Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De processie.

Sax, een aangenomen naam, is een Brugsch schrijver, die zijn eersten zang laat hooren in een verhaal Het Boomtje, eene oprecht Brugsche zedeschets. De groote waarde ligt echter niet in de geschiedenis; maar wel in de gemoedelijke en liefdevolle schets, die Sax van de vlaamsche zeden ophangt. Nog geen duizenden zullen het boekske lezen: 't zal tusschen die van veel andere beginnelingen min of meer verdoken blijven; maar toch is er veel goeds in, even als in het bock Betje van Dr. Peeters, van Gheel. Ziehier hoe Sax eene processie in Brugge schildert:

Vlaanderen is het land der zoete, heerlijke, aloude plechtigheden.

De steden zijn er dichterlijk: zij spreken door al hunne grijze steenen aan het gedacht en het hert; de dorpen glimlachen er liefelijk en ademen geurige frischheid uit, die den vreemdeling aanlokt en boeit.

Doch niet alleen de gekanteelde geveltjes, de kunstrijke nissen, beeldwerken en vensterbogen, niet enkel den lichtgroenen vlasgaard of het golvende korenveld maken de verrukkelijkheid van Vlaanderen uit.

Het volk zelve, zijne gedachten, zijn geloof, zijne overleveringen, zijne langbewaarde zeden, dat ontroert meest het hert van alwie met eene gevoelende, dichterlijke ziele begaafd is.

Arm volk, arme landaard, door karakterlooze bespotters zoo dikwerf beleedigd en veracht; edele gedachten, onbegrepen door de nieuwerwetsche hervormers, die er te klein voor zijn!

Doch, laat ze lachen, laat ze grijnzen, wij, wij zijn Vlamingen, wij dragen diep in 't gemoed den heiligsten eerbied, de vurigste bewondering voor dien ouden ‘rimram’ ons door 't voorgeslacht overgezet, we zullen er trouw aan blijven en hem aan lieve, vlaamsche kinderen overlaten.

Ja, gansch verkeerd wordt door velen ons land beoordeeld.

De vlaamsche kermissen, bij voorbeeld, zijn bekend de wereld door, niet in hunne volle liefelijke waarheid, eilaas! maar veeleer onder hun minst eigenaardig oogpunt.

Vele schilders der tijden van kunsthernieuwing, zoo men die noemt, verstonden den edelen kant der vlaamsche zeden niet. Zij zijn het, die door hunne alomverspreide, kunstvolle werken de gebreken en niet de hoedanigheden des vlaamschen volks wereldberoemd hebben gemaakt.

Wie kan in de afzichtelijke dronkaards van Brouwer, Teniers en Ostade het kalm, vastberaden karakter onzer vlaamsche boeren vinden?

Gelijken onze feesten waar vader, moeder en kinderen meestal vreedzaam een glaasje bier gaan drinken, of geleken zij ooit ten volle aan de walgelijke tooneelen door die schilders als ‘vlaamsche kermissen’ met voorliefde geschetst?

Neen, alle Vlaming weet dat nooit het algemeene eergevoel hier zoo laag daalde en dat men veeltijds de uitzondering voor den regel genomen heeft.

Doch klagen wij niet te veel: hebben sommige kunstenaars slechts losbandigheid en ruwe lompheid uit onze zeden afgeschetst, edeler penseelen wisten de bevalligheid van het vlaamsche meisje, de weerdigheid onzer huismoeders en de kracht des vlaamschen mannen-karakters wonderwel te malen.

De pen, die evenals het penseel in onze streek tooneelen van treffend realismus zoekt, zal veeleer bevallige tafereeltjes ontmoeten dan walgelijke schouwspelen: Vlaanderen is het land niet dat eene letterkunde kan voeden gelijk die welke uit het zuiderland gevloeid, thans de lekkernij van zoovele lezers uitmaakt.

Laat ons dus putten in dien rijken schat van ware landschap- en karakterschilderingen.

Het beschouwen van het schoone dat wij van

[pagina 100]
[p. 100]

in onze jeugd rondom ons gezien hebben, zal ons die eigene zeden met meer eerbied leeren oordeelen en met meer kennis doen bewonderen.

Ziet eens, bij voorbeeld, de processiedag, dat feestgetij zoo dikwijls voor ons heengegaan; hebben wij wel ooit bemerkt en nagedacht wat poëzie verborgen ligt in zijne toebereidselen en zijne viering, welken zoeten indruk deze plechtigheid op alle vlaamsche gemoederen maakt?

Reeds lang te voren is het huisje net gewit binnen en buiten. De gordijntjes zijn gewasschen; moeder heeft ook gezorgd dat de beste kleederen van gansch het huisgezin vlekkeloos en in orde zijn.



illustratie
de overvaart, naar c. gregory.


Elk verwacht met ongeduld dien schoonen dag; de vaandel-verhuurder is voorbij gereden met zijne veelkleurige vlaggen en nu staan er eenige gereed in eenen hoek te wachten tot dat zij vreugdevol boven duizend hoofden zullen mogen wapperen. De speelachtige knapen bezien die met gretig oog, geerne zouden zij er mede soldaatje en parade spelen, doch de eerbied weerhoudt hen.

Koekebrood en wat lekkers, hesp of gerookt vleesch liggen in de spinde verborgen, gereed om het feest ‘smaak’ bij te zetten. Een goed glaasje bier zal er zijn, dus al wat de nederige vlaamsche werkmansvreugd uitmaakt.

En, als het gebeurt dat een der meisjes of der knapen in de processie mag gaan - welke

[pagina 101]
[p. 101]

zorg voor het strijken, wasschen; het witte kleed, den sluier en alle de noodige toebehoorigheden. Wat bekommernis voor die jonge hertjes! Wat kloppingen van vreugdige verwachting!



illustratie
de brusselsche hondenmarkt, naar o. eerelman.


Ook gansche gebuurten, gansche straten zijn in de weer. Een autaar of een zegeboog moeten er opgericht, allerlei versierselen, vlaggen, bloemen en groente bijgebracht en geplaatst worden. In ons Vlaanderen heerscht zoo veel goeden, kunstrijken smaak! Men weet er zoo wel het balsemend sparregroen, de lieve heide en korenbloemtjes, het moesloof zelve passend en streelend voor het oog aan te wenden. Op de dorpen legt men wegeltjes, lieve voetpaden aan, waar de bladen der vuurroode kol en der hemelblauwe koornbloeme, der gele boterbloemtjes met die van vele andere veldbloemen, rijke, prachtige tapijten teekenen. In de steden, vooral in de kleine wijken, brengt men gansche karrevrachten lisch, riekend kruid, linde en sparretakken aan. Een lieve, gezonde geur walmt uit dat afgesneden loof en hout als dien van wierook en specerij. De kinderen huppelen rond de werklieden, die ernstig beraadslagen, meten en schikken; de vrouw, met den zuigeling op den arm, komt in hare opene deur staan om te zien hoever de lustige bezigheid gevorderd is, en zij toont haar kindje het blijde groen, de schoone bloemen, waarnaar het lachend de handjes uitsteekt.

[pagina 102]
[p. 102]

Men brengt, men voert, men draagt, men klopt, al lachen en schertsen, al neuriën en zingen.

Vooral als 't schoon weder is, dan doet het windje met eenen adem van blijheid de wimpels fladderen, de zonnestralen glimlachen tusschen de kleuren der veelsoortige versierselen en pronkstukken. Aller gemoed is opgeruimd, aller herte klopt vreugdig.

Op den dag der processie, in de arme wijken der stad, verdwijnen de gevels der huisjes onder loof en boomtakken. Beeldjes, printen, ouderwetsche familiegedenkenissen van allen aard worden uit keuken en kamer gehaald om rond de deur gehangen te worden. Men ziet Poniatowski nevens Napoleon den grooten, Paul en Virginie met Baekeland en Cartouche prijken nevens alle slach van heiligenbeeldjes, bloemvazen, wonderflesschen en andere voortbrengselen der smakelooze verduldigheid van de verledene eeuw. Al wat de geringe werkman bezit gebruikt hij ter versiering.

's Voormiddags gaat elk op zijn best gekleed naar de hoogmis, buiten moeder die den pot kookt en eenige mannen die de laatste hand aan de versiering leggen.

Zoohaast na het noenmaal, zit elk aan zijn deurtje om de voorbijgangers te zien aankomen.

Weldra zijn de straten vol gejoel en gedommel. Die voorbijwandelen, bezien op hun gemak de tentoongestelde ‘meesterstukjes’; de kinderen piepen, schreeuwen, fluiten; de appel- en koekenkoopvrouw zingt haren aanlokkenden roep: ‘Koeken en eieren!’ - ‘Al van centen met korenten!’ Keersen en noten prijken nevens zoetekoek en suikerbollen op de kleine kraamtjes tot bekoring der kleinen, die moeder niet gerust laten, voor dat zij hun feestgeschenk ontvangen hebben.

Wat vreedzaam, wat liefelijk tafereel!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken