Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1881-1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.05 MB)

Scans (1450.37 MB)

ebook (27.56 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1881-1882)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Onze gravures.

In het land der pharao's.

De oevers van den Nijl trekken weêr eens de aandacht van geheel Europa. Het zijn echter ditmaal niet sterrenkundige ontdekkingen, waardoor de oude Egyptenaars hun naam beroemd maakten door heel de beschaafde wereld, noch ontdekkingen op oudheidkundig gebied, welke hun naam thans op aller lippen brengen. Alexandrië is het tooneel geweest van een ongehoord bloedbad, aangericht onder de Europeanen, die er zich sedert de opening van het Suez-kanaal hebben neêrgezet.

Een tweede voorbeeld van rassenvermenging, welke Alexandrië en Caïro aanbieden, zal men nergens ter wereld vinden. Ook is geen enkel land zoo dikwijls veroverd en onderdrukt; welke veroveraars het ooit in het hoofd is gekomen, om de schoone Nijldelta te bezitten, zij hoefden slechts ernstig te willen om het te nemen. De wilde Bedouïenen, de Ethiopiërs, de Perzen, de cohorten van Alexander en die van Cesar, de Turken en de Mamelukken en ten slotte de Franschen onder Napoleon hebben er beurtelings verschrikkelijk huis gehouden. Onder dien zondvloed van krijgsbenden en vreemde legioenen heeft zich steeds eene inlandsche bevolking weten te handhaven, welke men in gewone tijden kennen kan aan hare lompen en onderworpen houding, en over 't algemeen wordt zij niet minder onvatbaar beschouwd voor alle indrukken dan de beelden van de goden, die eertijds de graven versierden.

De ondervinding, thans opgedaan, heeft echter geleerd wat er met deze bedelende en roovende nakomelingen van het fijnst beschaafde volk der oudheid kan gedaan worden, indien zij opgezweept en in hun fanatisme aangewakkerd worden door een eerzuchtige, die hun vertrouwen heeft weten te winnen.

De Khedive, die hen thans in naam van den padisja van Constantinopel schijnt te regeeren, is reeds sedert lang door zijn minister van oorlog, Arabi-Pasja aan het volk voorgesteld als een werktuig in de handen der talrijke Europeanen, en het Mohammedaansch fanatisme is genoeg bekend, om te weten welke uitwerking eene voortdurende ophitsing onder die onbeschaafde volksmassa hebben moest.

Arabi-Pasja is dan ook de man, om wien zich in den laatsten tijd de geheele Egyptische kwestie bewoog, dewijl hij bij het volk den naam droeg van bevrijder, waartoe de opstookende taal van ulema's en sjeiks in de verschillende moskeeën niet weinig zal hebben bijgedragen. Hoe lang de verwikkelingen van het oogenblik zijn voorbereid, is moeielijk uit te maken, ofschoon men gemakkelijk kan nagaan, dat zulk een plotselinge opstand niet het werk van enkele dagen kan zijn.

Op den 11en juni brak het eerste oproer uit te Alexandrië en dat het zich op verschillende punten te gelijk liet gelden was een bewijs, dat er naar een vooraf beraamd plan gehandeld werd. Het gepeupel, gewapend met de nabout, een stok van een inlandschen esch, welke men reeds eenigen tijd te voren had uitgedeeld, doorliep bij troepen, onder het slaken van moordkreten, de stad en sloeg alle Europeanen neêr, die het op zijn weg vond. Eerst nadat de moordtooneelen vier volle uren geduurd hadden, trad het egyptisch leger als helper op. De gouverneur van Alexandrië had daartoe wel is waar onmiddellijk bevel gegeven, doch de kommandant maakte tegenwerpingen en zocht uitvluchten, en eerst toen er naar Caïro getelegrapheerd was, om van Arabi-Pasja zelf het bevel te ontvangen tusschen beiden te treden, rukte het garnizoen uit.

Een ooggetuige is de troepen gevolgd en was van verschillende moordtooneelen getuige. Hij zag duidelijk dat het gepeupel bij de nadering der troepen zich als bij afspraak rustig terug trok, terwijl de soldaten onder elkaar kwinkslagen ten beste gaven. Het oproer had plaats in het centrum der zoogenaamde frankische wijk, waar de meeste en rijkste magazijnen zijn en waar voortdurend de handelswereld van Alexandrië zich heen en weêr beweegt. Het was zondag en juist het uur der siesta, waaruit zich laat verklaren, dat de oproerlingen in het begin op geen tegenstand stuitten.

Met tiendubbele overmacht en meer wierpen zij zich op eenzame ongelukkigen, die hun heil in de vlucht zochten, om echter een zekerder dood te vinden, want men wierp hen de nabouts tegen de beenen en zoodra zij vielen, regende het woedende slagen op hoofd en rug, tot dat zij geen teeken van leven meer gaven. De meeste lijken waren door de gruwzame mishandeling zoo misvormd, dat men ze niet meer kon herkennen; alleen aan hunne verscheurde kleeren nog kon men zien wie zij geweest waren.

Het zal wellicht den lezer verwonderen dat de moordenaars met stokken gewapend waren, doch de stok is een wapen, waarmeê de Arabier het best weet om te gaan. Dit wapen was dan ook met overleg gekozen. In de moorden, die er bijna dagelijks op eenzame wegen plaats grijpen, spelen die stokken de grootste rol. Men noemt ze nabouts en zij zijn eigenlijk het onderscheidingsteeken van nachtwakers. Zij hebben de dikte en lengte van een gewonen bezemsteel, doch zijn zeer zwaar en bijna onbreekbaar. Zij worden uit Caramanië ingevoerd en van eene oostersche eschsoort gesneden.

Officieel werd later meêgedeeld dat er op den eersten dag 4 Arabieren en 45 Europeanen gevallen waren, doch weldra bleek dat deze getallen veel grooter waren. Een geloofwaardig ooggetuige heeft 's nachts alleen 16 karren met lijken van inboorlingen naar de haven zien rijden, waar haar inhoud in zee werd geworpen. Men weet ook dat op verschillende plaatsen der stad, waar gewapende Europeanen zich bij groepen hadden opgesteld en weêrstand boden aan de aanvallen van het gemeen, tien Arabieren tegen één Europeaan vielen. Men heeft zware steenen van de huizen op de oproerlingen geworpen, uit de vensters op hen geschoten, of is hun, zoo als dit een troep grieksche slagers deed, met hel mes te lijf gegaan. Het getal van 350 dooden, dat later opgegeven werd, is dus waarschijnlijker.

De meeste Europeanen vielen op het Consulsplein, waar zij tegen over eene groote overmacht Arabieren stonden, die hen één voor één afmaakten. Ook in de straten, die naar de haven voeren, werden de rijtuigen met vluchtelingen aangehouden en deze vermoord. Bij het uitbreken van het oproer was er niemand te zien en waren de winkels gesloten, zoo dat niemand deze ongelukkigen te hulp kwam. Er wordt verhaald dat vele welgezeten Arabieren de vluchtende Europeanen in hun huis eene schuilplaats aanboden; daarentegen is het bewezen dat alle Europeanen, die in eene policiewacht van het havenkwartier vluchtten, daar door policieagenten met bajonetsteken werden afgemaakt.

Dezelfde ooggetuige deelt ook meê, hoe hij op het Consulsplein, waar hij door eene vaste houding en langzaam voortgaan een aanval der hem voorbijsnellende moordenaars ontging, een reeds bloedend, net gekleed heer zag aanvallen, die in zijne vlucht door twee policiesoldaten werd tegen gehouden, zoo lang tot hij onder de woedende slagen neêrviel. De slachtoffers van het oproer zijn, wat de Europeanen aangaat, meestal ongetrouwde jongelieden van den deftigen handelsstand.

De moordenaars waren over het algemeen in vodden gehulde pakdragers, voerlieden, ezeldrijvers, ambulante verkoopers van twijfelachtige waren, schoenpoetsers en Berbers. Deze laatste klasse is te Alexandrië door duizenden weggejaagde bedienden van allerlei soort zeer talrijk en reeds lang waren zij eene pest van het verkeer op straat.

Het spreekt van zelf dat de consuls onmiddellijk om bescherming werden aangesproken, doch deze zelf werden mishandeld en mochten van geluk spreken er het leven niet bij ingeschoten te hebben; want de khedive en Arabi-Pasja wierpen beurtelings de schuld op elkander. Er volgde tusschen hen beiden wel is waar eene verzoening, doch daarmeê was het gevaar voor de Europeanen niet geweken, want onmiddellijk daarop kwam het verbod voor de Europeanen om wapens te dragen, een verbod dat zich zelfs tot wandelstokken uitstrekte, zoo dat hun niets anders overbleef dan zich door eene overhaaste vlucht te redden op de schepen, door de verschillende natiën met dat doel daarheen gezonden.

Meer dan 20.000 personen hebben Egypte toen verlaten met alles wat zij aan waarde konden meênemen, en men heeft berekend dat met hen de helft van Egypte's rijkdom uit het land verdwenen is. De Egyptenaren zullen dus in hun eigen werk gestraft worden.

Het is onze taak niet uiteen te zetten hoe deze opstand de aanleiding kan worden voor groote verwikkelingen en hoe reeds de Mogendheden, te Constantinopel in conferentie vergaderd zijn geweest, om deze zaak te regelen. Wij willen er dan ook slechts melding van maken, alsmeê van het feit dat de engelsche vloot, welke voor Alexandrië ligt, het bombardement van de vestingwerken begonnen is, welke op bevel van Arabi inderhaast waren opgeworpen en gewapend en de stad op ongehoorde manier is verwoest door wilde horden, die moordend, plunderend en brandend door de straten trokken.

Met echt oostersche slimheid speelt Arabi zijn rol en streeft er naar den troon der oude Pharao's te beklimmen, onafhankelijk van elke Mogendheid. Zijne omgeving, waaronder zich vele fransche communards bevinden, juicht elk zijner woorden toe. Een dezer laatsten is bezig voor hem het leven van Napoleon I te vertalen in het arabisch. Arabi schijnt in dien grooten man zijn ideaal te zien, en niet lang geleden moet hij in een vriendenkring bij het bespreken van Napoleons heldendaden hebben uitgeroepen: ‘Hij is mijn model. Ik zal doen

[pagina 396]
[p. 396]

wat deze groote man deed. Ja, ik zal nog meer doen. Ik zal een arabisch keizerrijk stichten.’

Voorts verstaat hij de kunst om indruk te maken op de dweepzieke menigte. Hij haalt telkens spreuken uit den koran aan, houdt, naar men wil doen gelooven, alle nachten gesprekken met den Profeet, en kreeg niet lang geleden plotseling in de moskee een visioen. Hij stampte in zijn geestverrukking met den voet op den grond, en verklaarde dat op die plek een oud kanon begraven was. Toen een paar geloovigen op die plek gingen graven, kwam er wezenlijk een oud roestig stuk geschut te voorschijn.

Indien dit verhaal waarheid bevat, dan bewijst het duidelijk voor zijne overeenkomst met de Mohammedaansche priesters, die hem in zijn rol van Kristenhater steunen, en daarin is wellicht ook de verklaring te vinden van zijne schijnbare onderworpenheid aan den padisja van alle geloovigen.



illustratie
EENE TREURIGE TIJDING, NAAR TH. GÉRARD.


Laat ons ten slotte nog meêdeelen, dat van het prachtige Alexandrië niets is overgebleven dan één uitgestrekten, rookenden puinhoop, waar de engelsche soldaten den khedive nog levend gevonden hebben, terwijl Arabi met zijne aanhangers naar het binnenland is gevlucht en zich daar versterkt, om de engelsche troepen het hoofd te kunnen bieden, indien dit noodig mocht zijn.

[pagina 397]
[p. 397]

Eene treurige tijding.

Deze gravure heeft iets droevigs, volmaakt overeenkomstig den titel. Die sombere kamer, zoo sober gemeubeld met een paar stoelen en eene tafel, waarop eene ordeloos gevulde werkmand de ongezelligheid nog verhoogt, die beide vrouwen in eene treurige houding, kortom, het geheel maakt op een vluchtig beschouwer een minder plezierigen indruk. Toch heeft de schilder het gelaat van die oude vrouw, terwijl zij de treurige tijding leest en herleest, in waarheid meesterlijk getroffen. Hare trekken spreken van teleurstelling en droefheid, en die der vrouw aan hare zijde getuigen van diep medelijden. De hond is aan den schoot der vrouw gekomen en het is alsof hij luistert naar het treurig nieuws en alsof hij het meê kan verstaan en begrijpen.



illustratie
ARABI-PASJA.


Schilders, die hunne onderwerpen aan den zonnigen kant van het leven ontleenen, hebben gewoonlijk de oppervlakkige opmerkers aan hunne zijde, terwijl zij, die een dichterlijk beeld van 's levens schaduwzijde trachten te geven, slechts zelden naar waarde worden geschat. Een schitterende feestzaal trekt ons veel meer aan, dan eene schamele hut, ook al zijn we duizendmaal onthaald op de afgezaagde veronderstelling, dat de deftige gasten wellicht diep bedorven en de hutbewoners brave menschen zijn.

We willen intusschen de kunstenaars, die ‘schitterende’ stukken leveren, geenszins verwijten, dat zij op het effect werken, maar wij brengen hulde aan hen, die het proza aandurfden, om het in poëzie te herscheppen. Onder hen schaart zich de schilder Th. Gerard, naar wiens werk onze gravure: ‘Eene treurige tijding’ vervaardigd is.

Grootmoeder en kleinkind.

Het is een lief schilderijke van Friedrich Prölss, een jeugdig duitsch kunstenaar, die met dit stukje zijn intreê in de kunstwereld heeft gemaakt, en van wien we nog meer zulke paneeltjes te gemoet zien. Het aanvallig kind wordt zoo plezierig beziggehouden door die vriendelijke, oude vrouw, wier regelmatige gelaatstrekken ons een denkbeeld geven, hoe schoon zij in hare jeugd moet geweest zijn. Men kan wel zien dat grootmoeder zich niet in de rij onzer hedendaagsche opvoeders schaart; want zij laat het kind nog met een pop spelen. De pop, als speelgoed voor meisjes, is intusschen, door een pedagoog onzer dagen, den heer Bernard Perez, met beslistheid verworpen. Hij vindt dat dit spel geen zin heeft; het is geene wezenlijkheid, het is illusie, eene parodie van den ernst des levens, wanner een klein meisje huishoudentje speelt of zich inbeeldt moederke te zijn. Ge ziet het, grootmoeders, en gij allen, die nog te weinig in de nieuwste opvattingen der pedagogiek zijt doorgedrongen, gij ziet het: illusie



illustratie
GEZICHT OP CAÏRO.


[pagina 398]
[p. 398]

is aan het kinder hart verboden. Pas op, dat ge een kleinen jongen nimmer meer op zijn verjaardag met een groot hobbelpaard aankomt, want hij zou er heel zeker op gaan zitten, en zich inbeelden een goed ruiter te zijn. Dat is illusie, het is geen wezenlijkheid. Die jongen is geen ruiter, en dat hobbelpaard is wezenlijk geen paard. Begrepen? Als alle goedhartige menschen, die tot dusverre gaarne eenig geld uitgaven om een kind met een stuk speelgoed gelukkig te maken, de zienswijze van den heer Bernard Perez gaan deelen, zal de pedagoog geheel Neurenberg tegen zich krijgen; want een bouwdoos, een bataljon looden soldaatjes en wie weet wat meer, het zijn allen voorwerpen, die het kind van den weg der wezenlijkheid afbrengen, om hem op te voeren naar het rijk der illusiën. Weg er meê! ‘Maar wat dan?’ vragen zij, die van het nieuwste nieuwe op het gebied der opvoedkunde niets weten, ‘wat dan?’ Welnu, geef den kinderen prentenb....... of neen meetkundige voorwerpen, en als het stoffelijke niet in staat is hen lang te boeien, houdt hen dan aangenaam bezig met een of andere vertelling, bijv. eene episode uit de fransche revolutie. Maar blijf hen met die zoutelooze praatjes over Blauwbaard, of Sinterklaas van het lijf. Dat is geen wezenlijkheid! Hildebrand heeft indertijd wel in geestvervoering uitgeroepen: ‘Moeder de Gans, heerlijke moeder de Gans, enz;’ maar dat was blijkbaar dwaasheid. Leenen we dus het oor aan Perez, die heeft waarschijnlijk geen illusies meer. Arme pedagoog!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken