Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1881-1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.05 MB)

Scans (1450.37 MB)

ebook (27.56 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1881-1882)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De loterijen in Nederland.

I.

Van een haarlemschen schoenmaker wordt verhaald, dat hij driemaal achter elkander den hoogsten prijs won in de nederlandsche Staatsloterij. Alvorens hij de eerste maal zich door het lot zoo begunstigd zag, was hij een vlijtig, oppassend huisvader, die met hard werken zijn huishouden kon onderhouden. Zoodra hij echter het geld ontving, werd hij een verkwister en dronkaard en teerde en smeerde tot de laatste cent verdwenen was. Gemoedelijk keerde hij daarna naar zijn driepikkel terug en gedroeg zich weêr als de fatsoenlijke man, zoo als men hem altijd gekend had. Toen hij voor de tweede maal een rijk man werd, begon hij zijn losbandig leven opnieuw, dat op dezelfde manier eindigde. Maar toen hem voor de derde maal de tijding gebracht werd van zijn ongehoord geluk, riep hij wanhopig uit: ‘Och, goede Hemel! moet dan dat ongelukkige leven weêr beginnen!’

Deze haarlemsche schoenmaker is een sprekend gelijkend portret van zeer vele menschen, wien het lot al eens begunstigd heeft, met dit onderscheid echter, dat niet allen driemaal de gelegenheid wordt gegeven, om na het verkrijgen van een onverhoopten rijkdom, zich nog armer te maken dan zij te voren geweest zijn.

Het is dan ook in 't geheel niet om de loterijen aan te bevelen dat we ditmaal eens een oogslag willen gaan nemen bij onze voorvaders, die niet minder dan wij op deze kansspelen verzot waren en het denkbeeld: als een burgerman naar bed te gaan en 's morgens als een rijk man op te staan, even aanlokkelijk vonden als hunne nakomelingen van onzen tijd. Het schijnt overigens in onzen aard te liggen van hazardspelen te houden, want reeds van de Batavieren wordt verhaald, dat zij vrouw en kinderen, ja, zelfs hun eigen vrijheid aan de kansen van het lot overgaven.

De eerste loterij, waarvan men in Nederland gewag vindt gemaakt, had plaats te Utrecht in 1464 en was uitgeschreven door de stedelijke overheid om de stadskas te stijven. De hoogste prijs bestond in het ambt van schepenbode der stad, terwijl tien zilveren kruisen en vijftien zilveren lepels door het lot aan vijf en twintig gelukkigen zouden toegewezen worden.

Om de algemeene deelneming op te wekken werden deze prijzen openlijk tentoongesteld; maar meer nog dan de hoop op het winnen van een prijs werd de lust tot deelname aangewakkerd door het vooruitzicht van het volksfeest, waarvan de verloting vergezeld ging. De koopers van een lot - dat met twee pond betaald werd - moesten behalve hun naam ook een spreuk opgeven; want juist daarin was de aardigheid gelegen, zoo als wij terstond zien zullen.

Op den dag der uitloting was voor het stadhuis eene stellagie opgeslagen, waarop de magistraten plaats namen, omringd door lootmeesters, klerken en dienaars, terwijl daarvoor pijpers stonden, gereed om bij het trekken van elken prijs de algemeene vreugde door een airtje aan te moedigen. In het midden staat eene tafel, waarop twee korven geplaatst zijn, de een bevattende de loten der deelnemers met hunne namen en spreuken, de ander de briefjes der prijzen, premiën en nieten.

Een der dienaars neemt uit den eenen korf een lot en reikt het aan den eersten lootmeester over; een andere der dienaars doet hetzelfde

[pagina 183]
[p. 183]

aan den anderen korf. ‘Griet, Sanders dochter. Wat zal Griet hebben!’ leest de eerste. - ‘Niets,’ galmt de tweede, en een schaterend gelach begroet deze eerste uitloting. De uitloting gaat verder. ‘Dirk Schade. Wat hangt aan den tak van een noteboom?’ - ‘Een kruis!’ Op dat woord laat de muziek zich hooren en verdringen de vrienden van Dirk Schade den winner om hem geluk te wenschen. Eindelijk klinkt het: ‘Mechteld van Brienen. Wat zal het arme kind hebben?’ - ‘Het schepenbodeambt!’ roept de lootmeester, en aan het gejoel schijnt geen einde te komen.

Dat hadden de heeren van den raad niet voorzien, maar Mechteld hielp hen uit den brand door den prijs van haar lot met hare hand te schenken aan een jonkman, die slechts op eene goede betrekking wachtte om met haar in het huwelijksbootje te stappen.

Daar er niet minder dan 2158 loten waren, liep het volksfeest niet zoo spoedig ten einde als wij er ons van afmaken, doch de lezer kan zich hieruit een voldoend denkbeeld maken van dit middeleeuwsch plezier, en dit was slechts ons doel. Uit oude stadsrekeningen blijkt, dat de stad er een aardig sommeke op verdiende.

Niet alleen de steden, maar ook andere inrichtingen namen tot eene loterij haar toevlucht wanneer zij in nood verkeerden. Zoo werd voor wees- en armenhuizen, voor het bouwen van kerken, voor schuttersgilden en rederijkerskamers meermalen de hulp eener loterij ingeroepen, waartoe echter altijd de vergunning van den landvorst noodig was.

De grootste loterij van dien aard, welke in Nederland werd gehouden, was zeker die van Middelburg in 1554. De schutterij van het St.-Jorisgilde wilde een nieuw gebouw zetten en verkreeg van keizer Karel V vergunning om daartoe eene loterij te houden. Om zeker te zijn van te slagen nam men de uitgebreidste maatregelen en liet zelfs door een schilder eene zoogenaamde loterijkaart teekenen, die te Antwerpen in hout werd gesneden, en waarvan niet minder dan 6000 afdrukken werden gemaakt, 4000 in de landtaal en 2000 in 't fransch. De kaarten werden gewoonlijk op bladen zwaar papier gedrukt en aan de poorten der steden, aan raadhuizen en kerken opgehangen. Behalve de voorwaarden van deelname bevatten zij eene afbeelding van de prijzen alsmede eene voorstelling van het gebouw of gesticht, waarvoor de loterij werd gehouden.

Niet minder dan 5 hoofd-, 296 kleinere prijzen en 308 premiën hadden de gildebroeders voor de loterij bestemd. De vijf hoofdprijzen bestonden uit:

1⁰. Een verguld zilveren kop met deksel, waarop een St.-Jorisbeeld, die gevuld was met omstreeks 100 pond aan gouden en zilveren muntstukken.

2⁰. Twee zilveren wijnkannen, zes zilveren schalen en twee zilveren zoutvaten.

3⁰. Zes zilveren schalen op voeten, drie kroezen, twee schenkkannekens, twaalf lepels en twee zoutvaten.

4⁰. Een zilveren bekken met een lampet en zes lepels.

5⁰. Zes zilveren kroezen en zes lepels.

Elk der mindere prijzen bestond uit een zilveren schaal, kroes of zilveren lepel.

Hoe uitlokkend deze prijzen ook waren, toch verzonnen de schutters van St.-Joris een middeltje dat nog meer aantrekkelijkheid had en wel bewijst, dat het hun niet aan koopmansgeest ontbrak. Zij loofden namelijk drie premiën uit voor hen, die het grootste aantal loten namen, en dat deze maatregel doeltreffend was, bleek later toen deze premiën werden uitgereikt aan drie heeren, die respectievelijk 16163, 13170 en 6982 loten hadden genomen. De loten kostten wel is waar slechts drie stuivers, maar toch zijn deze getallen zeer groot te noemen.

De schutters hadden nog verschillende andere maatregelen genomen om de loterij de gewenschte vruchten te doen dragen, en de uitkomst bedroog hen niet; niet minder dan 200.000 loten werden geplaatst. Voor al deze loten was echter geen geld ontvangen. Wij vinden melding gemaakt van wagenvrachten kleêren, die voor loten ingeruild waren. Pand- en schuldbrieven, schilderijen, wijn en haring, steenen en turf, een paard en runderen, en zelfs een huis en speelhof kwamen bij deze gelegenheid in 't bezit der St.-Jorisgilde en werden betaald met loten. Men moge nu een gedeelte op rekening stellen van de sympathie, welke de gilde allerwege genoot en zelfs het vooruitzicht van de openbare vermakelijkheden daarbij niet vergeten, toch geeft het ons geen hoogen dunk van de wijsheid onzer vaderen. Zelfs onze tijd, die op dit gebied nogal wat durft wagen, staat bij die dagen, wat de speelwoede betreft, op den achtergrond.

De dag die de trekking vooraf ging was voor de Middelburgers reeds een feestdag. Trommelaars wandelden door de stad, op de Markt werd muziek gemaakt, terwijl brandende pektonnen en kempkransen de bonte menigte verlichtten die zich door de straten bewoog. Den volgenden morgen begon de uitloting, welke op dezelfde manier plaats had als wij reeds te Utrecht zagen, met dit verschil echter dat de trekking nacht en dag onafgebroken doorging, waarbij de overheidspersonen elkaar beurtelings afwisselden. De geschiedenis deelt meê dat de trekking tamelijk snel ging en toch duurde zij van 10 october tot 10 november 1554, dus juist eene maand.

(Slot volgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken