Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

[Nummer 24]

Onze gravures.

De nieuwsgierige.

De kleine Fanny zou wel eens een brief willen schrijven aan haar Oom-Jan, maar de groote zaak is wat ze toch wel in dien brief zou vertellen.

Kleine Fanny is zoo als sommige jonge schrijvers die wel eens een verhaal, een roman of gedicht zouden willen op het papier brengen, indien zij maar wisten wat er op te zetten.

De kleine is echter slim; zij heeft een brievenboek gevonden, waaruit zij eenige frasen zal trachten bijeen te brengen en dewijl zij vermeent dat er maar één brievenboek in de wereld bestaat, dewijl zij er nooit een ander zag dan 't geen in haar bezit is, hoopt zij wel dat het lieve bedrog nooit in het licht komen zal.

Het boek staat voor haar, zij heeft de pen op het papier...

Wat zal Oom-Jan veistomd staan als hij dien schoonen brief lezen en denken zal, dat kleine Fanny hem heeft saamgesteld!

‘Piep, piep, piep!’ roept de kleine musch, die aan hare kooi onthuppeld, vrij in de kamer rondfladdert en weldra op den rand van de tafel gaat zitten.

Fanny wendt het hoofd om en de musch ziet haar met hare kleine verstandige oogen aan.

Mij noemt men kriekendief, schijnt ze te zeggen; maar kleine Fanny is een letterdief, en de schelm schijnt te lachen.



illustratie
de nieuwsgierige, naar henriette brown.


Noch de musch, noch het kind zegden een

[pagina 186]
[p. 186]

woord, maar het was alsof zij eene samenspraak in hunne gedachte hielden.

‘Dat zult ge zeker aan iedereen gaan vertellen?’ denkt het meisje.

‘Alsof de musschen zoo praatziek waren als de meisjes!’

‘Nu zult ge nog zwijgen, maar als het zomer wordt, het zonneke warm schijnt en het venster wordt opengelaten, zult gij de vlucht nemen.’

‘En wat dan?...’ spotlacht de musch.

‘Dan zult gij naar het huis van mijn Oom-Jan vliegen en gij zult hem gaan zeggen wat gij hier gezien hebt.’

‘Piep, piep, piep!’ lacht de musch: ‘En wat zou mij dat geven? Neen, de musch is praatziek en steelt, dat is waar, maar zij is rechtvaardig, zij laat anderen ook stelen, en dat doen de menschen niet: die stelen ja, maar ze dulden niet dat anderen stelen!’

‘Gij zult dus niet verraden aan Oom-Jan dat ik dien brief niet zelf opstelde?...’

‘Piep, piep, piep! Oom-Jan zal het toch weten.’

‘Hoe dat?’

‘Niet door de musschen, maar door u zelf; musschen kunnen zwijgen, menschenkinderen niet.’

Dat is de waarheid: of brengen de meeste menschen hun eigen leed niet aan den dag, zooals Fanny ook doen zal?

De hoflakei.

Hier zijn wij tot diep over de ooren in het hofleven van een duitsch prins- of hertogdommeke, dat er een hof, met eenige oude gegalonneerde kreeften, op nahoudt, om op gegeven oogenblikken aan de edelgestrenge heeren hofraden, professoren, vrijheeren, ritmeesters en majoors wat slappen thee, wat dunne limonade en een vingerhoed Rijnwijn aan te bieden.

De oude lakei, dien wij op bladz. 188 zien afgebeeld, is eene echte type, een goede, brave kerel die van de receptie van gisteren avond eenige krakelingen en bitterkoekskens in den zak heeft mogen steken en die, nu zijn genadige meester een dutjen doet en misschien eene ronksymphonie speelt gelijk de gemeenste schoenlapper uit de buurt, buiten het paleis gaat, om in eene kleine achterbuurt zijne zuster, eene eerlijke timmermansvrouw, met een bezoek te vereeren.

O, de kleinen weten juist wanneer er in het paleis receptie heeft plaats gehad: den dag nadien komt de oude oom met zijn dood eerlijk gezicht, zijn hoogen hoed met breeden gouden band, zijn rok met gegalonneerden kraag en met knoopen bezet, waarop allerhande adellijke monsters staan afgeprent! Ze zien hem komen, de kleinen, want ze weten wel dat er in de diepe zijzakken allerhande dingen zitten, die hun even goed smaken als de geblankette gravinnen, de blozende freules en de perkamenten hofraden.

Men zou de houding en de uitdrukking van den ouden lakei en de kinderen niet beter weergeven dan de kunstenaar Woltze gedaan heeft, die door dit tafreeltje alléén getoond heeft een fijn en geestig opmerker te zijn.

Verplichtend onderwijs.

David Col heeft hier een geestig tafreeltje voorgesteld. Het paar heeft met Filax en Azor eene wandeling naar buiten gedaan, om den eersten eens op geduchte wijze ‘goede hondsche manieren’ te leeren. Filax, zoo beweert de driftige meester, heeft geen manieren voor een fatsoenlijken burgermanshond, en hij zal hem deze eens met den rotting inprenten, in afwachting dat hij het verplichtend onderwijs ook op Azor zal toepassen.

‘Verplichtend’ is echter een onaangenaam woord, niet alleen voor menschen, maar zelfs voor honden, omdat zonder den priegelstok, welke verplichting dan ook, niet kan ingevoerd worden of ingevoerd blijven, en zelfs de geplaagde dan nog middel vindt om soms de plagerij te ontspringen.

De nijdige, brutale en hooghartige meester heeft, na zijn blinkenden hoed en schoonen jas aan zijne niet minder bitsige Mevrouw in bewaring te hebben gegeven, den armen Filax bij den pels gegrepen en hem in het water gesmeten, en nu gebiedt hij hem met dreigende stem en dreigenden stok, te zwemmen en het stuk hout te apporteeren dat op het water vlot.

Nu gehoorzaamt Filax nog, maar meester ‘verplichting,’ dus meester ‘dwingeland’ vergeet dat er nog een andere kant is aan het rivierke, die onbewaakt blijft. Terwijl dus de rotting aan dezen kant van het water manoeuvreert, zal Filax hem langs den anderen ontspringen, den ruigen pels schudden en als een pijl zoo snel, recht naar huis schieten.

Vaarwel, verplichtend onderwijs! Het blijft altijd waar wat vader Cats zegt, en 't is waar voor de honden gelijk voor de menschen: ‘want een gebied van enkel dwang, en duurt gemeenlijk niet lang.’ De menschen in een grondwettelijk land stemmen, de honden bijten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken