Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vlaamsch leven.

De gouden tijd. - Tijdschriften en almanakken - Voorheen en thans. - Muziek- en taalfeesten. - Schouwburg. - Partijschap. - Valsche goden. - Het publiek blijft godsdienstig. - Cameraderie.

Er was een tijd in de vlaamsche letterkunde, die onze nazaten eens den ‘gouden tijd’ zullen noemen, niet alleen omdat zich destijds de beweging onder een veel dichterlijker glans voordeed dan wel nu; maar nog omdat hetgene destijds werd voortgebracht, teenemaal de uitdrukking was van den volksgeest. Het was het tijdstip der opkomst van onze beweging, toen de eigenbaat en de partijschap onze rangen nog niet hadden verdeeld en den geest vervalscht.

Aan het hoofd van die beweging stond eene groep mannen met geesteskracht begaafd, met doorslaande talent, met begrip van 't geen het volk lezen wilde. In die groep heerschte, wij zullen niet zeggen eene altijd volledige eensgezindheid, maar toch een en dezelfde streving en vooral eene in alles oppermachtige zelfopoffering voor de groote volkszaak. Er was daar, tusschen die mannen, eene zekere solidariteit, al poogde de partijschap van toen af reeds de spreuk van Machiavel ‘verdeelt en gij zult heerschen,’ toe te passen.

Wat al opoffering, wat al werkzaamheid ont sprongen in dat midden, als milde en lavende bronnen! Wij hadden tijdschriften, brochures, dagbladen en jaarboekjes, die op gegeven oogenblik, het heilig vuur bij het volk kwamen aanwakkeren.

Ieder maand verscheen de Noordstar, het Taalverbond, de Letterbode, de Rederijker, later nog Noord en Zuid en andere tijdschriften; het Kunst- en Letterblad en de Eendracht brachten het hunne bij. Ieder jaar kwamen het soms wel wat slordige Muzen-album van den Door, of het afgemeten, geborsteld en gestreken Nederduitsch Jaarboekje van vaderken Rens, en nog een armvol almanakken voor den dag, die allen gretig werden afgewacht en gekocht.

De pedant van vandaag moge er met eene soort

[pagina 4]
[p. 4]

van minachting op neêrzien en om veler onvolmaaktheid glimlachen; maar is het nu beter, nu er schier niets meer verschijnt en dat veel van 't geen er verschijnt niet eens meer bekend is bij het publiek? Was het voortgebrachte zwak, ja soms vreesselijk zwak, het zette toch leven bij; het waren toch bloemen, hoe mager ook, die hare kroon uit de koude sneeuw opstaken en deze vervroolijkten, terwijl het publiek nu niets meer van zijne gading vindt op het effen veld der pedanterie.



illustratie
een duister verleden. - De ontmoeting.


En met welke beweging werd destijds het verschijnen van een boek begroet! Van wie het ook kwame, het werd door allen ter hand genomen, gelezen en besproken; de vlaamsche en fransche bladen hielden er zich meê bezig; al de tijdschriften hadden hunne aantrekkelijke rubriek kunst- en letternieuws, en was het boek dan ook al niet altijd in regel met stijl en vorm, het zakte toch niet onbeoordeeld naar den boter- of kruidenierswinkel af, gelijk er vandaag zoovele verdwijnen, die echter de pretentie hadden op eene Shakesperiaansche onsterfelijkheid.

Muziek en taal gaven elkander de hand en richtten zittingen in, waarbij onze redenaars en dichters, als halve goden bewonderd, optraden; waarin onze eerste toonzetters hunne pogingen waagden om, tegen-over den stroom van fransche flauwiteiten, eene eigen vlaamsche muziekschool te vormen. Wie herinnert zich de avondfeesten niet, waarin de kunstlievende juffers Teichman en gansch haren stoet van voorname dames optraden; waarin de geestdriftige Conscience, de luimige Vleeschouwer, de geestige Theodoor van Ryswyck, de traan-oogende Van Beers zich lieten hooren, en waar wij, als zijnde de jongeren, de geestdrift voor het eigen schoon met volle gulpen kwamen inzwelgen?

De vlaamsche schouwburg zelf was destijds een middelpunt van propagande en kreeg in min of meer besloten gezelschappen een strij-

[pagina 5]
[p. 5]


illustratie
arabi-pacha.


[pagina 6]
[p. 6]

dend vlaamsch karakter, door eenige stukken van Van Peene, Ondereet en anderen.

Dat alles is reeds lang voorbij! Zijn wij, sedert het afbreken van al dat naïf schoons, veel vooruitgegaan? Op het staatkundige veld, ja; op het letterkundige, neen - en bij het publiek zijn wij niet zelden tot beneden zero, tot eene volledige onverschilligheid voor onze geheiligde volkszaak, gedaald.

Reeds toen, in dien ‘gouden tijd’ trachtte de slang der partijschap in het kamp te dringen. Van Kerckhoven en Verspreeuwen, de laatste een talent van den zestienden rang, zijn eigenlijk, op verschillende tijdvakken, de vaders van die tweedracht geweest. Zij gehoorzaamden hierin aan een kopstuk der franschgezinde partij dat eens durfde zeggen: ‘Werpt een handvol vijffrankstukken tusschen die Vlamingen en ze zullen vechten als honden.’

Later heeft die heillooze verdeeldheid zich uitgebreid; anderen, en invloedrijker dan de genoemden, zijn gekomen en men heeft den waren en oorspronkelijken vlaamschen geest verlaten, om onder een vlaamsch masker, valsche goden te dienen.

Eenige jonge dichters meenden iets nieuws te moeten invoeren, om zich den titel van originaliteit te kunnen toeëigenen; zij volgden echter slechts Heinrich Heine en heel zijn sceptischen aanhang na, en vervielen eindelijk tot het naakte, vleezige en wulpsche dat op dezen oogenblik bij hen gansch den boventoon heeft.

Ons vlaamsch publiek is echter die copisten niet gevolgd; het heeft die liefhebbers van naaktheden en vleeschcascaden - zoo als zekere hollandsche uitgaaf van Erckmann-Chatrian, aantrekkelijk vertaalt - verlaten, en wat meer is, het heeft zich van de vlaamsche beweging afgescheiden, hare tijdschriften geweigerd, hare theaters vermeden, en het is hare bibliotheken voorbij gegaan.

De gezaaide tweedracht, de oorlog tegen godsdienst en geestelijkheid, met welke in België het vlaamsch als het ware vergroeid is, het invoeren van stootende onzedelijkheden hebben dit te weeggebracht dat een goed deel der beweging heeft opgehouden; dat veel geestesleven is uitgestorven, of zich ten minste in klikken en kleine clubsen heeft terug getrokken, die meer weinig of niet meer in aanraking komen met het publiek.

Zekere schrijvers hebben vergeten dat het vlaamsch slechts gedijen kon, als het diende tot opbouwing en versterking van de vaderlijke zeden, en niet tot het afbreken van deze.

Hoe dor en levenloos is het veld van de vlaamsche beweging tegenwoordig, waar vroeger zooveel geurige bloemen ontloken! De strijders voor het nationaal grondbegin, zijn, zoo als wij zegden, dank zij de werking van eene ons in den grond vijandelijke partij, verdeeld geworden, en die partij, den Leliaart genegen, triomfeert voor het oogenblik.

De vlaamsche partijen zelven zijn daarenboven verdeeld in groepen en kringskens, waar elke nulliteit zich een voetstuk tracht op te richten; het individualism, dat is de doodende eigenbaat, zwaait den scepter, in plaats van de levendmakende, koesterende en machtige eenheid van voorheen. De klikkerij heerscht zóódanig in zeker kamp, dat de Portefeuille, een hollandsch tijdschrift, voorstelt eenen bond tegen den verfoeielijke cameraderie in te richten. Dit kamp, overal indringend, heeft de vergoding der vrienden, de verguizing van nietvrienden en het doodzwijgen van die welke men vreest, als vasten regel aangenomen.

Nooit heeft er eene doodender richting over het vlaamsche kamp gewaaid dan tegenwoordig, des te doodender daar zij eene zoogezegd nieuwe school beweert in te voeren: eene school, pedant in stijl en vorm, en wulpsch in hare uitdrukking, die hier echter geen wortel schieten zal zoo lang het volkskarakter zijne eigenaardigheid behoudt.

 

Ego.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken