Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een duister verleden.
Uit het hedendaagsch leven.
(Vervolg.)

XI.

Een doodelijke angst maakte zich van Donation meester, toen hij San Marco in beraad zag staan om binnen te treden, maar om zich heen ziende, bemerkte hij een half openstaande deur en hij stond reeds op om zich daarlangs te verwijderen, toen hij met blijdschap ontwaarde, dat de Italiaan zijn weg vervolgde.

Als men ons nu vraagt door welk toeval San Marco zich te Echternacht was komen neerzetten, kan onze opheldering zeer kort zijn. Na den stoutmoedigen aanslag, die hem de brieventesch van zijn vriend verschaft had, had hij zich nog slechts even in Brussel vertoond, daar het verblijf in die stad slechts gevaren en hoegenaamd geen gewin kon aanbieden. In het bezit van ten minste tachtig duizend franken in bankbiljetten, zag hij zijn toekomst verzekerd en was hij er slechts op bedacht in eenig afgezonderd plaatsje rustig te gaan leven. De keuze van dat verblijf hield hem lang bezig en hij kon tot geen besluit komen, toen hij een tapperij binnengetreden zijnde, twee Luxemburgers in hunne taal over hun land hoorde spreken. Daar hij duitsch kende, mengde hij zich in het gesprek en vroeg hen naar een en ander. De een was van Bollendorf, een dorp in de nabijheid van Echternacht, en hij sprak met opgetogenheid van die kleine stad en de vallei der Sûre, een bekoorlijke en vischrijke rivier. Onze man vatte terstond het plan op zich in die afgelegen streek te gaan vestigen, waar het hem gemakkelijk zou vallen zijn oponthoud te verklaren door een hevigen hartstocht voor het visschen met den hengel en desnoods voor het teekenen, waarin hij eenigszins bedreven was. Reeds den volgenden dag legde hij zijn plan ten uitvoer en na verloop van weinige dagen werd die hartstocht, van geveinsd als zij was, des te daadzakelijker omdat hij iederen dag zeer veel visch ving. Gelijk wij reeds gezegd hebben had hij in het voornaamste hotel der stad zijn intrek genomen onder den naam van Charles Fielding, dien hij reeds gedragen had en in staat was te wettigen - en leefde zeer stil en afgezonderd. Na verloop van weinige weken had hij, beleefd en vriendelijk tegenover iedereen, de sympathie van de geheele bevolking gewonnen. De burgemeester zelf droeg hem groote achting toe, hetgeen alles zegt.

Daags na zijn aankomst te Echternacht liet Donatien zich, onder den naam Philippart, aannemen onder de arbeiders die aan den aanleg van de spoorweglinie werkten, en kweet zich goed van zijn taak.

Hij had zijn intrek genomen in een kleine herberg dicht bij het hotel van San Marco, zoo dat hij tijdens zijne uren van rust de gewoonten kon bestudeeren van den man, tegen wien zijn woede gestaag toenam, naarmate hij de hinderpalen bespeurde, die zich aan zijn wraak in den weg stelden; - want wij hoeven ongetwijfeld niet te doen uitkomen hoe moeielijk zijn positie was, met het oog op de noodzakelijkheid waarin hij verkeerde, om de rol van arbeider naar behooren te vervullen en dit te vereenigen met een bespieding, die de grootste omzichtigheid vorderde. Voorzeker, hij zou duizend tegen een gewed hebben, dat ieder ander dan San Marco hem niet herkend zou hebben, maar hij wist bij ondervinding, dat zijn gewezen medeplichtige met een geheel bijzonder zintuig begaafd was om degenen, die zijne gangen bespiedden, te herkennen, in weerwil van alle middelen, die men kon aanwenden.

Wij hebben reeds vroeger gezegd, hoezeer Pauline's echtgenoote verheugd was toen hij vernam, dat San Marco uit visschen ging, hetgeen noodwendig zijn oponthoud op geheel eenzame plekken medebracht. Maar toevalligerwijze verliepen er Verscheidene dagen zonder dat Luigi zich met zijn geliefkoosde uitspanning bezighield. Hij bleef op zijne kamer en ging alleen uit om de dagbladen in het Casino te gaan lezen. Hij had namelijk een lichte koude gevat en vreesde de frischheid, die aan den waterkant heerscht.

Op zekeren morgen eindelijk, bij het aanbreken van den dag, ging hij uit met zijn hengel in de hand; maar hij was vergezeld door een kleinen jongen, die zijn mandje droeg.

Dit duurde een geheele week.

Reeds den eersten dag gaf de burggraaf voor zich aan den rechterarm gekwetst te hebben, om een voorwendsel te hebben van niet meer te werken en vrij over zijn tijd te kunnen beschikken. Altijd twee wapens bij zich dragende die hij kon noodig hebben - een revolver en een ponjaard - doolde hij onder de boomen, welke overal de heuvelen bedekken, die de rivier bestrijken. Van daar zag hij duidelijk zijn dief, maar behalve dat deze steeds door zijn klein knechtje vergezeld was, waren er altijd voorbijgangers of landbouwers in den omtrek.

Die voortdurende teleurstellingen deden den burggraaf nu eens schuimen van woede, dan weer in een diepe moedeloosheid verzinken en hij begon op andere middelen te peinzen. Al de plannen op te sommen, die hem voor den geest kwamen, zon onmogelijk en overigens overbodig zijn, want hij erkende er de ongerijmdheid en de gevaren van.

 

Intusschen greep er iets plaats, dat een geheele verandering in de gewoonten van San Marco te weeg bracht.

Een brusselsche familie kwam in het hotel ‘het Hert’ logeeren en reeds den volgenden morgen verspreidden zich al hare leden langs de beide oevers van de Sûre, om er zich met visschen te vermaken. Zonder die menschen nu persoonlijk te kennen, herinnerde Donatien zich hen menigmaal in Brussel gezien te hebben, in den schouwburg, op de wandeling enz. terwijl hij in gezelschap was van San Marco. Het kon niet missen of deze moest dezelfde opmerking gemaakt hebben als hij, en daar hij niet de voorzorg gebruikt had zijn zoo karakteristiek voorkomen te wijzigen, moest hij vreezen erkend te worden. Dit was dan ook blijkbaar het geval, want onze visscher verscheen niet meer aan de open tafel en ging slechts des avonds uit zonder evenwel de stad te verlaten.

XII.

Eens echter zag Donatien zijn gewezen medeplichtige een weg opgaan, die langs het kerkhof liep en uitkwam op een Kalvarie, overschaduwd door een groep boomen en vanwaar het oog het bekoorlijk gezicht, dat de kleine stad van den H. Willebrord aanbiedt, omvatten kan. Hij volgde hem met een kloppend hart. Zou hij hem eindelijk hebben? Hij meende er reeds Zeker van te zijn, toen zich eensklaps een verliefd paar vertoonde, dat langzaam op en neer wandelde.

Eindelijk verwijderde zich het paar.

Donatien juichte in zich zelven. O! nu was het lot van den booswicht beslist, die zich tegenover hem schuldig gemaakt had aan eene misdaad, die in zijne oogen alle andere in boosheid verre overtrof!

Nieuwe teleurstelling! San Marco staat op van de bank, waarop hij gezeten was, terwijl te gelijk eene vrouw van den anderen kant nadert. Zij kruisen elkander: hij stapt een bewoond straatje in, zij gaat het kerkhof op - waar zij neerknielt op een versch gevuld graf, dicht bij een prachtvol gedenkteeken.

Den volgenden avond staat Donatien opnieuw op den uitkijk in de straat, waar het hotel ligt. San Marco gaat uit. Hij volgt hem en ziet hem niet alleen dezelfde richting inslaan van daags te voren maar ook op dezelfde bank plaats nemen en met het hoofd in de hand geleund mijmerend voor zich uit staren. De burggraaf heeft slechts eenige honderd passen te doen om hem te naderen en met zekerheid te treffen, toen eensklaps het paar van den vorigen dag verschijnt. ‘O!’ morde Donatien woedend, ‘men zou zeggen, dat satan, zijn heer en meester, hem beschermt.’

Kort daarna gaat zijn vijand, door een bittere bespotting van het noodlot, op twee passen afstands van het boschje voorbij, waarin hij verscholen ligt en hij kan niet handelen! Voorzeker, hij had hem kunnen dooden en daarna gemakkelijk ontsnappen, maar wij weten, dat hij een tweede doel had, het voornaamste in zijne oogen; weer in het bezit geraken van zijn geld dat de Italiaan zonder twijfel bij zich droeg; hij kende hem te goed om hiervan niet overtuigd te zijn.

‘Dit is bepaald zijne lievelingsplaats,’ besloot Donatien, ‘en hij zal er dus gewis terugkomen..... Vroeg of laat moet zich derhalve een gunstige gelegenheid opdoen..... De drommel hale die verliefden! waarom kiezen zij geen andere plaats om elkander te ontmoeten!’

[pagina 304]
[p. 304]

In plaats van San Marco den volgenden avond te volgen, ging Donatien in den omtrek van het kerkhof in hinderlaag liggen. Hij zag zich in zijne verwachting niet teleurgesteld: de Italiaan verscheen eene sigaar rookende en ging zijne gewone plaats op de bank innemen.

De burggraaf verkeerde in eene geweldige spanning en leende gretig het oor naar de zijde, van waar het paar gekomen was, dat tweemaal de uitvoering van zijn voornemen had verhinderd.

Het uur waarop de jonkman en het jonge meisje zich te voren vertoond hadden, was sinds lang geslagen; waarschijnlijk was de samenkomst uitgesteld. Van den anderen kant scheen de Italiaan geen haast te hebben om terug te keeren. Alles ging dus naar wensch.

Er bleef de diepste stilte heerschen, maar de maan was opgekomen en verspreidde een helder licht.

Eindelijk stond San Marco op en bereikte de plek, waar degene verscholen lag, die hem met den ponjaard in de vuist bespiedde.

Hij ging voorbij.....

Ter zelfder tijd verliet Donatien zijne schuilplaats en op de tonen voortsluipende, legde hij de hand op den schouder van zijn gewezen vriend, die zich omkeerde als had een adder hem gestoken.

Nauwelijks had hij deze beweging gemaakt en met een verschrikten blik den man bezien, die voor hem stond, of hij werd door een dolkstoot getroffen en viel onder het slaken van een woest gesmoord gebrul op den grond.

Donatien boog zich over hem heen, met opeen geklemde tanden deze woorden lispelende:

‘Valschaard! gij hebt mij erkend, niet waar?..... Dat was ook mijn doel..... Daar, daar!’

En hij stiet hem herhaalde malen zijn wapen in de borst.

‘Hij is goed dood,’ zegde hij in zich zelven. ‘Wij zullen nu eens zien!’



illustratie
een duister verleden. - Het graf, dat spreekt.


Met koortsachtige haast begon hij hem nu te doorzoeken maar hij vond niet wat hij zocht. Hij begon op nieuw, geen brieventesch, geen geldwaarden, alleen een porte-monnaie en een horloge.....

Als verlamd door deze verpletterende teleurstelling bleef hij roerloos naast het lichaam van den verslagene staan.

Deze toestand was evenwel van korten duur; hij herkreeg weldra de heerschappij over zich zelven.

Wat zou hij aanvangen met dat lijk, hetwelk daar midden op den openbaren weg lag? Hij behoefde voorzeker niet ernstig beducht te wezen van verdacht te worden, maar behalve dat hij zeer voorzichtig was, had hij van de ondervinding zoo vele lessen ontvangen.....

Terwijl hij besluiteloos om zich heen zag, viel zijn oog op den reeds opgeworpen heuvel waarvan wij gesproken hebben. Hij herinnerde zich daarbij zekere geschiedenis, die San Marco hem verhaald had en hij besloot hiermede zijn voordeel te doen.

Voor alle voorzichtigheid droeg hij het lichaam dadelijk op het kerkhof. Juist had hij het neergelegd, toen hij een schup bemerkte, dien de doodgraver had laten liggen. Hij nam dien ter hand en begon den heuvel op een paar voet diepte uit te graven. Hij wierp er den Italiaan in, en met helsche vreugde bedekte hij hem met aarde. Hij was juist begonnen met deze plat te trappen toen zich een geluid van voetstappen deed hooren..... Hij zag dezelfde vrouw verschijnen, die daar drie dagen te voren geweest was.

Het was een oude, brave koopvrouw uit de stad, die kortelings haren man verloren had en ter volbrenging eener gelofte op gestelde dagen, na het sluiten van haar winkel, op het graf van den overledene kwam bidden.

Zoodra Donatien haar bemerkt had, verschuilde hij zich achter een groot steenen kruis. Hij zag haar neerknielen, uit haar zak een rozenkrans halen....

Bijna op hetzelfde oogenblik sprong zij echter met al de teekenen van den hevigsten schrik op, slaakte een doordringenden gil en viel als van den donder getroffen achterover.

Zij had gekerm uit het graf hooren opstijgen.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken