Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Koningin Elisabeth als vrouw.

Weinige vorstinnen worden, totop onzen tijd, zoo druk besproken als de koningin van Engeland, de gekende dochter van Hendrik VIII en dezes bijzit Anna Boleyn. Langen tijd heeft de hervorming de zoogezegde koningin-maagd, met allen mogelijken glans omtogen en alzoo, door behendige strikmiddelen en uitvluchten, hare misslagen en misdaden weten te verbergen.

Allengs wordt echter dat bengaalsch vuur uitgedoofd en wij zien, dank zij de onpartijdige historische opzoekingen, koningin Elisabeth voor ons, met al hare kleingeestigheden, met al hare lage driften, met al haren hoogmoed en verwaandheid, en daarenboven bemodderd met bloed en wellust.

De engelsche geschiedschrijvers hebben zelven een aantal dokumenten in het licht gebracht, die een zeer ongunstig daglicht over die koninklijke harpij werpen, en wij zullen het hun eenmaal te danken hebben, dat wij in geweten over elk harer handelingen zullen kunnen oordeelen, zoo als Hosack, de schotsche protestant, ons Maria Stuart's onschuld voor oogen bracht.

In Frankrijk, waar men geruimen tijd, in dit decl der geschiedenis, de dwalingen van Mignet volgde, staan ook een aantal mannen van gezag op, die het publiek beter dan men voorheen deed, inlichten, en onder deze neemt nu weer graaf Hector de la Ferrière plaats, door zijn pas verschenen werk Projets de mariage d' Elisabeth, welke ontwerpen, zoo als men weet, eindelijk uitliepen op een leven dat op verre na niet koninklijk was, of om duidelijker te spreken, op eene gansche rij minnaars, welke de oude koningin nog aan eene ‘Diane’ vergeleken toen zij, bloedige spotternij! reeds letterlijk in een geraamte veranderd was.

In het boek van de la Ferrière wordt onder ander een man opgevoerd, die eene groote rol in het leven van Schotland's koningin heeft gespeeld, en op gegeven oogenblik door deze met eene ambassade bij Elisabeth belast werd. Wij bedoelen hier Melvil, een der fijnste geesten welke men destijds in de diplomatische wereld opmerkte.

Niemand beter dan Melvil, zegt de fransche schrijver, heeft koningin Elisabeth kunnen beoordeelen, die nu eens uitblonk door eene groote verstandelijkheid, dan weer door eene kinderachtige en onbegrijpelijke ijdelheid. Te recht zegde de markies van Salisbury van haar: ‘Zij was dikwijls meer dan een man, en soms minder dan een vrouw.’

Het was op het tijdstip van Maria Stuart's leven, toen de verschillende omstandigheden - en in deze had de lieve zuster Elisabeth op eene ongenadige en soms wel lage manier de hand - de koningin van Schotland aanzetteden eenen echtgenoot te kiezen; toen zij eindelijk hare keus te bepalen had tusschen Robert Dudley, haar op trouwelooze manier door Elisabeth voorgesteld, en den verwijfden Darnley, haar opgedrongen door de schotsche grooten.

In die omstandigheden den rechten draad van Elisabeth's handelingen niet kunnende vatten - en wie kon dat? - zond Maria Stuart Melvil naar het engelsche hof, om de ware gevoelens te onderscheppen die de koningin van Engeland bezielden. Niemand was daartoe beter geschikt dan hij, en zelfs zou niemand beter dan hij door de koningin ontvangen worden.

Toen Melvil in september 1564 te Londen was aangekomen, wilde de koningin hem voortdurend bij de hand hebben; zij deed hem zijnen intrek nemen bij hare eeredame, lady Stafford, waar Hathon en Randolph hem kwamen afhalen, om hem tot de koningin te geleiden. 't Was 8 ure 's morgens, en Elisabeth wandelde in haren hof en tusschen de najaarsbloemen.

Al wandelende gaf zij Melvil audientie. De diplomaat was zeer juist ingelicht over het karakter en de neigingen van Hare Majesteit: zoo wist hij onder ander dat men met haar niet een te ernstig gesprek mocht voeren, en dat men nog al eens lichtzinnig in zijne woorden wezen mocht. In schier al de bijeenkomsten, die Melvil met de koningin had, komt de ijdele vrouw boven en daalt de koningin meestal eenige trappen naar beneden.

Zoo vertelt de la Ferrière dat Elisabeth, Melvil eens in haar gepriveerd vertrek deed treden, en eenige met zorg omwikkelde portretten uit eene lade trok. Elk dezer beeltenissen droeg een opschrift, en toen Melvil, die het licht vasthield, den naam van Leicester op een der pakskens geschreven zag, vroeg hij om het portret van dezen edelman te zien. Na eenig tegenstribbelen voldeed Elisabeth aan de vraag. Zij zelf nam den omslag weg en toonde het portret. Melvil vroeg het voor Maria Stuart, doch Elisabeth weigerde, zeggende dat dit het eenige was dat zij van hem, van Leicester, bezat.

Melvil glimlachte en Leicester, die met den minister Cecil aan de andere zijde van het vertrek stond te spreken, met den vinger aanduidende, zegde hij zacht, misschien niet zonder

[pagina 60]
[p. 60]

bijbedoeling: ‘Gij hebt het origineel, de kopij hebt ge niet noodig.’

Elisabeth was trotsch op haar rosblond haar en hare gestalte, en zoo fijn had de diplomaat het weten aan boord te leggen, dat hij ten slotte met die ijdele vrouw over kantjes, strikjes en lintjes sprak, en haar verzekerde dat geen kleedsel haar beter ging dan het italiaansche, omdat daardoor hare haarlokken des te schooner uitkwamen.

Dat was gewis de gekke hoovaardij van de koningin gestreeld; doch deze deed hem hierop eene vraag, die hem in erge verlegenheid zou gebracht hebben, ware hij niet een zoo geslepen hoveling geweest: Elisabeth vroeg hem wie van beiden, of de koningin van Schotland of zij, de schoonste haren had?

Melvil antwoordde, dat zij de schoonste vrouw van Engeland en Maria Stuart de schoonste van Schotland was.



illustratie
gij deugniet! naar l. bokelman.


't Was, en Elisabeth gevoelde het, 't was eene behendige ontwijking, en zij eischte een duidelijker antwoord op eene duidelijker gestelde vraag: zij vroeg namelijk wie van beide koninginnen de grootste, of beter gezegd de langste was? Waarop Melvil, zooals waar was, antwoordde dat dit Maria Stuart was. ‘Dan moet zij te groot zijn,’ zegde Elisabeth bitter, ‘want ik ben van juiste gestalte.’

Men heeft in dit antwoord eene zinspeling willen vinden, op de latere onthoofding van Maria Stuart; doch wij nemen dit niet aan. Al had eene zoo beulachtige opmerking in den geest van Elisabeth kunnen plaats vinden, dan toch waren de zaken destijds nog zóó verre niet gevorderd, dat men eene dergelijke afleiding uit die woorden zou kunnen opmaken. Toen Elisabeth opmerkte, dat Maria Stuart in dat geval le groot was, heeft zij enkel aan een gevoel van jaloezie en ijdelheid toegegeven.

Een andermaal vroeg de koningin, in alles jaloersch van de koningin van Schotland, of

[pagina 61]
[p. 61]

deze goed op de claveeimbel speelde: ‘Niet slecht voor eene koningin,’ antwoordde Melvil. De koningin zweeg, doch deed hem 's middags aan hare tafel plaats nemen, eene gunst die als overgroot beschouwd werd. Na den maaltijd bleef de diplomaat met Hunsdon alleen en deze leidde hem in eene galerij, nabij de appartementen zijner meesteres.



illustratie
een steentje in zijn leers, naar c. ziermann.


Elisabeth zat aan de claveeimbel en Hunsdon, de draperieën die den ingang bedekten opheffende, deed den diploroaat, zelfs met aandrang, binnentreden. De koningin zat met den rug naar den heimelijk binnensluipenden persoon gekeerd, en speelde voort. Toen zij zich omkeerde en Melvil gewaar werd, gaf zij hem een lichten slag met de hand - zij sloeg soms, als zij kwaad werd, met al wat haar onder de vingers viel en vlockte dan als een matroos.

Nu echter moet de slag eene vlcierij geweest zijn; wij denken zelfs dat heel het tooneel vooraf bepaald en dus een kluchtspel was.

[pagina 62]
[p. 62]

‘Ik speel nooit voor mannen,’ zegde zij; hoe zijt gij hier binnengekomen?’

Die vrijheid, anders duur betaald, werd aan Melvil vergoven toen hij, als echt hofvleier, bekende niet te hebben kunnen weerstaan aan het beluisteren der tooverschoone muziek. Aan het fransche hof werden, zoo hij zegde, die kleine familiarileiten geduld; doch mocht hij, door dat binnentreden, zich aan de etiquette vergrepen hebben, hij was gereed de rechtmatige straf, hem hiervoor toegedacht, te ondergaan.

De slimme diplomnat wist wel dat hij met een ijdel schepsel te doen had en viel op zijne knieën, doch de koningin bood hem een kussen aan - eene hooge onderscheiding, die zelfs Cecil nooit erlangde. Nooit werd het Cecil toegelaten, zich in het bijwezen der koningin neer te zetten, zelfs niet toen hij oud en jichtig was.

Eene nieuwe vraag - en het was wel om deze te kunnen doen dat gansch dit tooneel gespeeld werd - werd echter Melvil toegericht, namelijk of Maria Stuart beter dan zij de clavecimbel speelde? Op deze vraag antwoordde Melvïl rondweg: ‘Neen,’ en in dit geval sprak hij waarheid.

Alle die kleinigheden, waarvan er eenige reeds in de geschiedenis gekend waren, werpen, wij herhalen 't, een helder licht op die zoo opgehemelde, maar wispelturige, ijdele en kleingeestige vrouw, en als men die kleine pennetrekken leest, zegt men nog eens met den markies van Salisbury: ‘minder dan vrouw.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken