dus de beste levende broeimachinen te zijn; ze zijn goedkooper dan groote toestellen, zorgen uitstekend voor de eieren en de jonge kiekens en doen niets van het kapitaal verloren gaan.

Hebben dus de toestellen tot het kunstmatig uitbroeien van eieren in gewone gevallen weinig practisch nut, althans in de koudere landen, iets anders is het, wanneer men jonge kiekens wil hebben in een jaargetijde, wanneer ze langs den gewonen weg niet te verkrijgen zijn; ook in gevallen waarin het natuurlijk broeien niet uitvoerbaar is of als bijzonder kostbare eieren moeten uitgebroeid worden, bezitten ze altijd een bijzondere waarde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken